De Gulden Passer. Jaargang 20
(1942)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 261]
| |
Vanden drie blinde danssen
| |
[pagina 262]
| |
du temps présent) en ‘vanden drie blinde danssen’ (La Danse aux Aveugles)Ga naar voetnoot(3). De vertaler van beide gedichten is onbekend. Van het eerste gedicht konden wij, behalve bij Graesse, nergens een spoor of vermelding aantreffen.
* * *
‘vanden drie blinde danssen’ is een inkunabel die berust op de Koninklijke Bibliotheek van KopenhagenGa naar voetnoot(4). Dit even eigenaardig als interessant poëem - waarop wij hier even de aandacht willen vestigen - is een der zeldzame gedichten in het Nederlandsch dat, in een vrij harmonische afwisseling, poëzie en proza bevatGa naar voetnoot(5). Het is tevens karakteristiek voor een dichtsoort die wij zouden kunnen noemen ‘dansgedicht’. Het begrip dans met betrekking tot de poëzie kennen wij uit de doodendansen, maar hier dansen de menschen niet alleen voor de allegorische voorstelling van Mors, maar eveneens voor deze van Cupido en FortunaGa naar voetnoot(6). In een ‘liefdedans’ een ‘geluksdans’ en een ‘doodendans’ symboliseert de dichter voortreffelijk de drie dwingende en fatale machten waaraan ieder mensch offeren moet. Het gansche gedicht speelt zich af in het kader van een droomGa naar voetnoot(7), welke een gemakkelijk psychologisch middel is om | |
[pagina 263]
| |
dingen te omringen of op te roepen, die anders bezwaarlijk kunnen gesuggereerd worden aan den gewonen lezer. Dit is b.v. het geval wanneer men de geheimen van een andere wereld, of het mysterievolle en het huiveringwekkende van den dood wenscht uit te beelden. De Middeleeuwen hebben steeds belangstelling getoond voor stukken waarin de droom of het visioen frisch stuwt als een bekoorlijk-poëtische strooming, waarin zielsvervoering en geestes-verrukking gelukkig door elkaar vloeienGa naar voetnoot(8). Daar dit poëma niet uitgegeven werd veroorloven wij ons hier een korte uiteenzetting te geven van het verloop er van, waarbij we zooveel mogelijk den schrijver zelf aan het woord laten, met verwijzing naar den Franschen tekst; waarbij de verzen niet genummerd werden, en wat het proza betreft, doorloopend weergegeven werden om ruimte te sparen.
* * *
‘vanden drie blinde danssen’ doet aan als een ‘disputatio’ tusschen den dichter en zijn verstand, waarvan bij den aanvang, beknopt, de inhoud als volgt weergegeven wordt: ‘Om dese materie die licht is te verstane
Soe heeft zij vier capittelen 'Eerst
drie elc van enen dans. Den eersten
van venus ende cupido Den anderden van fortu
ne oft auenture. ende den derden den dans der
doot. Dat vierde capittel begrypt de reme
| |
[pagina 264]
| |
dien up elc. Welcke materie half dicht half
prose gheordineert is In maniere van dyalo
gus dat is een tale ende andwoirden tusschen
twee persoenen. te weten tusschen den acteur
dat is den ghenen die twerc ghemaect heeft
ter eender zide ende sinen verstande ter ander side...’
Dit is niet terug te vinden in het Fransche gedicht dat wij onder oogen gehad hebbenGa naar voetnoot(9). We zien hoe de dichter ‘up een scoen auenstonde’ zoo diep aan het nadenken is, dat hij in een wonderen droom geraakt. Zijn verstand verschijnt hem en openbaart hem dat al de menschen die dansen uit te voeren hebben in hun leven. (cf. afb. p. 265).
De ‘acteur’ wordt in een groote zaal gebracht: om te anscouwen de scoene ghemeene
voirghenoemde danssen So volchde
ic mijn verstant alsoe ick alrenaest
mochte Soe langhe dat wij quamen in eene
langhe groote wide zale. In welcke na dat
mij dochte alle menschen sedert adams tijt
tot dat eynde der werelt hadden te samen moghen
staen. Welcke sale tripartijt. dat is te
segghen in drye groote parcken beschoten en
de ghedeylt was. Inden eersten van welke
parcken biden inganc ghemaect stont eenen
hoghen costeliken ende wel verchierden throon
Mit alle properheden van bloemen ende anders
sins In welken throon een ionc naect prinche
gheseten was mit eender croone op thooft
| |
[pagina 265]
| |
Houtsnede die voorkomt op de titelbladzijde.
