| |
| |
| |
De oude inventarissen der Antwerpsche stadsbibliotheek
door Am. Dermul.
I. Het legaat Pauwels van 1480 (1481).
Zooals werd gezegd in de inleiding van den Catalogus der handschriften van de StadsbibliotheekGa naar voetnoot(1) mag Antwerpen er fier op zijn, de oudste, werkelijk gemeentelijke bibliotheek van België te bezitten. Deze werd, als dusdanig, officiëel opgericht in 1608, en ongeveer tien jaar later voor het publiek opengesteld.
Men kan echter haar oorsprong veel verder doen opklimmen, nl. tot het legaat Pauwels, dagteekenend van 1480 (oude stijl), alhoewel deze opvatting reeds door F.H. Mertens bestreden werdGa naar voetnoot(2) op grond dat de schenking Pauwels niet gedaan werd ten voordeele van een openbare bibliotheek, of met de bedoeling te dienen als eerste kern voor het oprichten van zulk een instelling, doch enkel ten gerieve en ten gebruike van de leden van het Stadsbestuur.
Dit is alleszins juist, en het zou dan ook moeilijk te verdedigen zijn, den oorsprong van de Stadsbibliotheek tot voornoemd jaar te willen doen opklimmen. Anders is het echter gesteld, naar onze opvatting, wanneer men de zaak beschouwt van het standpunt uit van de stedelijke boekenverzameling zelf. Wel is waar is er van het veertigtal boeken, door Meester Willem Pauwels bij testament van 5 April 1480 (1481) aan de Stad overgemaakt, thans geen enkel meer in de huidige Stadsbibliotheek aanwezig, en bestaat er zeer weinig kans dat er ooit een van zou worden teruggevonden, doch veronderstellen wij een oogenblik, dat dit
| |
| |
niet het geval ware, dat zij integendeel in hun geheel of althans ten deele bewaard gebleven waren, dan lijdt het wel geen twijfel of ze zouden op het een of ander tijdstip bij de boekenverzameling der openbare bibliotheek gevoegd geworden zijn, en men zou dan terecht kunnen beweren dat het oudste fonds van de huidige Stadsbibliotheek herkomstig is van 1480.
Trouwens, bij het onderzoek van een lateren inventaris (1571) zullen wij zien dat, wat er toen nog van het legaat Pauwels overbleef, reeds bij de ‘stadt boecken’ op de ‘Liberaryen’ ondergebracht was.
Het is in dien zin, en onder dit voorbehoud, dat wij den inventaris van het legaat Pauwels beschouwd hebben als de oudste inventaris van de Stadsbibliotheek. De inhoud van dit legaat is ons bekend door een akte van het Schepencollege, opgenomen in het ‘Groot Pampiere Privilegieboeck’, fol. 239 vo en 240 ro. Eigenlijk is deze akte niets anders dan een afschrift van het ontvangstbewijs dat aan de testamentuitvoerders werd overhandigd, zooals blijkt uit de nota die bovenaan, in margine, en door een andere (latere ?) hand is aangebracht:
Recepisse dat de stad van Antwerpen gegeven heeft den testamenteurs van meester Willem Pauwels wilen vanden boecken die de selve meester Willem der stad gegeven ende beset heeft.
Blijkbaar stelde het toenmalige Magistraat de schenking zoozeer op prijs, dat het dit stuk liet overschrijven in het Groot Pampiere Privilegieboeck, waarin enkel privilegiën, verdragen en overeenkomsten, die van belang werden geacht voor het beheer van de stad, werden opgenomen.
Van een andere hand ook is de titel, die bovenaan de bladzijde voorkomt, en alleen tot doel heeft de opzoekingen in het lijvige register te vergemakkelijken:
Aengaende den boecken die meester Willem Pauwels, wilen pensionaris der stad van Antwerpen, der selven stad in testamente beset heeft.
Deze collegiale akte, of dit ontvangstbewijs, werd overgedrukt door F.H. Mertens in de inleiding (blz. ii-iii), die het tweede deel van zijn catalogus der Stadsbibliotheek voorafgaat. Deze catalogus dagteekent van 1846 en is sinds lang uitverkocht; men
| |
| |
treft er slechts zeer zelden een exemplaar van aan op een openbare boekenveiling, zoodat het wel zijn nut kan hebben zoowel de akte van aanvaarding van het geschenk, als den inventaris, die daarop volgt, hier opnieuw uit te geven, en in ruimer kring bekend te maken.
De wederuitgave van dit stuk is bovendien gewettigd door het belang dat het oplevert voor de geschiedenis van de bibliotheken in ons land, alsook voor die van het humanistische tijdvak, want het laat ons toe een blik te werpen op wat in een private bibliotheek van de 15e eeuw aanwezig was, een onderwerp waarover slechts zeer weinig bescheiden bekend zijn.
In zijn zeer interessante studie ‘Antwerpsche bibliotheken rond 1500’Ga naar voetnoot(1) zegt Kanunnik Floris Prims, Stadsarchivaris van Antwerpen en lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie: ‘We bezitten geen enkele boekenlijst voor personen die geen “klerken”Ga naar voetnoot(2) waren. Wij gelooven echter dat men er moeilijk één enkele zou vinden, buiten de vorstelijke bibliotheken. In ieder geval wanhopen we voor Antwerpen ooit een boekencatalogus te ontdekken van rond 1500 voor een persoon die geen “klerk” was’. Blijkbaar heeft de geleerde stadsarchivaris en geschiedschrijver hier niet gedacht aan het legaat Pauwels van 1480.
Allereerst de akte; de tekst daarvan luidt als volgt:
‘Allen den ghenen die dese letteren zelen zien oft hoeren lesen, Borgermeesters ende Scepenen der stad van Antwerpen Saluyt. Doen cont ende te kennen openbaerlic dat wij van H. Cornelis Den Hont priester, Costene van Halmale ende peeteren de bot, als executuers vanden testamente wijlen meester Willems pauwels advocaets doen hij leefde der voirs. stad gehadt ende ontfangen hebben ende ons bij hen dueghdelyc achtervolgende den inventaris daer op gemaect ende hier na geinsereert van stucke te stucke gelevert sijn de boeke des selfs wijlen meester Willems die hij in ende met sijnen testamente deser voirs. stad goedertierlijke gegeven ende gemaect heeft om die te leggen in een camere tot behoef ende gebruke der pensionaris ende Secretarysen ende clercken der stad dienende, sonder die wech te leenene te vercoepene oft te verthierene. Ende mids desen, achtervolgende der condicien inde voirs. makinghe toegevoeght, soe ontlasten wij inden
| |
| |
nam ende van wegen der voirs. stad den voirg. wijlen meester Willem, sine weduwe, ende executuers, ende alle andere des quitancie behoevende, van al tghene des hij ten tijde van sinen overlidene inder voirs. stad gehouden mocht sijn. Den inventaris voergeruert volght hier na ende es desen:’
De titels der boeken zijn doorloopend achter elkaar geschreven, over de volle lengte van de regels. Ter wille van de duidelijkheid, alsook om de toelichting die wij er aan toevoegen, zullen wij het voorbeeld volgen van F.H. Mertens, die een afzonderlijken regel gebruikt voor elken titel; bovendien zullen wij de titels van een volgnummer voorzien.
* * *
Vooraleer tot de opsomming over te gaan, achten wij het nuttig een paar woorden ter opheldering over de bibliotheek van Meester Willem Pauwels te zeggen. Over den persoon van den schenker is ons weinig of niets bekend: wij weten alleen, dat hij een rechtsgeleerde was, in leven ‘pensionaris’ of advocaat der stad. Zijne bibliotheek bevatte dus in hoofdzaak werken over zijn vak, en, voor niet-ingewijden, weze hier op het volgende gewezen:
Hebben wij, in onze moderne samenleving, enkel met het burgerlijk recht af te rekenen, van in de middeleeuwen tot in de late Renaissance was dit niet het geval. Toen stond, naast het burgerlijk recht, het kerkelijk of canoniek recht minstens op gelijken voet. Het eerste verschilde natuurlijk van land tot land, doch het laatste, ook het goddelijk recht genoemd, was bindend voor alle volken der christenheid, en had in sommige gevallen zelfs den voorrang op het burgerlijk recht. De studie der rechtswetenschap liep dan meestal over de beide takken, en een rechtsgeleerde, die zijn vak grondig wilde kennen en beoefenen, of daarin een vooraanstaande plaats wilde innemen, streefde er naar den doctorstitel in ‘de beide rechten’ te bekomen (doctor utriusque juris). Dit liet hem dan toe achter zijn naam de bekende initialen te voegen: D.U.J. of U.J.D., die men vaak op het titelblad van oude werken achter den schrijversnaam aantreft.
De grondslag van het modern burgerlijk recht is de wetgeving van Keizer Justinianus (6e eeuw), in de volgende vier werken
| |
| |
samengevat: 1. Institutiones, in 4 boeken, die kracht van wet kregen op 30 December 533; het is een wetboek, tevens leerboek der rechtswetenschap. 2. Pandectae of Digesta, in 50 boeken, kracht van wet zooals de voorgaande. 3. Codex Constitutionum, of kortweg de Codex, in 12 boeken, kracht van wet op 29 December 534. 4. Novellae Constitutiones, uitgegeven na den dood van Keizer Justinianus, in 535-565.
Samen dragen de verschillende bestanddeelen van de Justiniaansche wetgeving den naam van Corpus juris civilis; zij werden door de glossatoren en commentatoren der middeleeuwen als volgt ingedeeld: 1. Digestum vetus (= Pandectae, boeken I-XXIV, 2). 2. InfortiatumGa naar voetnoot(1) (= Pandectae, boeken XXIV-, 3-XXXVIII). 3. Digestum novum (= Pandectae, boeken XXXIX-L.). 4. Codex (= Codex Constitutionum, boeken I-IX). 5. Volumen parvum (= Codex, boeken X-XII), waarbij meestal werd gevoegd het Liber feudorum.
De meest gekende van deze oudere commentatoren en glossatoren zijn FRANCISCUS ACCURSIUS (1182-1260), leeraar in de rechtsgeleerdheid te Bologna, wiens Glossa ordinaria alom verspreid was, en kortheidshalve ‘de’ Glossa werd genoemd, en ADRIANUS ALCIATUS (1492-1550), de hernieuwer van de rechtsgeleerdheid; verder BARTOLUS DE SAXOFERRATO (1314-1357), de bijzonderste uitlegger der wetteksten, en zijn leerling BALDUS DE UBALDIS (± 1349-1400); JACOBUS ALVAROTTUS, leeraar in de rechtswetenschap te Padua, en NICOLAS DE TUDESCHIS (1389-1466), aartsbisschop van Palermo, meer bekend onder zijn bijnaam PANORMITANUSGa naar voetnoot(1). Wij zullen enkele van deze namen, samen met andere, die minder bekend zijn, in den inventaris Pauwels terugvinden.
Wat nu het canoniek recht betreft, samengevat in het Corpus juris canonici, dit bestaat eveneens uit vijf verschillende deelen:
| |
| |
1. Het Decretum van GRATIANUS, een private rechtsverzameling van omstreeks 1140. 2. De officiëele verzameling decretalen (d.z. de pauselijke decreten en beslissingen, of canones) van GREGORIUS IX (1234), genaamd Liber Extra. 3. Die van BONIFACIUS VIII (1298), genaamd Liber Sextus, soms kortweg de Sextus. 4. Die van CLEMENS V (1317), genaamd de Clementinen. 5. Twee private verzamelingen, genaamd Extravagantes, uitgegeven door den Franschen rechtsgeleerde JEAN CHAPPUIS in 1500. De eerste vier deelen zullen wij in den inventaris Pauwels aantreffen; het laatste deel, dat van na 1480 dagteekent, natuurlijk niet.
Zooals dit het geval is voor het burgerlijk recht, zijn de hoofdfiguren onder de oudere verzamelaars, commentatoren en glossatoren van het canoniek recht, Italianen. De belangrijkste is GRATIANUS, voornoemd, over wien ons weinig bekend is; hij leefde in de eerste helft van de 12e eeuw, waarschijnlijk te Bologna, en is de eerste verzamelaar van de Decretalen. Dan hebben wij nog PANORMITANUS, dien wij reeds naar aanleiding van het burgerlijk recht hebben vermeld; verder TANCREDI DA BOLOGNA, uit het begin der 13e eeuw, schrijver van de Quinta compilatio, de Summa de sponsalibus en het Ordo iudiciarius; eindelijk enkele van mindere vermaardheid, doch wier werken in de middeleeuwen voortdurend gebruikt werden.
Bij het afdrukken van den inventaris zullen wij trachten, voor zoover dit mogelijk is, na te gaan welk boek of welke uitgave door elk nummer wordt bedoeld. Daar de boeken zelf niet meer voorhanden zijn, spreekt het vanzelf dat wij ons tot gissingen en veronderstellingen zullen moeten beperken. Wij kunnen niets meer doen, dan in bibliographiën opzoeken welke uitgaven, vóór 1480 verschenen, ons bekend zijn van de in den inventaris opgesomde werken, om dan tot het besluit te komen dat het vermoedelijk één van die zal geweest zijn, die in de bibliotheek van Meester Willem Pauwels voorkwam. Vermoedelijk, doch niet zeker; want het is maar al te zeer bekend dat naast de enkele duizenden incunabelen of wiegedrukken, waarvan een exemplaar bewaard gebleven is, er nog een zeer groot aantal moet bestaan hebben, die als geheel verloren dienen beschouwd. Met de werken over rechtsgeleerdheid, die reeds in de eerste
| |
| |
jaren van de boekdrukkunst een groot aantal uitgaven beleefden, zal dit ongetwijfeld ook wel het geval zijn, en daarin ligt een reden te meer om te betreuren dat van de schenking Pauwels, voor zoover bekend is en kan nagegaan worden, niets is overgebleven. Wat er nog van voorhanden was in 1576, - en wij zullen bij het onderzoek van een lateren inventaris (1571) zien waaruit dit bestond, - zal wel bij den rampzaligen brand van het Antwerpsche stadhuis in vlammen opgegaan zijn.
Bij een blik op de volgorde van de titels in dezen inventaris valt al dadelijk de degelijkheid van de rangschikking op. De boeken zijn niet op willekeurige wijze achter elkaar opgeschreven: vooraan komen de werken van en de commentaren op het canoniek recht en die van het burgerlijk recht, zooals het past in den catalogus der bibliotheek van een rechtsgeleerde. Daarop volgen een paar theologische werken, b.v. een Bijbel, alsook het in dien tijd veel gelezen werk van Vegetius ‘De re militari’. Dan, door elkaar, enkele schoolboeken en een aantal uitgaven van klassieke schrijvers, wier werken in dien tijd om zoo te zeggen het verplicht ornament uitmaakten van elke bibliotheek, namelijk Cicero, die de eereplaats inneemt met vier werken, Valerius Maximus, Seneca, Terentius en Quintilianus. Het ‘Tractatus de casu magnae Trojae’, in handschrift, zal wel een Dares Phrygius of een Dictys Cretensis geweest zijn. Naast de voornoemde klassieken is het humanistische element vertegenwoordigd door Isidorus Hispalensis, Laurentius de Valla, Gasparinus Barzizius, Carolus Virulus en Aeneas Sylvius Piccolomini.
In de meeste gevallen wordt aangeduid of het werk een gedrukt boek (impressus, of in pressura) was, of een handschrift (scriptus); waar eenvoudig wordt vermeld in pergameno, mogen wij veronderstellen dat het een handschrift betreft, daar men slechts bij uitzondering op perkament drukte, en deze boeken dan ook zeer duur waren.
De degelijke rangschikking der titels, en de zorg waarmede over 't algemeen het onderscheid in gedrukte werken en handschriften wordt doorgevoerd, wijzen er op, dat de inventaris werd opgemaakt door iemand die vertrouwd was met boeken. Volgens uit de akte van aanvaarding der schenking blijkt, zou hij het werk zijn van de testamentuitvoerders, namelijk Cornelis
| |
| |
den Hont, priester, Costene van Halmale en Peeter de Bot. Van Costene van Halmale mogen wij veronderstellen dat hij een verwant was van den overledene, waarschijnlijk de vader van dezes schoonzoon, Jan van Halmale, van wien in het stuk wordt gezegd, dat hij het handschrift van Vegetius nog eenigen tijd in bruikleen mocht behouden.
* * *
Hier volgt nu de inventaris met, waar het mogelijk is, eenige opheldering.
Inventarium librorum quondam magistri Wilhelmi Pauli legatorum opido antwerpiensi et in sua domo repertorum:
1. | PrimoGa naar voetnoot(1) decretum cum apparatu.
Gratiani decretum cum apparatu. Venetiis, per Andr. Torresanis de Asula. Zonder jaar. Ofwel: Gratiani decretum cum apparatu Bartholomaei Brixiensis. Argentinum (Straatsburg), per Henricum Eggesteyn. 1471. In-folo maxo. Ofwel ook de tweede uitgave, bezorgd door denzelfden drukker in 1472. |
2. | Item decretales, Sextus, Clementine.
Van de Decretalen van Paus Bonifacius VIII zijn een tiental uitgaven van vóór 1480 bekend. Vermoedelijk gaat het hier om eene gezamenlijke uitgave van Decretales, Sextus en Clementine, door Johannes Andreas. Als zoodanig zijn bekend eene uitgave van Straatsburg, Henr. Eggesteyn, zonder jaar, en eene andere, zonder aanduiding van plaats, drukker noch jaar. |
3. | Panormitanus super quarto et quinto decretalium.
Niet noodzakelijk een onvolledig werk, daar naast de commentaren op de vijf boeken der Decretalen (Venetië, 1476-77; ibid., 1477; Basel, 1477) er ook uitgaven bestonden van de commentaren op afzonderlijke boeken, b.v. Lectura super IV. et V. Decretalium. Venetiis, Ioa. de Colonia et Ioa. Manthen de Gherretzem, zonder jaar; Romae, Geo. Laur. de Herbipoli, 1475; Nuremberg, Ioa. Sensenschmid, 1477. |
| |
| |
Inventaris van het legaat W. Pauwels (1480), volgens het Groot Pampiere Privilegieboeck. folo 239 vo.
| |
| |
4. | Parvum volumen, omnia simul in pressura et papiro.
Er bestonden verschillende uitgaven van het Volumen parvum, gevolgd of niet door de Libri feudorum (Venetiis, Iac. Rubeus, 1477; Basileae, Mich. Wentzler, 1478; Moguntiae, Petr. Schoeffer, 1477).
De woorden ‘omnia simul in pressura’ slaan op de nummers 1 tot en met 4, en wijzen er op dat het gedrukte boeken waren. Wel mag worden betwijfeld of door ‘simul’ bedoeld wordt, dat al deze werken tot eenzelfde uitgave behoorden; dit lijkt weinig waarschijnlijk. |
5. | Codex in pergameno.
Een handschrift dus, op perkament, van den Codex Justiniani. |
6. | Digestum vetus in pergameno, cuius processus est per litteras.
Een handschrift van de Digestum vetus, op perkament, en gerangschikt per rubriek, om het raadplegen te vergemakkelijken. |
7. | Digestum inforciatum, in papiro impressum.
Er bestonden reeds talrijke gedrukte uitgaven vóór 1480. |
8. | Digestum novum, in pergamenoGa naar voetnoot(1), cuius processus est per magna capita.
Handschrift op perkament. De Digestum novum op een speciale manier geclasseerd (per hoofdstuk), om de opzoekingen te vergemakkelijken. |
9. | Instituta glosata.
Hoogstwaarschijnlijk gedrukt, wijl niets aanduidt dat het een handschrift zou geweest zijn. De Institutiones werden herhaaldelijk gedrukt, en reeds vóór 1480 bestond er een groot aantal uitgaven van; de oudst bekende is van 1468. |
10. | Alia instituta scripta in papiro sine glosa.
Handschrift op papier van den tekst alleen van de Institutiones. |
11. | Lectura bartoli in papiro scripta, super novem libros codicis.
Handschrift, op papier, van de commentaren van Bartolus de Saxoferrato op de eerste negen boeken van den Codex. |
12. | Eiusdem lectura scripta super prima parte digesti veteris.
Ook een handschrift dus, van de commentaren van Bartolus de Saxoferrato op het eerste deel van de Digestum vetus. |
| |
| |
13. | Lectura eiusdem super secunda parte ff. veterisGa naar voetnoot(2).
Het vervolg van het voorgaande. Er wordt niet bij vermeld of het een handschrift was of een gedrukt boek. In verband met de vorige twee nummers is het echter waarschijnlijk dat het een handschrift was. |
14. | Duo volumina bartoli, super digesto nouo.
Zoo het hier niet om een handschrift gaat, dan was het waarschijnlijk een van de volgende uitgaven: Lectura super prima et secunda parte digesti novi. Venetiis, Wendelinus, 1471-1473; of: Neapoli, Sixtus Riessinger, 1475-1476; of Venetiis, Nic. Jenson, 1478. |
15. | Casus breves bartoli super Codice.
Een werk van Bartolus de Saxoferrato, dat dezen titel draagt, is niet bekend. Waarschijnlijk wordt bedoeld eene uitgave van zijne commentaren op den Codex. Mogelijk ook was het een handschrift, en verschenen de gedrukte uitgaven onder een gewijzigden titel. Zooals men ziet waren de werken van dezen rechtsgeleerde goed vertegenwoordigd in de bibliotheek van Meester Willem Pauwels. |
16. | Practica ferrariensis scripta in papiro.
De ‘Practica nova judicialis’ van Johannes Petrus de Ferrariis, in handschrift. De oudst bekende druk is van Mainz, zonder aanduiding van plaats, drukker noch jaar. |
17. | Alvarotus super feudum, in papiro, non ligatus.
Jacobus de Alvarottus: Opus super feudis. Hier hebben wij het Liber feudorum. De oudst bekende uitgaven zijn van Venetië, 1477 en Lyon, 1478. De vermelding ‘non ligatus’ (d.i. ongebonden) komt slechts éénmaal in dezen inventaris voor, zoodat wij mogen veronderstellen dat al de andere boeken ingebonden waren. |
18. | Summa tancreti, sine glosa, in pargameno.
Een handschrift van de ‘Summa de sponsalibus et matrimonio’ van Tancredi da Bologna, geschreven rond 1214. Een gedrukte uitgave van de 15e eeuw werd nergens vermeld gevonden. |
19. | Tractatus panor.Ga naar voetnoot(1) impressus de ordine iudiciorum.
Als uitgaven van vóór 1480 zijn bekend: eene zonder aanduiding van plaats, drukker noch jaar, en eene van Leuven, door Joh. de Westphalia, van 1475. Mogelijk was het deze laatste welke Meester Willem Pauwels in zijne bibliotheek had. |
| |
| |
20. | Singularia ludovici de Romanis super quinto decretalium, impressa in papiro.
Ludovicus Pontanus, geboren 1409 te Spoleto, eerst leeraar in de rechtswetenschap te Siena, daarna protonotarius apostolicus van Paus Eugeen IV, stierf van de pest in 1439. Van zijn ‘Singularia’ of commentaren op de Decretalen zijn meerdere drukken bekend van vóór 1480. |
21. | Tractatus clausularum in contractibus rescriptis, Sententiis ultimis voluntatibus etc.Ga naar voetnoot(1) apponi solitarum, editus per dominum Vitalem de cambanis.
De volledige titel luidt: Tractatus clausularum que solent apponi in contractibus, in rescriptis, in privilegiis, in ultimis voluntatibus, in sententiis, in inventariis et in aliis dispositionibus.
Slechts ééne uitgave bekend van vóór 1480: Neapoli, Math. Moravum, 1478. |
22. | Catholicon in papiro et pressura.
Welk werk kan hier bedoeld worden? Misschien wel: Johannes Balbus: Summa, quae vocatur Catholicon, waarvan de eerste druk verscheen te Mainz, 1460, zonder naam van drukker (Gutenberg ?). