De Gulden Passer. Jaargang 19
(1941)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |||||||||||
Iconographie van Justus LipsiusIndien wij goed zijn ingelicht, werd enkele jaren geleden het plan opgevat een Algemeene Iconographie der Belgische Humanisten samen te stellen. Een eerste en belangwekkende bijdrage tot deze omvangrijke onderneming heeft Mej. ANNE-MARIE BERRYER geleverd met haar Essai d'une Iconographie de Juste Lipse (Bruxelles, 1940. 71 pp., 27 ill. - Overdruk uit: ‘Annales de la Société royale d'Archéologie de Bruxelles’ 43 (1939-1940) I, p. 5-71). Deze zeer belangrijke studie, die Schrijfster ongetwijfeld slechts tot een goed resultaat heeft kunnen brengen ten koste van veel ijver en geduld, is geroepen om groote diensten te bewijzen, zoowel aan de historici van de kunst als aan deze van het Humanisme. Schrijfster stelt zich tot doel ‘montrer quelle fut la physionomie physique et morale de ce Belge que l'étranger nous envia, que les plus célèbres universités nous disputèrent’, maar in feite (en wij verwachtten niet anders) bevat dit werk - op de ‘Conclusion’ na, waarin in groote lijnen Lipsius' karakter wordt geschetst - slechts een uitvoerigen catalogus, met de nauwkeurige beschrijving van al de bekende portretten van den humanist. De wijze van classificatie van deze lange portrettenlijst - zij omvat 86 nummers, de moderne beeltenissen niet meegerekend - werd slechts na rijp beraad bepaald en blijkt ook bij het gebruik zeer praktisch te zijn: ‘L'iconographie de Juste Lipse est classée ici en différentes catégories, selon la nature des portraits [A. Portraits peints, gravés, dessinés. B. - en médailles. C. - sculptés. D. - de nature inconnue. E. - disparus. F. - Attributions erronées]. La première catégorie a été subdivisée en plusieurs rubriques, d'après l'âge apparent de Juste Lipse, ou d'après l'âge qu'une inscription lui donne sur le portrait lui-même. Nous avons chaque fois fait figurer en tête le portrait qui a servi de prototype à une lignée d'autres, qui en dérivent, qui s'en inspirent, ou qui en sont des copies. Nous avons cru ne pas devoir passer sous silence les portraits modernes, que nous avons signalés dans leur catégorie respective, mais sans les faire entrer dans la numérotation générale’ (p. 5). Men mag Schrijfster niet verwijten dat haar werk niet volmaakt is. Niet alleen wegens het errare humanum est! De aard zelf van het onderwerp stelde haar tegenover zeer groote moeilijkheden en zoo het onderzoek hier en daar leemten vertoont, zijn deze ongetwijfeld in belangrijke mate door de tijdsomstandigheden veroorzaakt, die Mej. Berryer hebben belet al de gewenschte documenten te verzamelen. Zij zal ons dan ook de aanmerkingen, die de lectuur van haar, wij herhalen het, zeer verdienstelijke studie heeft gesuggereerd, niet ten kwade duiden. Onjuist is de mededeeling dat de nrs 1 en 52 zich in de verzameling van het Museum Plantin-Moretus bevinden: zij behooren thans aan het Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen toe, waaraan in 1937 alle prenten (o.m. deze door Max Rooses verzameld) werden afgestaan, die niet van de collectie der familie Moretus deel uitmaakten of rechtstreeks in verband staan met de geschiedenis van het Plantijnsche Huis. | |||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||
Op twee prenten (nrs 18 en 79) komen respectievelijk de volgende opschriften voor: ‘Excudit Christophorus Mangus, impensis Dominici Custodis’ en ‘Norimbergae Impensis Iohannis Tauberi’: het lijkt ons onjuist te spreken, zooals S. doet, van: ‘publié par’ Custos en Tauber. Op p. 19 wordt nr 23 vermeld als zijnde gegraveerd door ‘Crispin de Passe (né en 1595)’. Dit is een vergissing: dit Lipsius-portret werd gesneden, niet door Crispijn van de Passe d. J. (II) (± 1589 (of 1593) - ± 1667), maar wel door Crispijn van de Passe d. O. (I) (± 1565-1637): cf D. FRANKEN: L'oeuvre gravé des Van de Passe (1881) p. XXX; WURZBACH: Künstler-Lexikon, II, p. 305, nr 36. Een paar lapsus calami: het p. 31 vermelde portret door P.P. Rubens bevindt zich niet in zaal 13, maar in zaal 2 van het Museum Plantin-Moretus. Op p. 39 (nr 52) geeft S. de volgende transcriptie van een opschrift: ‘... CONSILIARIUS ECT. (sic)’: op de prent staat, blijkens de afbeelding fig. 21: ‘... CONSLIARIUS ETC.’. (Vergelijk ook de aanmerkingen van Prof. Dr. J. Gessler, hierboven p. 277 sq.) Op p. 24 sqq. worden (nrs 33-37) vermeld de ‘Portraits de Lipse à 50 ans’: Wij vragen ons af op welk criterium S. steunt om deze categorie te bepalen, daar, in de beschrijving van bedoelde portretten, noch leeftijd, noch jaartal worden vermeld. Of gaat zij uit van ‘l'âge apparent’? Op p. 29 sq. zegt S. dat P.P. Rubens ‘s'est servi de la gravure de P. de Jode, no 40, pour dessiner ce portrait [teekening te Londen, die gediend heeft als model voor Corn. Galle's gravure in Lipsius' Seneca van 1615, en blijkbaar ook voor Rubens' schilderij in het Museum Plantin-Moretus (nr 43)], bien qu'il l'ait dessiné en sens inverse’. (cf. p. 28 en 31). Het komt ons veel logischer voor aan te nemen dat Rubens gewerkt heeft naar hetzelfde model als P. de Jode, nl. het schilderij van Abraham Janssens (cf. p. 28 nr 40 en p. 60 nr II)Ga naar voetnoot(1). Blijkens het opschrift van een Latijnsch gedicht van Nicolas Oudartius († 1608), was dit schilderij in het bezit van P.P. Rubens' vriend Johannes Woverius, die het aan Oudartius schonk.Ga naar voetnoot(2) Tot staving van haar thesis haalt Mej. Berryer (p. 30) in vertaling een brief aan van Woverius aan Balthasar Moretus, waarin o.m. gezegd wordt ‘L'image que récemment en ta compagnie, j'avais remise à Galle, se trouve maintenant entre les mains de l'élégantissime Rubens’. Toen wij Mej. Berryer op het bestaan van dezen brief wezen - zooals zij zoo vriendelijk is aan te stippen - stelden wij de vraag of met deze ‘image’ wel een beeltenis van Lipsius bedoeld werd. Achteraf bleek onze twijfel gewettigd: in dezen brief gaat het niet over een portret van Lipsius, maar over een van Simon van Valencia. De verkeerde interpretatie van dit document werd door Rooses in Oeuvre de Rubens V p. 120, n. 1 en in den Catalogus van het Mu- | |||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||
seum Plantin-Moretus (1909, p. 12) (overgenomen in al de latere uitgaven van dezen Catalogus) gepubliceerd, maar door hem zelf verbeterd in de Correspondance de Rubens II p. 67 sqq. (Cf. Rubens-Bulletin, IV p. 272). Ten gevolge van deze vergissing vervalt wat S. zegt over de dateering van het portret door Rubens (nr 43): ‘A cause de la lettre de Woverius que nous avons mentionnée au no 42, datée au crayon 1614, nous pensons que ce tableau aura été peint après 1614, mais certainement avant 1618’ (p. 31), en over de dateering van ‘De vier philosofen’: ‘Or, comme ce portrait procède incontestablement du même modèle, gravure de P. de Jode, no 40 [in werkelijkheid diende tot model het schilderij door A. Janssens], les raisons qui valent pour dater le dessin de Rubens, no 41, et la peinture no 43, valent également pour dater les “Quatre Philosophes” comme postérieurs à 1614’ (p. 32 sq.). De veronderstelling van Mej. Berryer, dat Woverius dit laatste schilderij bestelde, is zeer aannemelijk; in elk geval schijnt dit tafereel bedoeld als een posthume hulde aan J. Lipsius en Philippe Rubens († 28 Augustus 1611), wier beeltenissen kennelijk niet naar de natuur zijn geschilderd. Op p. 35 neemt S. Rooses' verklaring van de allegorische titelprent voor Lipsius' Opera Omnia over: ‘A gauche, on voit Mercure et la Prudence; à droite Minerve et Bellone’. Wij zijn eerder geneigd deze laatste figuur te beschouwen als de verpersoonlijking van de Constantia, de Standvastigheid, het hoofdprincipe van Lipsius' neo-stoïcijnsche philosophie. Op p. 44 (nr 74) is er sprake van een gravure, waarop Lipsius is voorgesteld ‘assis seul au premier plan, devant une table autour de laquelle sont rangés 24 personnages’. Het ware belangwekkend geweest deze gravure nader te beschrijven en zelfs af te beelden: in elk geval hadden wij van S. graag vernomen, wat deze voorstelling beteekent. De zinsnede, p. 63, betreffende het schilderij der verzameling P. Visschers: ‘il [le portrait] était semblable à la gravure de Corneille Galle, parue dans le Sénèque de 1615 (voir no 42), car l'édition du Sénèque de 1652 a repris cette gravure en frontispice’, is onbegrijpelijk: zij wordt slechts duidelijk als men P. Visschers' Vrienden-Album van Otto Vaenius naslaat, waarin wordt gezegd dat het schilderij overeenstemde met de gravure in de Seneca-uitgave van 1652. Al is Mej. Berryer's studie uitgegroeid tot een brochure van 71 bladzijden, toch lijken ons sommige beschrijvingen nog te beknopt. De teekening nr 15, b.v., bevat een opschrift van 4 lijnen in manuscript: S. citeert er slechts de eerste drie woorden van. - Over de gravure p. 35 H, vernemen wij slechts: ‘Gravure par inconnu. Inscription: en italien’. Wat nadere bijzonderheden waren welkom geweest. - Op p. 41 heet het: ‘Inscription: Son nom et quatre lignes et demie de texte latin, en bas’: waarom niet den tekst zelf aanhalen? (Hetzelfde geldt voor de nrs 65, 66, 67, 68, 69). De portretten vermeld in de categorieën VIII: Portraits de Lipse à une âge inconnu en IX: Gravures Anonymes, zijn blijkbaar documenten die Mej. Berryer niet onder de oogen heeft gehad: zoo niet had zij ze ongetwijfeld door een nauwgezette vergelijking, in een of andere categorie kunnen onder- | |||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||
brengen. Nu moeten wij ons met zeer summaire beschrijvingen tevreden stellen. Het feit dat bij verschillende gravures (b.v. nrs 16, 17, 65, 66, 69, 79) alleen wordt, vermeld ‘extraite d'un livre’ zonder nadere toelichting, moet aan dezelfde oorzaak te wijten zijnGa naar voetnoot(3). Laten wij hopen dat betere tijden Mej. Berryer spoedig in de gelegenheid mogen stellen deze leemten aan te vullen. Drie portretten, beschreven in de Bibliotheca Belgica, hebben wij tevergeefs in de Iconographie gezocht. Het zijn: 1o) Portret in De Constantia (München, Matthias Riedl, 1705, in-12o). ‘Le portrait de Juste Lipse, en médaillon, est gravé en taille-douce et sans nom de graveur. Au-dessus du portrait, la Philosophia Christiana; à droite et à gauche, la science (Hac Magistrâ) et la Vertu (Hac Duce); au-dessous: Iustus Lipsius Belga Virtute Ac Doctrine Clarissimus. Sur le cadre du portrait, la devise de Lipse. Dans les quatre coins, les portraits en médaillon des philosophes Zeno, Cleanthes, Seneca et Epictetus. L'ensemble de ces figures signifie que Juste Lipse, instruit par la Science et guidé par la Vertu, a tiré de la philosophie payenne une philosophie chrétienne’ (Bibl. Belg., fiche L 181). Of hebben wij hier te doen met nr 64, van de Gravures anonymes, waarover Mej. Berryer zegt: ‘Gravure sur cuivre, 10,5 × 6. Grand buste tourné vers la gauche, dans une bordure ovate. De chaque côté du cadre, deux allégories; dans les encoignures, quatre médaillons de philosophes antiques’? 2o) Portret in Politicorum sive civilis doctrinae libri sex (Amsterdam, Henricus en Théod. Boom, 1669, In-12o). ‘... un assez piètre frontispice sur cuivre, composé du buste de Lipsius, de deux figures debout, Politica et Historia, et du titre gravé: Justi Lipsii Politicorum sive Civilis Doctrinae Libri Sex. Amstelodami, Apud Henricum et Theodorum Boom 1669’ (Bibl. Belg., fiche L 455). 3o) Portret in Philosophia & Physiologia Stoica (Leiden, Joh. Maire, 1644, In-12o). ‘Le titre général est gravé sur cuivre et signé: C. de Pas. Il représente Juste Lipse enseignant, sous un portique, la philosophie stoïcienne’ (Bibl. Belg., fiche L 516) (Een exemplaar van dit werk in de Universiteitsbibliotheek te Gent). Opgenomen is evenmin, omdat Mej. Berryer's studie reeds in 1939, vóór het verschijnen van dit boek, was voltooid, de in L. Van Puyvelde's Esquisses de Rubens (1940) p. 17 vermelde schets van een portret van Lipsius, vroeger in de verzameling Hackenbroch, Frankfurt. Ten slotte moge er nog op gewezen worden dat Mej. Berryer, zeer te recht, speciaal de aandacht heeft gevestigd, door ze in een afzonderlijke categorie samen te brengen, op de verdwenen portretten van Lipsius (p. 60 sqq.). Wij deelen hier deze lijst in het kort mee, in de hoop dat de spreekwoordelijke speurzin der bibliophielen zich ook deze maal niet onbetuigd laten zal!
| |||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||
Herman F. Bouchery. |
|