| |
[pagina 266]
| |
hebbende twee vloghelen an elcke sijde eenen
mit verbonden ooghen. in deen hant hebbende
eenen ghespannen boghe. in die ander een trosse
oft ghebont cleyns ghescuts. Ter rechter hant
van welcken prinche eene vrouwen persoen
seer rikelic verchiert gheseten was houdende
in die stede van eenen ceptre oft conincliken
stock eenen fackel oft brant vuers wyens
mantel besayt was mit vlammekijns Op elc
eynde van desen percke stonden twee speelres
elck houdende een diuersch instrument som
mels een soet melodieux gheluyt gheuende die
een speelre was eens mans persoen houdende
eene sacpipe. Die andere was eender suuerli-
ker vrouwe persoen mit eender luyte. Al
dit parck was anderssijns vol volcs van
alrehande staten condicien lande conincriken
ende vreemde contreyen Also wel van mannen
als vrouwen persoenen wt indien. caldeen.
macedonien. syrien. ende turkien. als duytsche
walsche. ouerlantsche. als nederlantsche tale...’Ga naar voetnoot(10)
* * *
In de eerste afdeeling dansen de menschen voor den geblinddoekten Cupido. ‘Tverstant’ verstrekt volgenden uitleg: | |
[pagina 267]
| |
[pagina 268]
| |
‘Die ionghe prince sittende inden throon is ghenaemt cupido god der liefden De vrouwe houdende den barnenden fackel oft brant vuers ter rechter zide is venus goddinne syn moeder De speelder mans persoen is ydel begheerte De vrouwe persoen mitter luyte heet ledicheyt. Dit is te samen den dans vanden god der liefden’Ga naar voetnoot(11). Dit alles vindt men terug op de houtsnede, afgebeeld op p. 267. Wanneer, op een teeken van Cupido, de muziek tot zwijgen gebracht is, begint de god der liefde aldus te spreken: ‘Cupido ben ic wt myns selfs cracht
Der mineurs god een prince van macht
Here der hertten die vriheit begheren
Onder mij so hebbict al ghebracht
Niement en leeft bouen mij gheacht
Ouer al strect mijn domineren
Nature mach my qualic ontberen
Hier omme moet sij mi fauoriseren
Want ic hoer kinderen doe verenighen
Om generacie bet te menighen’Ga naar voetnoot(12)
* * *
In de tweede afdeeling wekt de muziek tot den dans voor de geblinddoekte Fortuna, welluidend als volgt beschreven: ‘Ende omme deswille dat tusschen den eersten ende den anderen percke luttel weechs was ende niet verre verscheyden en stonden Soe quamen wij ter stont inden inganc | |
[pagina 269]
| |
vanden voerscreuen anderen percke. Inden welcken eene ghecroonde conighinne sadt mit een ansicht half wit als crijt. ende die ander side swart ghelijc een kole het scheen dat sij lichtsinnich ende ongheduerich was.Ga naar voetnoot(13) | |
[pagina 270]
| |
dit dede sij wt eenen ghepassioneerden ofte eenwillen moet recht ic wilt doen. Niet achtende begrijp noch murmuracie. Ende want ick voer dyer tijt van alsulcker vrouwe genoech hadde ghehoort segghen die welcke ick eendeels wt hoiren abite vercleedinghen manieren ende anderssijns ghenoech alsdan bekende Soe ne haeste ic hier of mijn verstant niet te vraghen maer bleef ymmaginerende in mij seluen mijn verstant dit anmerckende seyde aldus. Ghij arbeyt te vergheefs want hoe wel ghi eens deels ende wat vander vrouwe weten moecht Nochtans soe ne kendi alle hare condicien niet. ᗭ Acteur Ic gheloefs wel. Mij dunct dat dauenture is. Omme deswille dat hoir anschijn van twee verwen is Ende sij een wiel oft een rat in hoiren handen heeft. ᗭ Tverstant Dat is waer het is vrouwe auenture ᗭ Acteur wie sijn de speelluyden mitten trompetten ᗭ Tverstant De hoichste op den pilaer alre rijckelijcst ghecleet staende is ghenaemt Gheluc Daer omme heeft hij een silueren trompette Ende die an der scamel piper staende beneden inden hoeck mitter houten pipe is ghenaemt. Ongheluc ᗭ Acteur Ende die ioncfrouwe gheuende den prijs oft danc hoe is die ghenaemt ᗭ Tverstant Die heet destinacie oft toescickinghe.Ga naar voetnoot(15) Die de stede van hoirer vrouwen sommels bewaert ᗭ Acteur Is sij van manyeren als hoer vrouwe ende meestersse ᗭ Tverstant ya sij noch meer noch min. Sommels is sij vriendelick ghenoechlick ende soete sommels wreet spitich ende stuer veel gheuenijnder dan eenighe slanghe ᗭ Acteur De luyden van alsoe vreemde nacien hoe moeghen sij versamen in dit parc. ᗭ Tverstant Biden trompers gheluc ende ongheluc ᗭ Acteur Het schijnt dan dat auenture groote | |
[pagina 271]
| |
macht heeft ᗭ Tverstant Ic ne wille hoire macht louen noch misprisen ghij sullet noch wel weten ᗭ Acteur. Catho de poete en approbeert nochtans niet den staet der auentueren hij verbiet dat mense niet blint noemen ne soude ᗭ Tverstant ya in alsoe verre als de mensche van quaden regimente is. ᗭ Acteur Daer staet ghescreuen dat de wijse beheren can alle constellacien oft alle gheneghentheyt der planeten Aldus soe ne mach auenture scaden noch baten ᗭ Tverstant Het is een andere zake die inclineert oft gheneyghentheyt maect inden mensche. Dan ten is vander auenture. waeromme ghij nv hooren sult van hoirrer macht ᗭ Acteur Nae dese woorden soe began auentuere hoir proposicie aldusGa naar voetnoot(16). De houtsnede, afgebeeld op blz. 272, stelt alles samenvattend voor. Ten slotte hebben we de beschrijving van den derden dans, nl. van den Dood, met een samenvattende voorstelling weer op een houtsnede: ‘Aldaer wij vele wonderlijeker saken saghen dan ye te voiren Ic sach aldaer tfautsoen eender creatueren twelcke bet een monstre inder natueren sceen dan eens mans of vrouwen persoen gheleeck. het en hadde noch vleesch noch bloet anders dan gebeente Dese naecte creatuere was gheseten op eenen osse lansem ende traechlic voortgaende hebbende anden hals een slapelaken. Ende de persoen op | |
[pagina 272]
| |
[pagina 273]
| |
den seluen osse sittende hadde eenen langhen strael ende bloedich gescut in sijn hant sijn oeghen waren mede verbonden ghelijck cupido ende fortune hier te voren. Voer desen persoen stont een ioncfrouwe slechtelic ghehult ghecleet mit eenen bepluymden tabbaert ende eenen bleeken ansichte Dese vrouwe hadde in hoer hant een banniere van rooden syndale Daer inne mit grooten swarten letteren ghescreuen stont. | |
ᗭ AntroposVoer deser ioncfrouwen ghinc een oudt kael man mit eenen langhen baerde houdende in syn hant een bomme ende in sijnen mont een beenen fluyte Ende achter den voerscreuen osse ghinck een ander mans persoen. Niet al soe oudt int schijnen spelende op een hoirnken accorderende op den eersten speelman Den inganck des parcs was seer breet ende wijt. Maer den wtganck was nauweGa naar voetnoot(17) enghe ende smal Alle nacyen wt vreemde landen van alrehande ouderdom ende ghewasse quamen nae tgheluyt van den voerscreuen instrumenten danssen binnen den voerscreuen percke. Ende de ghene die in beyde voerseyde eerste percken ghedanst hadden quamen int eynde hoiren lesten dans ende rey doen in desen percke. Nye mensche eens ghecomen binnen desen voerscreuen percke en ghinc weder om wt den seluen ter dueren al daer hij inne quam dan alleenlic | |
[pagina 274]
| |
doir den nauwen wtganck. Int cruypen doir welcken ganghe die danssers wordden alsoe mat mismaket ende moede dat sij ommachtich ende impotent bleuen sonder lijf oft lit te mogen verroeren beroeft van alle inwendighe ende wtwendighe crachten. Dit ansiende so was ick ommatelijck seere veruaert verscrict ende als een verbaest mensche began ick te roepen aldus Och wat vreemder ende vreseliker gheual wyens oeghen souden moghen ansien ofte hertte ghedencken dese leelike afgriselike figuere Eylaes wie sal gheliden moghen die perssinghe vandien enghen ganghe. wye ist hij en sal tranen wtstorten suchten ende beuen. wie soude lachen die ouerdencket dat hij nae den dans doer alsulken nauwen gancxken cruypen ende sijn lijf aldaer ommachtich ende ongheuoelick laeten moet...’Ga naar voetnoot(18). Tverstant verstrekt verder volgenden uitleg: ‘Siet de leelike figuere sittende op den osse Is de doot die op den traghen osse ende beeste sit. Nochtans soe en is ter werelt mensche beeste voghel noch gheenrehande ghedierte hoe snel van loope oft vlueghe ende hoe trachliken den osse voert gaet hij en scietse ende gheraectse mit sijnen strael die alsoe sterc is datter niet teghens en hout. want sij doet de voghelen wter lucht vallen de visschen wtter zee driuen. andere beesten wormen ende ghedierten wt hoiren nesten holen ende speloncken omme altesamen te ghedien ende redigeren in airde ᗭ Acteur wie sijn de twee pipers ᗭ | |
[pagina 275]
| |
Tverstant Den ouden caluwen is ghenoemt outheyt. Ende die ander blazende den hoiren is ghenaemt accident oft gheual. want dese twee sijn de principale speelres elcken bringhende an desen dansse. ᗭ Acteur Die ghene die ghedanst hebben oft danssen anden twee voirleden danssen oft an eenigen van dien moeten sij al an desen dansse comen Tverstant Seker ia si. weder si ghedanst hebben oft niet sij moeten al te samen hier comen Daer omme draecht den osse een cleet twelc beteykent tgraf ᗭ Acteur Hoe heet de vrouwe oft wye is sij die den standaert draecht daer inne ghescreuen staet dat woirt antropos ᗭ Tverstant Het is de bode vander doot ghenaemt siecte de welcke in eene corte wile dicwijl den dans reet maect voir menighen menschen ende voir de sommighe toeft sijGa naar voetnoot(19) eenen sekeren tijt Ende twort antropos beteykent den naem van harer meestersse die deynde des leuens is ᗭ Acteur Waeromme en wederkeeren niet die danssers wt den percke doer de groote poirte daer doire daer sij inne quamen sonder in alsulcker grooter armoede doir den nauwen wtganc te moeten cruypen. Tverstant Omme deswille dat de ruymme poorte heet creacie oft gheboorte de menichfuldich is gelijc de poorte wijt is. Ende den wtganck ter contrarien heet corrupcie ofte verderffenisse beide dese moetmen ingaen sonder wederkeeren. Ende de twee pipers te weten ouderdom ende gheual hebben macht | |
[pagina 276]
| |
[pagina 277]
| |
alle de danssers voort te doen springen tot buten der dore van den voerscreuen enghen ganckGa naar voetnoot(20). (cf. afb. op blz. 276). * * *
Na heel wat beschouwingen en raadgevingen in verband met de dansen en hun allegorische beteekenis, zien wij dat, aan het einde van het gedicht, de schrijver-vertaler zich noemt:Ga naar voetnoot(21) ‘Dyn scamel scoelkint ende clercxken martijn’
Dit is ook alles wat wij over hem wetenGa naar voetnoot(22). De wending herinnert aan het slotvers van Michault: ‘Escolier & Disciple Michault’
* * *
Heeft dit beroemd gedicht van Michault invloed uitgeoefend? Evenals de kerngedachte van ‘Pas der doot’ terug te vinden is in ‘vanden drie blinde danssen’ zoo ook lijkt ons Jan Van den Dale's ‘de Wre vander doot’ (Brussel, Thomas Van der Noot, ± 1516), eenige verwantschap te vertoonen met dit poëem. Wij willen hier niet onmiddellijk van bron gewagen daar het behandelen van gelijkaardige motieven wel meer voorkomt in de Rederijkerskunst. De Rederijkers hebben immers vaak gepoogd een min of meer nieuw geheel te scheppen uit reeds voorhanden zijnde bouwstoffen. Of Van den Dale wellicht het Nederlandsch gedicht zou ge- | |
[pagina 278]
| |
kend hebben, kan hier niet eens uitgemaakt worden, evenmin of hij iets afwist van Michault.Ga naar voetnoot(23) Er zijn bij Van den Dale vele versregels die herinneren aan Michault, echter komt het daarbij slechts zelden tot een textueele overeenkomst.Ga naar voetnoot(24) Het ‘vergier’ van Van den Dale, zoo vol frissche jeugd en overdadig leven en zoo typisch middeleeuwsch; de heerlijke genoegens en het stralend geluk, waarin hij zich bevindt, bij den aanvang van zijn gedicht, herinneren aan Michault.Ga naar voetnoot(25) Een uitvoerige ontleding zou ons hier echter te ver leiden. Er zijn ook talrijke en groote verschillen waar te nemen bij Van den Dale: er is bij hem geen afwisseling van poëzie en proza. Waar Michault nog grootendeels zijn gedachten en gevoelens omsluierd houdt met een weelde van allegorieën, hebben wij bij Van den Dale meer het onmiddellijk beleven, het rechtstreeksche voelen en denken. Ook aesthetisch staat Van den Dale hooger. Nergens vertoont de vertaler van ‘vanden drie blinde danssen’ de lyrische vlucht van ‘de Wre vander doot’; hij bereikt niet de strophische sierlijkheid van Van den Dale noch dezes beklemmende en pathetische wanhoop in het doodendansgedicht. Ten slotte weze ook opgemerkt dat dit poëem ‘vanden drie blinde danssen’ ook belangwekkend is om de scenische mogelijkheden welke het biedt. Zelden was een kunst zoo nauw verbonden met het volk als deze der Rederijkers en ook hier zou ze zich makkelijk leenen tot een volksche voorstelling.Ga naar voetnoot(26) |
|