De Gulden Passer. Jaargang 20
(1942)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *27]
| |||||||||||||||||
1. - Miniatuur in Psouter ‘van Gwijde van Dampierre’, f. 9v (Brussel, Kon. Bibl., hs 10607). Zie blz. 213.
| |||||||||||||||||
[pagina *28]
| |||||||||||||||||
3. - Kerstvreugde: het herdersvolk danst. Randverluchting, f. 21v in Graduale geschreven bij de Predikheeren te 's-Hertogenbosch voor hunne Antwerpsche confraters, 1515. (Gent, Predikheeren, Noviciaat). - Zie blz. 216.
| |||||||||||||||||
[pagina *29]
| |||||||||||||||||
2. - Dans van het herdersvolk (Boerendans) bij de Verkondiging van Jezus' Geboorte. Verluchte bladzijde in een getijdenboek. Zie blz. 216.
| |||||||||||||||||
[pagina *30]
| |||||||||||||||||
4. - Band van Antoon van Gavere, Brugge; met Boerendans I. (British Museum). Zie blz. 221.
| |||||||||||||||||
[pagina *31]
| |||||||||||||||||
5. - Band van Antoon van Gavere, Brugge; met gedeeltelijk geprente Boerendansfries I. (Brugge, Potterie-Godshuis). Zie blz. 222.
| |||||||||||||||||
[pagina *32]
| |||||||||||||||||
6. - Band van Lodewijk Bloc, Brugge; met Boerendans II. (Londen, verz. E.Ph. Goldschmidt, nr 107). Zie blz. 224.
| |||||||||||||||||
[pagina *33]
| |||||||||||||||||
7. - Gentsche band met Boerendans III tusschen paneelstempels: ora pro nobis sancta dei genitrix en een ‘24-dierenpaneel.’ (Museum Plantin-Moretus). Zie blz. 226.
| |||||||||||||||||
[pagina *34]
| |||||||||||||||||
8. - Boerendans IV tusschen twee indrukken van een ‘24-dierenpaneel’ op een band in Stadsbibl. Douai. Zie blz. 228.
| |||||||||||||||||
[pagina *35]
| |||||||||||||||||
9. - Boerendans IV tusschen paneelstempels S. Jan-Baptist en S. Anna-te-Drieën. (Museum Plantin-Moretus). Zie blz. 231.
| |||||||||||||||||
[pagina *36]
| |||||||||||||||||
10. - Boerendans V, middenvak van een drieledigen paneelstempel met S. Jan Baptist en S. Michiel.
(Stadsbibl. Mons). Zie blz. 233. | |||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||
De boerendans op Vlaamsche boekbanden
| |||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||
de cornemuse. Ces personnages sont courtauds et d'allure assez grotesque. Ils sortent des bordures des livres d'heures.’ En daarbij een verwijzing naar een randverluchting in het straks nog te citeeren Missaal van Poitiers. Maar is het niet vreemd dat ook deze auteur geen woord verliest over de beteekenis van den boerendans? De lange paneelstempel, de fries, (15,5 tot 18 mm. hoog bij 72,5 tot 77,5 mm. lang) stelt voor, in zijn verschillende gedaanten - en er zijn er toch slechts vijf, geenszins ‘velerlei’ - een optocht: vooraan stapt een speelman, een zakpijper, een man met een doedelzak; misschien is hij juist aan 't blazen maar even omkijken of het gezelschap wel volgt doet hij ook; bij een slip van zijn kleed houdt hem een kerel, in kolder en kaproen, die een averechtschen sprong doet: laat hij den speelman niet ontglippen, hij wil ten minste even gaarne de vrouw meetroonen, die het centrum is van de groep, van de belangstelling der gezellen en van het paneeltje: een kloek wijf, zwaar gekleed en gekapt, die veeleer dan te dansen even staan blijft en spil is van den dans en maat en verband houdt onder de zotte springers; naar haar toe, aan hare andere zijde, wipt nog een man, die ook het vijfde wiel aan dezen raren wagen in beweging brengt en in de goede richting: hij heeft een dikzak bij den pols gegrepen en dwingt hem gelijken tred, gelijken stampsprong te houden om, wil het de vrouw, mannen-gelijk vooruit te komen. Vooruit: vlak vooruit, u te gemoet, om u mee te nemen in den rondedans of, pas op, om u erin te sluiten. Men denkt aan de dansende boeren van Pieter Brueghel; het vijftal van den paneelstempel, speelman incluis, ziet er wel uit als die; maar er is een detail dat minder verklaarbaar voorkomt. De beide mannen naast de vrouw houden hun buurman vast; maar al reiken ze ook een hand naar de vrouw, zijzelf, met uitgespreide armen, vat niet hun hand maar wuift rechts en links met een doek, een sluier, een wimpel, een lint, wat weet ik, dat de mannen te pakken krijgen. Is dit toevoegsel niets anders dan een trukje van den stempelsnijder om ledige ruimte aan te vullen? Wat voeren de vrouw en haar makkers uit met die lappen? Wat hebben zij halsdoek of gordel noodig terwijl zij een rondedans beginnen en meer zekerheid zouden hebben hielden | |||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||
ze elkaar bij de hand? Zijn die op-en-neer geslingerde sluiers obligaat speelgoed bij een bepaalden figuren-dans, - misschien iets als de attributen bij den ‘dans om den ring’ gegraveerd door Israhel van Meckenem?Ga naar voetnoot(1). Dienen ze als kleurige vlaggen waarmee wordt gewuifd om aan het vreugdebetoon meer losheid, meer leute te geven? Hier zouden we bij een specialist in vijftiendeeuwsche dansvormen ons licht moeten opsteken. Vijf varianten, vijf verschijningen, zegden we, heeft de boerendans-fries; alle vijf met de vijf personages: een vrouw met twee manslie aan weerszijden; zoudt gij den boerendans zien met slechts vier personages - dat gebeurt een zeldzamen keer - dan is 't dat de stempel slechts gedeeltelijk op den band werd geprentGa naar voetnoot(2); en bij alle ongegeneerdheid van vele oude boekbinders, die het met het stipt aansluiten of het op elkaar ingrijpen, het over elkaar heen loopen van stempels en strepen niet zoo nauw namen, hadden zij ook, desnoods, kunstgrepen genoeg om het te laten voorkomen alsof zoo een fries net ten einde was waar ze te lang werd om tusschen twee paneelstempels te passen; dan viel, bij de dansfries, ‘het vijfde wiel aan den wagen’ er af, ofwel zelfs de speelman. De beide eerste ‘verschijningen’ van den boerendans op Vlaamsche boekbanden, de Brugsche, de oudste, nrs I en II, zijn het gemakkelijkst uit hare drie navolgingen te onderscheiden: de optocht, zakpijper vooraan, gaat naar links - naar den rug van het boek, als de dansfries op het voorplat werd geprent in de breedte. En de sluiers, waarmee de vrouw wuift, hangen neer. Nr I (16 × 77 mm.)Ga naar voetnoot(3) wordt gebruikt door Antoon van | |||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||
Gavere; nr II door Lodewijk Bloc. Dat van Gavere en Bloc elk met een andere matrijs werken is, behalve aan andere geringe verschillen in de teekening, b.v.b. die van de sluiers, ook hieraan te zien dat het vijfde personage zijn arm horizontaal uitsteekt in I terwijl zijn hand tot in den bovenhoek zwiert bij II. Naar rechts gaat de optocht in de drie overige varianten, nrs III, IV en V, spiegelbeelden, ten naaste bij, van I en II. Nr III (16 × 72.5 mm., 17 × 72 mm.) is licht te herkennen aan de verder gespleten mouw van het laatste personage; de sluiers van de vrouw hangen neer, als in I en II; de speelman heeft het wat eng in het hoekje, waarin hij moet opstappen. Dit nr III wordt gebruikt door Jan Rikewaert, te Gent, en vermoedelijk ook door andere Gentsche binders. Nr IV (17.5 × 72.5 mm., 18 × 74.5 mm.) heeft insgelijks een karakteristieken vijfden gezel - hij zou Lamme kunnen heeten: slapjes hangt zijn rechterarm neer en het springen gaat hem kwalijk af, hoe zijn buurman hem ook meesleure. Op èn neer wippen ditmaal de sluiers in de handen van de vrouw en óp die van hare naaste gezellen. Dit nr IV wordt gebruikt te Gent, door Pieter de Keysere en door nog anderen; maar ook te Mechelen, door Jan Tys; en misschien ook te Leuven, ik weet niet door wie; alles in dezelfde jaren. Zoodat er volkomen trouwe kopijen van IV zullen bestaan hebben: uiterst zorgvuldig nagesneden of in metaal afgegoten matrijzen. Nr V biedt geen opvallend verschil met IV, tenzij dat ‘Lamme’ er zijn aangezicht haast geheel naar u toewendt, terwijl hij in IV wordt gezien in profiel. Bij nader toekijken is er echter een zeer beduidend verschil met de vier vorige boerendans-stempels; het zit hem niet in de teekening maar in het feit dat V niet, als de andere, een afzonderlijke stempel is doch het middendeel uitmaakt van een grooten, drievoudigen paneelstempel: links, dus boven den boerendans, een Sint-Jan-Baptist; rechts, dus eronder, een Sint-Michiel die den draak verslaat. Vermoedelijk is het te Leuven, dat met dezen drieledigen paneelstempel wordt gewerkt. Slechts éénmaal - bij mijn weten - wordt hij gebruikt samen met een met bindersnaam geteekenden paneelstempel, namelijk met dien van den Bruggeling Jan Coene, maar dit zal wel een eeuw nà Coene gebeurd zijn en dan waarschijnlijk niet te | |||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||
Brugge; zoodat wij den drievoudigen paneelstempel S. Jan-Baptist-boerendans-S. Michiel geenszins Coene's mogen heeten. Laat ons nagaan oorsprong en beteekenis van den boerendans; daarna de banden bekijken, waarop de vijf verschillende matrijzen werden geprent, zoodat we ook zien, of ware 't soms maar gissen kunnen, waar, door wie en wanneer de vijf stempels worden gebruikt. | |||||||||||||||||
MiniaturenDe Tweede Blijde Boodschap, die van de engelen aan de herders op Kerstnacht, wordt voorgesteld in Vlaamsche miniaturen, reeds in de 13e eeuw, met nadruk op de vreugde waarmee ze, naar het gebod, wordt ontvangen. In een evangeliarium uit de 10e eeuw (Brussel, K.B., hs 9428) gaat een van de drie herders aan 't dansen, terwijl zijn makkers vroom den grooten engel aanhooren, die in hun midden is verschenen - immers naar het evangelisch verhaal (Luc. II), waar de engel ‘groote vreugde’ boodschapt. Zie het meesterlijk synthetisch schilderijtje f. 9v in den Psouter ‘van Gwijde van Dampierre’ of ‘van de graven van Vlaanderen’, (Kon. Bibl. Brussel, hs 10607; zie de reproductie, fig. 1)Ga naar voetnoot(1) juweel van verluchtkunst, bij het einde van de 13e eeuw ontstaan in het toen nog wel Dietsche Sint-Omaars: een herder ontvangt de hemelsche verkondiging; een zakpijper, die op stelten loopt, kijkt om en noodigt de onzichtbare komenden uit - alle volgende geslachten - tot verheuging in dit heil. Het thema zal, zoo niet algemeen, toch drie eeuwen lang gebruikt worden waar, in getijdenboek, brevier en missaal, verluchting is aan te brengen bij hymne en gebed van Kerstmis. De aanwezigheid van den man met den doedelzak volstaat om het begrip vreugde uit te drukken, niet alleen om, samen met de kudde schapen, den stand en het bedrijf van de herders aan te duiden; op het pijpen van den doedelzak springt | |||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||
immers het landvolk in den dans - dat geeft nog Brueghel ons te zien en ook nog David Teniers. Menig miniaturist laat in 't vervolg een herder naar den doedelzak grijpen waar de Geboorte wordt aangekondigd, al is het gezelschap niet noodzakelijk aan den dansGa naar voetnoot(1). Een algemeene regel is het nochtans niet, den dans van het landvolk voor te stellen bij de verkondiging van de Geboorte; Willem Vrelant's atelier vergeet zelfs den zakpijper bij de herders, die naar den engelenzang luisterenGa naar voetnoot(2). Zoo doen ook Fransche miniaturistenGa naar voetnoot(3). Het komt later een enkele maal voor, dat de miniaturist bij de Verkondiging aan de herders een randverluchting plaatst, die wel vreugde beteekent en spel en dans voorstelt, maar waarin het boerenvolk vervangen is door putti.Ga naar voetnoot(4) In enkele handschriften met merkwaardige Vlaamsche verluchting, bij enkele Fransche miniaturen ook zal men boerenvolk zien dansen op het pijpen van den doedelzak, telkens bij een voorstelling van Kerstnacht. Zoo was er, in de Tentoonstelling van Oude Vlaamsche Kunst, Antwerpen, 1930 (zie Catalogus, IV, bl. 19) een uit een | |||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||
handschrift losgemaakte, zeer schoone miniatuurGa naar voetnoot(1), die voorstelt een rondedans van mannen en vrouwen terwijl de speelman tusschen de schapen staat; de groep is de omlijsting van een Geboorte, een nachtscene. Het meest luisterrijk voorbeeld van een dergelijke verluchting ziet men in Breviarium Grimani, fol. 44 (in de groote kleurenreproductie, Leiden, 1904-1910, pl. 82): het is er de omlijsting, de ‘vignette’Ga naar voetnoot(2) van een bladzijgroote miniatuur die voorstelt het Ara Coeli-visioen: de sibylle van Tibur wijst den knielenden keizer de verschijning van de Maagd met het Kind in den hemel. Daar omheen, een teekening in goud op bruinen grond: onderaan dansen vier mannen en twee vrouwen hand aan hand; de speelman met den doedelzak staat hoogerop, in de weide met schapen; en de eerste danser wijst zijn gezellen op het wonder in den nachthemel: een ster zoo groot en zoo klaar, dat een engel erin komt gloria zingen. Voor den tekst is er op deze heerlijke bladzijde toch nog een dubbel plaatsje overgebleven tusschen het sibylle-tooneel en de Blijde Nacht: daar beginnen de Kerstzangen Christus natus est nobis, Venite adoremus. Tegenover deze dubbele verluchting, op fol. 43v, ook een bladzij-groote miniatuur: de Geboorte, het Kindje aanbeden door zijn Moeder, door een schare engelen en door pas toegekomen herders. De boerendans op fol. 44 is dus ook hier geenszins een door een gril van den miniaturist gekozen voorstelling als randverluchting maar een illustratie van Kerstvreugde, bij Kerstnacht. V. Leroquais, Les Sacramentaires et les Missels manuscrits des bibliothèques publiques de France, III, Parijs, 1924, p. 186 en pl. XCIV, reproduceert, uit een Missaal van Poitiers (Parijs, Bibl. Nat., ms lat. 873) met kalender van de abdij te Moutierneuf, | |||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||
2e helft 15e eeuw, de bladzijde fol. 21, waar begint Puer natus est nobis. In de initiaal P wordt de Geboorte voorgesteld; in de randverluchting, de herders die opkijken naar drie zingende engelen; onderaan, drie mannen en drie vrouwen die dansen hand aan hand; springen de mannen, de vrouwen houden hun fatsoen en volgen kalm; alle zes personages hebben een mei op hoed en kap steken; de speelman met den doedelzak zit naast hen; het tooneel is een weide met schapen, buiten de stadspoort. De plaat heeft dit onderschrift: ‘Scènes de la Nativité - Ronde champêtre’.Ga naar voetnoot(1) Een boerendans van denzelfden aard ziet men in een (Fransch-Vlaandersch?) getijdenboek in handschrift, niet zoo bijzonder artistiek verlucht maar juist daarom een waardevol getuige voor de, weze het dan matige, verspreiding van de voorstelling van Kerstvreugde betoond door volksmenschen: zie de reproductie, fig. 2.Ga naar voetnoot(2). Levendig, haast zoo onstuimig als, later, bij Brueghel, is de dans van twee mannen en twee vrouwen in de zeer verzorgde randverluchting, die hier wordt gereproduceerd; zie fig. 3. De herders hebben hunnen staf neergeworpen; rustig grazen de schapen voort ondanks de drukte van de menschen; in een afzonderlijk hoekje pijpt gewetensvol de speelman met den doedelzak, alsof 't alleen voor het genoegen ware van den ram, die hem komt aankijken. Dit fraai stukje miniatuurkunst sluit een bladzijde af waarop, bij den aanvang van Puer nobis natus est, de Verkondiging van de Geboorte aan de Herders wordt geschilderd, namelijk fol. 21v van een groot graduale, deel I, tekst en muziek geschreven (en ook verlucht?) op perkament, door broeder Nikolaas van Rosendael, in het Predikheerenklooster te 's-Hertogenbosch, voor de Predikheeren te AntwerpenGa naar voetnoot(3) | |||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||
in 1515, - een van de zeldzame overblijfselen van koorboeken en bibliotheek der Antwerpsche Dominikanen. Het prachtig handschrift, in twee deelen, bewaard in de oorspronkelijke witzwijnslederen banden, berust in de bibliotheek van het noviciaat der Predikheeren te Gent. | |||||||||||||||||
Illustratie van gedrukte getijdenboekenGedrukte Fransche getijdenboeken hebben het motief soms wel, soms nietGa naar voetnoot(1). Het is afwezig in de houtsnede, die voorstelt de Verkondiging aan de herders, in Hore b.v. Marie, Parijs, Thielman Kerver, 1522, hoewel een tekst, onderaan deze illustratie, een gebod tot spel bij Kerstvreugde en tocht naar Bethleem bevat: Comment lange dist aulx pastours
Joye et esbat soit demene
Courres / en bethleem le cours
Car le filz de dieu y est ne.
Een houtsnede, f. b 7, in een getijdenboek gr. in-8o, uitgegeven door Anthoine Verard, te Parijs (de tafel der veranderlijke feestdagen, ‘Petit almanach pour vingt ans’, vóor den kalender, begint met 1488), stelt de Verkondiging aan de Herders aldus voor: naar de vijf zingende engelen kijken drie herders op; diegene met den doedelzak blaast niet meer maar betuigt met opgeheven hand zijn ontroering; op den voorgrond zijn vijf mannen en drie vrouwen hand aan hand aan 't dansen; en dat zij van plan zijn den boom in hunnen kring te sluiten is duidelijk. | |||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||
Een houtsnede met hetzelfde onderwerp, toch anders behandeld, laat op den voorgrond drie herders - en een vrouw gekleed als een dame - opkijken naar de drie engelen terwijl, van deze groep gescheiden door een ‘tuin’ in vlechtwerk, op den achtergrond, drie mannen en een vrouw, boerenmenschen, hand aan hand in een ronde springen, houterig genoeg, op het pijpen van een doedelzak.Ga naar voetnoot(1) In een getijdenboek gedrukt door Philippe Pigouchet voor Simon Vostre - de ‘Almanach’ begint met 1501 -, ook in een Heures de Notre Dame uitgegeven door Gillet Hardouyn, worden criblé-gravuurtjes gebruikt om sommige bladzijden onderaan af te sluiten; een daarvan stelt voor twee herders en twee vrouwen aan den dans; waar ze mekaar bij de hand houden plaatst de teekenaar een boom erachter, duidelijk om de ruimte tusschen de personages aan te vullen.Ga naar voetnoot(2) Trouw naar het evangelieverhaal wordt in onze oude Kerstliederen gezongen van de vreugde bij de herders. Zoo in het lied Hets een dach van vrolicheden: God den harderkiin ontboot
des nachts al by hooren beesten
by den engel blyscap groot...Ga naar voetnoot(3)
In Ons is een kyndekyn geboren: Groet licht scheen inder selver tiit
doe Ihesus wert geboren
die herdekyns worden seer verbliit
al uter enghelen scaren...Ga naar voetnoot(4)
| |||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||
En in O herders laet u bocxkens en schaepen: Comt, laet ons gaen besoecken, in doecken,
dat kindeken teere, des werelts heere,
die van onse kudden
den wolf sal schudden,
die voor ons in een cribbe leijt,
soo heeft ons den Engel geseijt.
Die herders songen,
die lammekens sprongen,
die aerde was vol van vreucht;
sij songen Godts glori en deucht,Ga naar voetnoot(1)
.........
Dat de herders aan den dans gingen op hunnen tocht naar Bethleem en toen zij den pas geboren Jezus hadden aanbeden vernemen wij in Ghegroet so si die maghet soet:Ga naar voetnoot(2) Die harderkens ghingen al te samen
so lang dat si te Bethleem quamen
daer si dat kindeken vonden;
si songen, si sprongen, si waren blij,
si wiechden dat kint met melodij,...
De doedelzak, het ‘moeselken’ verschijnt eerst in de liederen van de 17e, van de 18e eeuw, waar de herders met spel en zang en met simpele offeranden het Kindje komen eeren; zie Herders hy is geboren (van Duyse nr 495), 4e strofe; en Wat zang, wat ktang van d'engelsche schaeren (nr 503), 6e strofe. Laat hetgeen wij hier hebben waargenomen volstaan. Wij onthouden er uit dat de ‘boerendans’, dien wij, in vijf varianten, geprent zien op Vlaamsche boekbanden, een herdersdans is, een betuiging van volksche Kerstvreugde naar evangelisch gebod, zooals Vlaamsche miniaturen hem meesterlijk hebben voorgesteld, Fransche ook - daar gaat het minder zwierig, boerscher en minder jolig toe - en ongeveer zooals enkele gedrukte Parijzer | |||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||
getijdenboeken er een hadden in hunne illustratie. Vonden Vlaamsche stempelsnijders modellen genoeg om zich heen om de boekbinders te bedienen met de lange paneelstempels, die wij als ‘boerendans’ kennen, in werkelijkheid hebben zij zich aan éen model gehouden, aan dat van Antoon van Gavere.
* * *
De Broeders van het Gemeene Leven, in het Sint-Martenshuis, te Wesel, versieren hunne banden, bij het einde van de 15e eeuw, met een paneelstempel die voorstelt de Geboorte van Jezus, het stalleke van Bethleem, met Maria en Jozef en een engel in aanbidding bij het Kindje, en op den achtergrond herder en kudde; daar omheen: Iste liber ligatus est wesalie // in domo Sci martini // ob laudem xpi. Gaude homo // Jhs xps nato est.Ga naar voetnoot(1) In het laatste deel van dezen tekst, niet in het beeld, wordt herinnerd aan Kerstvreugde. Is de vorm der opdracht van het binderswerk, Christus ter eere, overgegaan van het Weselsche Fratershuis, een Nederlandsche stichting, naar de Brugsche ambachtslieden en hebben dezen het Gaude homo vertolkt in den paneelstempel met den boerendans? Of heeft Wesel iets aan Vlaanderen-Brabant, aan Brugge ontleend? Want de ob laudem-formule wordt gebruikt allereerst, zou men zeggen, te Brugge, door Antoon van Gavere, Willems zuene (1459-1505); zij wordt er overgenomen door Jan Guillebert ‘die men heet Meese’ (1465-1489); door Lodewijk Bloc, Guillebert's leerling (1484-1529); door Willem van den Velde, ‘Wilhelmus de Campo’ (1481-1536)Ga naar voetnoot(2); door | |||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||
Jan van der Lende (Linde) (1464-1493) en door zijn leerling Lieven BloemaertGa naar voetnoot(1); te Gent door Victor van Crombrugghe en door Joris van Gavere (een oudere en een jongere of beiden); te Antwerpen door Gosuinus Daventrie (niemand anders, meen ik, dan ‘meester Goossen den boeckbinder’, die in de Sint-Lucasgilde komt in 1492 en werkt voor O.L. Vrouwekerk in de jaren 1502-1526)Ga naar voetnoot(2); ook door Jan Bosscaert; en door den uit Brugge gekomen Joos Van Lede. Niets natuurlijker dan dat Broeder Jan van Wesel, ‘Frater Johannes de Weesalia’, priester, een van de Broeders des Gemeenen Levens, even goed als het Weselsche Fratershuis, de formule gebruikt in zijn naampaneel, en het ‘et matris eius’ erbij.Ga naar voetnoot(3) De boerendans gaat echter niet altijd samen met de ob laudem-naampaneelen. | |||||||||||||||||
Boerendans I, van Antoon van Gavere, BruggeDe Boerendansfries I, (16 × 77 mm.) - zie bl. 179, komt voor, telkens met een van Antoon van Gavere's paneelstempels, die met zijn naam in het omschrift zijn geteekend, op deze vier banden:
| |||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||
Het naampaneel, viermaal geprent op elk plat, is datgene beschreven door Weale, R. 313; ook de boerendans staat viermaal op voor- en achterzijdeGa naar voetnoot(3). Antoon van Gavere's boerendans ziet men ook op een fraaien band in het Museum Plantin-Moretus, die bevat Augustinus, De Civitate Dei, geschreven op perkament, in 1497Ga naar voetnoot(4). De grootere paneelstempel, viermaal op elk bandvlak, is er een van een type dat even later zeer verspreid werd in replieken en varianten: een dubbele rij dieren in ranken, met als omlijsting een slingerende tak met dieren in de bochtenGa naar voetnoot(5). Een tweede fries tusschen de paneelstempels is die met de heilige Margaretha. | |||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||
Deze band kan veilig aan Antoon van Gavere toegeschreven worden. | |||||||||||||||||
Boerendans II, van Ludovicus bloc, Brugge.Vier banden waarop de Boerendans II (20 × 79 mm.) voorkomt samen met een van Ludovicus Bloc'sGa naar voetnoot(1) naampaneelen:
| |||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Boerendans III, van Johannes Rikewaert, Gent.Nr III (zie blz. 212) is spiegelbeeld van I, den boerendansstempel van Antoon van Gavere. Nóg meer opvallend dan daarin is de vijfde man, wiens arm-zwaaien nu sterker accent krijgt door de breede, gespleten mouwen. Eén bindersnaam is met dezen Boerendans III verbonden: op een band (Antwerpen, verz. Emiel van Hoof) waarvan slechts het achterberd overblijft - rug en voorzijde werden vernieuwd - staat de fries tusschen twee indrukken van een paneelstempel, die voorstelt de Boodschap aan Maria, met dit omschrift in kapitalen: ecce ancilla dn̄i || fiat michi secvndv̄ verbv̄ | |||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||
tvv̄ || ioh̄es rikewaert || me lingavi in gandavoGa naar voetnoot(1). Deze band bevat N. de Orbellis, Super sententias compendium, Parijs, J. Barbier voor J. Petit (z.j.?)Ga naar voetnoot(2). Johannes Rikewaert is vermoedelijk de Gentsche Jan Ryckaert, wien Paul Bergmans een bericht wijdde in Biographie Nationale, - de Jan Ryckaert, die het eerst door Gustave Caullet werd herkend als de binder met het IR-merk en den schaapherderstempel,Ga naar voetnoot(3) - de Jan Ryckaert filius Kerstiaens, boucbindere, die, volgens aanteekeningen van Victor van der Haegen in het Stadsarchief te Gent, het huis De Mane, in de Corte Munte, koopt in 1512, dit huis als borg stelt bij de regeling van het vereffenen van een schuld aan den Antwerpschen drukker Willem Vorsterman, in 1516, en drie jaar later De Mane, ‘daer hy vercoopere inne woont,’ weer van der hand doet. In schepenbrieven, in rekeningen van Stad en andere besturen, wordt de binder steeds genoemd Jan Ryckaert. Heeft hij aan een vroegere schrijfwijze Rikewaert zelf verzaakt - of was die ook een vergissing van den stempelsnijder van zijn Boodschap-paneel? Bedenkelijk is echter dat op de Gentsche IR-banden, doorgaans weliswaar grooter dan 8o-formaat, nooit paneelstempels worden gebruikt, noch de boerendans, noch de vier-dieren-fries van Rikewaert. Het blijft dan een vraag: is Rikewaert Ryckaert? En wie is het, die vele Gentsche banden versiert met Rikewaert's boerendans? Want deze fries gaat af en toe samen met enkele grootere, naamlooze paneelstempels, op banden die men telkens als Gentsche herkent aan de rubriceering, het W-merk, de perkamenten schutbladen, de bindsels, de snede. Deze paneelstempels, waarvan Rikewaert's Boerendans af en toe satelliet is, zijn: | |||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Boerendans IV, van Pieter de Keysere, Gent, van Jan Tys, Mechelen, E.A.De vierde Boerendans heeft een laatsten man die, zou men zeggen, nog liever niet erbij is dan wel (zie blz. 212); een wimpel om er mee te wuiven heeft hij niet meer maar die van zijn makkers fladderen nu op èn neer. In het bezit van twee binders, die een van hunne met naam of merk geteekende paneelen erbij stellen, vindt men de matrijs, die wij Boerendans IV heeten, namelijk bij Pieter de Keysere te Gent en bij Jan Tys te Mechelen; maar ze komt ook voor samen met paneelen, die aan geen van beiden met eenige zekerheid mogen toegekend worden terwijl we aan enkele banden, waarop ze woorkomen, kunnen zien dat ze thuis hooren te Gent en wellicht ook te Leuven. Zoodat we moeten aannemen dat het metalen plaatje op korten tijd van de eene werkplaats naar de andere verhuisde, ofwel dat zeer trouwe replieken ervan bestonden. Moeilijker dan bij prenten doorgaans is bij bandstempels uit te maken of er misschien, bij alle overeenkomst in details, toch verschillen zijn in allergeringste bijzonderheden; of de indrukken op het leder voortkomen ofwel van dezelfde matrijs, | |||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||
die, na sleet, door een stempelsnijder, een zegelsteker, ook eenigszins werd opgefrischt; ofwel van twee verschillende matrijzen, uiterst gelijk aan elkaar, hetzij de graveur ze als kopijen van één model hebbe geleverd, hetzij ze door zorgvuldig nagieten werden verkregen. Want het leder bewaart de prente van den stempel slechts betrekkelijk getrouw; van eerstaf kan verschil in de indrukken van dezelfde matrijs ontstaan zijn door allerlei omstandigheden - meer zacht- of hardheid, vochtigheid en daarna drogen van het leder zelf, hitte van den stempel, behandeling van de pers - en verder door later gebruik, door sleet; zoodat men niet meer zou kunnen bevestigen dat twee indrukken, in alles gelijk behalve dan in geringe onderdeden, die slechts bij het aandachtigste onderzoek waargenomen worden, al of niet met dezelfde matrijs ofwel met tweeling-stempels bekomen werden. Bovendien wordt er doorgaans geen kans gegund om de banden zelf met elkaar te vergelijken; en ook de staat van het leder kan de beste wrijfsels en fotos erg ontrouw maken en het scherpste oog verschalken. Men zal er dus op voorbereid zijn, twee of meer ‘staten’, zooniet versies, bij Boerendans IV vast te stellen, waar deze fries blijkt aanwezig te zijn, te Gent, te Mechelen en te Leuven. Boerendans IV staat op den band van Erasmus, Detectio... Opiniones de Coena Domini, Bazel, 1526Ga naar voetnoot(1), tusschen twee paneelstempels: 1. twee rijen van vier dieren in ranken, omschrift: deus dedit || deus abstulit pe XC || sit nomen || domini benedictum; 2. het 24-dieren-paneel (vgl. Weale R. 399), dat begint met deze figuurtjes: hert, eekhoorn... De eerste van deze beide paneelstempels, die met het merk peXC, behoort niet, zooals Gustave Caullet meende,Ga naar voetnoot(2) die hem aantrof op den band van een druk uit 1519, aan den Gentschen boekbinder Petrus Caron; hij hoort toe aan Pieter de Keysere, den bekenden Gentschen drukker-binder, wiens recht op eigendom van het merk door Caullet op verkeerden grond werd afgewezen; men hoeft maar het drukkersmerk van Pieter De Keysere | |||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||
te bekijken om het peXC van den paneelstempel te herkennenGa naar voetnoot(1), terwijl de boekbinder Petrus Caro, Pierchon Caron, zijn naam telkens voluit steltGa naar voetnoot(2). Evenmin als op den band te Kortrijk, door Caullet beschreven, staat de Boerendans IV op een van zes andere banden, die met den peXC-paneelstempel zijn beprent: 1. Brussel, Kon. Bibl., hs. II 6426, Livinus Bauwens, Passionis D.n.J. Chr. exercitium, 1520, samen met een Lat. gedicht ter eere van O.L. Vrouw, 1509; de tweede paneelstempel is de S. Rochus die ook op den band te Kortrijk staat; 2. Gent, Univ.-bibl., res. 644, Erasmus, Lingua, Bazel, 1525; bij het paneel met P. de Keysere's merk staat het 24-dieren-paneel en de grootere S. Margarethafries; 3. Rotterdam, Stadsbibl. en 4. Goldschmidt nr 115, Erasmus, Modus confitendi, Bazel 1524, met dezelfde versiering als nr 4; 5. Gent, UB, res. 1543, Acta Apostolorum (Grieksch), Leuven, 1534 (NK 324 = 1521); naast de peXC-plaat, die met den tekst ora pro nobis sancta dei genitrix en bovendien de kleinere S. Margaretha-fries; 6. Gent UB, res. 967, S. Munster, Dictionarium hebraicum, Bazel, 1523; samen met den peXC-paneelstempel gaat dezelfde S. Michiel, dien men ook ziet op banden van Victor van Crombrugge. Boerendans IV scheidt twee indrukken van het 24-dierenpaneel (hert, eekhoorn...) op den band van Pomerium sermonum quadragesimalium, (Parijs), J. Petit, z.j. (Douai, Stadsbibl., res. C 8o, 628). Een oude aanteekening luidt: ‘Ex dono Joannis Reyphen, N. Picart’, een oudere ‘Fr. Petrus de Molendino.’ Zie fig. 8. Een dergelijke band, in de Stadsbibl. Doornik, bevat hs. XCVIII, Cicero, De Officiis, onderaan den tekst geteekend ‘Carondelet 1512’. Dezelfde functie vervult Boerendans IV bij dezelfde paneelen op de voorzijde van een ‘slappen’ band met over de snede slaande klap; de achterzijde is geheel bedekt met een grooten, in rechthoekige vakjes verdeelden paneelstempelGa naar voetnoot(3). De band bevat | |||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||
L. Valla, In N.T. annotationes, Bazel, 1526, in de Stadsbibl. te DoornikGa naar voetnoot(1). Steeds denzelfden dienst doet Boerendans IV bij een paneelstempel met omschrift adiutorium || nostrum In nomine || domini qui || fecit celum et terram en met twee rijen van vier dierfiguurtjes gescheiden door een loovertak. De band (Gent UB, res. 793) bevat G. Totanus, Fortalitium fidei, Lyon, 1511; de kartons bestaan uit samengekleefde, eenigszins losgekomen bladen papier; op een daarvan leest men o.m.: ‘lieven ghoeris van ghend’Ga naar voetnoot(2). Boerendans IV bij tweemaal een kleiner paneelstempel van denzelfden aard, met hetzelfde, eenigszins anders geschikte omschrift: adiutorium || nostrum in nomine || ... || fecit celum et terram. (Abdij van Berne, te Heeswijk; Fra. Hieronymus de Ferraria. Triumphus Crucis. De Veritate Fidei. Venetië, 1504). Op titel en schutbladen, driemaal een geschreven ex-libris van Arnoldus Dyest, abbas et canonicus Tongerlensis (Arnout Streyters van Diest, 35e abt van Tongerloo, † 1560) en op het 1e schutbl.: ‘Jacobus Veltacker Prepositus In Tongerloo’ (die de 36e abt werd). Dat de Mechelsche boekbinder Jan TysGa naar voetnoot(3) een Boerendans IV heeft gebruikt samen met een van zijn naam-paneelen ziet men op een band in de Utrechtsche Universiteits-bibliotheekGa naar voetnoot(4). En het is mogelijk dat de Cicero-band te Doornik, die aan een Carondelet toehoorde (zie blz. 228) en de band te Douai (zie blz. 228), beide met Boerendans IV bij het 24-dieren-paneel, ook van Tys zijnGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||
Boerendans IV gaat samen met een paneelstempel, dien we door Tys elders gebruikt weten en die voor omschrift heeft deus dedit || deus abstulit || sit nomen || domini benedictum; het boek, een Polydorus Virgilius, Bazel, 1536, is in de Stadsbibl. te Bergen (zie Catal. Expos. Reliures, Mons 1929, no 32). Tusschen twee tamelijk kleine paneelen, een met Wapenen Ons Heeren, omschrift proposito || sibi gaudio sustinuit || cruce̅ oni̅ || confusione contemta en een met dubbele rij van vier dieren, omschrift Deus det || nobis sua̅ pace̅ et || post morte̅ || vita̅ eterna̅ amen, staat de Boerendans IV (18 × 74,5 mm.) op de voorzijde van een band in de Kon. Bibl. te Kopenhagen (1691, 125) Diodoro Siculo, Delle antique historie fabulose, Florence, 1526Ga naar voetnoot(1). Een Boerendans IV (een andere ‘staat’? Hij schijnt 17,5 × 72.5 mm. groot te zijn) tusschen twee indrukken van een paneelstempel met omschrift In te domine || speraui || non confundar || in eternum (Aken, Stadsbibl., 2042/23, Historia Germanorum, z.p.n.j.; het boek was in 1650 in een veiling te Leiden). Een Boerendans IV - maar of het wel dezelfde matrijs is als die we daareven zagen? - tusschen twee indrukken van een paneel met twee rijen van drie draken, omlijsting met ruitjes waarin telkens een kruisbloem: Gent U B, res. 1139, L. Fidelis Nervius, De militia spirituali, Parijs, 1540; oudste eigenaars: Adr. Nokrus, pastoor te Vorst; later de Kartuize te Scheut. Men ziet Boerendans IV ook in gezelschap met een Sint-Jan- | |||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||
Baptist aan 't prediken en met een Sinte-Anna-te-Drieën; de dansfries is langer dan de beide groote stempels hoog zijn. Zie de reproductie, fig. 9, naar een vermoedelijk Gentsch bandje van - vroeger rood - kalfsleder, in het Museum Plantin-Moretus (Erasmus, Familiarium colloquiorum formulae, Bazel, 1524).Ga naar voetnoot(1) Ten slotte heeft Boerendans IV even goed als nr III af en toe een gezel in het fraaie Gentsche paneel met een draak in het midden van loover en bloemen (zie blz. 226).
Zoodat die meest verspreide Boerendans IV een heelen zwerm paneelstempels tot satelliet dient en - vermoedelijk toch in verschillende matrijzen - in handen is van binders te Gent, te Mechelen en - misschien te Leuven. | |||||||||||||||||
Boerendans V in den drievoudigen paneelstempel, LeuvenDat de Boerendans V het middenstuk is van een groote plaat, waarin ook twee andere paneelen zijn gesneden, een Sint-Jan-Baptist die predikt en een Sint-Michiel die den draak verslaat, kan men waarnemen zoowel aan het volmaakt aaneensluiten van de drie gehistorieerde vakken als aan de stipte gelijkheid van dit aaneensluiten en van het omlijnen, wanneer de drievoudige plaat meer dan eens wordt geprent, op voor- en op achterzijde ofwel zelfs tweemaal op elke zijde. Nr. V is overigens een trouwe kopij van nr IV; alleen aan wat graspijltjes zou men eenig verschil tusschen beide matrijzen kunnen merken; en dan aan den vijfden man (zie blz. 212), die een ronde muts draagt hier en blootshoofds is daar. Terecht beschrijven Hulshof en Schretlen, bl. 50-51, dezen drieledigen stempel als ‘plaatstempel bestaande uit twee paneelen gescheiden door een strook...’ maar toch reproduceeren zij de paneelen afzonderlijk en zonder de strook, pl. XXIX. Ik kon vaststellen dat Weale's R 419 geen ander is dan de drieledige plaat met Boerendans V. Dat de drie gehistorieerde | |||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||
vakken slechts éene matrijs uitmaken is zijn anders zoo geoefend oog ontsnapt. Eénmaal trof ik de S. Jan Baptist-boerendans-S. Michiel-plaat aan bij een naampaneel - lacie, bij dit van een boekbinder, die vast sedert een halve eeuw of langer overleden was toen de band werd gemaakt; van een boekbinder, die overigens nog niet bekend is. Op de achterzijde van het boek staat deze paneelstempel (70 × 100 mm.); de middenstrook heeft een opschrift: ioh̅es coene me fecit; aan weerszijden, een rij van drie dierfiguren in cirkels (draak, Lam Gods, pelikaan; aap, draak, vogel); ze staan alle zes zoo dat ze worden gezien van de langere zijden, maar dan staat de tekst ondersteboven. Boven- en onderrand van de matrijs werden een paar millimeter besnoeid, de plaat zelf met twee dikke spijkers vastgezet - op een houten blok, waarschijnlijk; de spijkerkoppen maken twee gaten in de middenstrook met tekst, op de eerste O en op de T. Dit zal niet meer de oorspronkelijke toestand wezen. Het boek is in de Kon. Bibl. te Kopenhagen: Kat. III, 93: Ulr. Hutten, De gaiaci medicina, Menz, 1531. De miniaturist Jan Coene is bekend; maar wie is de boekbinder Jan Coene? Dezelfde? W.H. James Weale, in Le Beffroi, IV, 1872-'73, kent vier Brugsche Jan Coene's: 1e, Meester Jan Coene, Quinten's zoon, schilder, deken, vinder van de gilde der Verlichters, 1397-1408; 2e, diens zoon Jan, ook schilder; 3e, Jan Coene, verlichter, deken van de schildersgilde in 1426-'27 en in 1436-'37; 4e, Jan Coene, schilder, leerling in 1458, enz., overleden 1492. Een van de drie eersten zal de man van het naampaneel zijn; het type van de plaat behoort wel tot de 14e, tot het begin van de 15e eeuw: zie de paneelstempels van Lambertus de Insula, van Godefridus scriptor (G. Bloc), van den Brabander Petrus, van Wilhelmus de Mi, van frater Hubertus ordinis minorum, van Johannes de Dutche, van Vincentius, ja van Johannes Guilebert. En dat de verlichter ook binder is even goed als de scriptor onthielden we toch uit zoo menig voorbeeld. Zoodat wij, in den band die te Kopenhagen is beland, een nieuw geval hebben - en een nieuwe waarschuwing - van een paneelstempel, die nog vele jaren, nog een eeuw lang na den man, wiens naam erop | |||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||
gegraveerd is, blijft gebruikt, werd hij ook wat besnoeid en mishandeld, om banden te versieren. Dat echter de drieledige paneelstempel met Boerendans V in het midden, die van de voorzijde van dezen band, ooit zou hebben toebehoord aan Jan Coene, dit is moeilijk aan te nemen. Gerieflijk als zij was zal de drieledige plaat heel wat gediend hebben. Er is nog een heele rij banden, die ermede prijken:
| |||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||
Bij deze vijftien exemplaren zijn te voegen, 16o, het zooeven vermelde Kopenhaagsche; 17o, de band in South Kensington Museum beschreven door Weale, B 91 (een Antwerpsche uitgave 1529, NK 1136); 18o-19o, de beide exx. beschreven door Hulshof en Schretlen bl. 41 en 50, nr 9, en pl. XXIX (uitgaven 1524 en 1528); 20o, de band beschreven door E. Ph. Goldschmidt, Gothic and Renaissance Bookbindings, nr 166 (Vol. I, bl. 250); en verder de twee banden vermeld door R. Brun in Bulletin du Bibliophile, en waarvan hij mij wrijfsels heeft willen mededeelen: | |||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||
21o, Parijs, Bibl. Nat., rés. B 11517, Missale secundum ordinem fratrum predicatorum, Venetië, 1497; en 22o, in dezelfde bibl., rés, H 2106, B. Lutzenburgus, Catalogus haereticorum, z.p., 1527. In welke jaren werden deze banden gemaakt? - Buiten beschouwing kunnen blijven nrs 13 en 14, herbonden oudere handschriften, en nr 21, een herbonden incunabel; zelfs nr 7, wellicht een latere aankoop. De grootere groep bevat boeken gedrukt tusschen 1525 en 1543; wij kunnen aannemen dat ze werden gebonden c. 1530-1545. Wie de binder was wordt door niets aangeduid; ten ware misschien de rolstempels van nrs 10 en 14 het eens uitbrachten. Geen van deze 22 banden leert met volkomen zekerheid dat de drieledige paneelstempel te Leuven thuishoort; want een bewijs daarvoor is het natuurlijk nog niet dat de drie eerste bevatten drukken van Rescius uit 1532-1534; maar dat de eerste een Leuvensch student als vroegen eigenaar had zegt iets méer; dat de tweede een zeer eenvoudig maar bestendig-Leuvensch merk draagt is welsprekend; en geen enkel van deze vele exemplaren loochent een Leuvenschen oorsprong; terwijl de aard van al deze werken, dat in het Nederlandsch inbegrepen, overeenstemt met wat men in de handen van Leuvensche geleerden en studenten kan verwachten, in de jaren 1530-1545. | |||||||||||||||||
De boerendans op vreemde bandenEr bestaat een Engelsche karikatuur van den Vlaamschen herdersdans en ook die voorstelling is het middendeel van een drieledigen paneelstempel: aan weerszijden het Engelsch koningswapen, met als schilddragers twee engelen bovenaan en twee leeuwen onderaan. In het midden zijn vier apen aan den dans: de voorste speelt doedelzak en van de drie, die volgen en mekaar bij de hand houden, is de middelste gekroond! Ook hier, als in de Vlaamsche voorbeelden, kijkt de speelman om en zijn de tweede en de vierde danser àl attentie voor de middenfiguur. De paneelstempel (60 × 90 mm.) versiert de voorzijde van den kalfslederen band van een Novum Testamentum, Bazel, Froben, 1522. Een reproductie van deze voorzijde in E. Ph. Goldschmidt & Co's prijscatalogus VII, pl. X, waarbij, onder nr 139, een | |||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||
beschrijvingGa naar voetnoot(1). Het boek is thans in de Preussische Staatsbibliothek, Berlijn.
* * *
Het dans-motief heeft nog sporadische verschijningen gedaan in Duitschland. Weale, R. 702: ‘Coeln. Band. Peasants, four men and two women, dancing to the music of bagpipes. From the binding of P. Berthorii Morale reductorium. Basileae, 1515. Cathedral Library, Hereford.’ Maar in de verzameling wrijfsels, die hij thuis hield (en die sedert 1932 in het bezit zijn van den heer G.D. Hobson) bleef het wrijfsel bewaard dat Weale nam van een band in Westminster Abbey Library, T 3. 16 (Constitutiones regionis Anglicanae, Parijs, 1504); het is een lange rolstempel met de zeven personages van zijn R. 702. Goldschmidt zegt over boerendansfriezen, bij de beschrijving van nr 166: ‘Other variants are fairly numerous, and some are engraved on rolls, not on panels. See the roll used by John Siberch at Cambridge (Gray, Cambridge Bookbinders, pl. XXVIII, roll 2) and that reproduced by Theele in Archiv für Buchbinderei, 1926, p. 100 fig. 115, where it is shown side by side with a woodcut border by H. Holbein, from which it appears exactly copied. But Theele says nothing about the book on which it is found, nor about the probable home of that binding.’ Onder German Bindings beschrijft Weale, bl. 44, B 192, K, een rolstempel op den band van een Wittenbergsche uitgave 1571: ‘Roll-produced band (27.5 × 161 mm.), A peasant's dance. Beneath a shed is seated a man playing the bag-pipes; three couples are dancing to the music; in the intervening spaces are trees and plants in flower.’Ga naar voetnoot(2). Paul Adam, Kölner Einbandkunst in alter Zeit, in Archiv für Buchbinderei, 1921, en in Festbuch zum 41. Bundestage des | |||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||
Bundes deutscher Buchbinder-Innungen, Keulen, 1922, Abb, 21, geeft een reproductie naar een ‘Niederrheinische Bilderrolle von einem Bande im Kölner Kunstgewerbe-Museum’: een zakpijper met dansende paren, anders geschikt dan bij de vijf boerendansfriezen op Vlaamsche boekbanden.
* * *
De Fransche stempelsnijders, die voor boekbinders en uitgevers werken in het begin van de 16e eeuw, hebben, hoewel zij gewoonlijk onderwerpen ontleenen aan de illustratie van gedrukte getijdenboekenGa naar voetnoot(1), den dans der herders, den boerendans, niet in beeld gebracht; hadden zij het gedaan, zij zouden, naar deze toch zeldzame gravures, een stuk bandversiering hebben geleverd, dat opvallend zou verschillen met de Vlaamsche boerendansfriezen. |
|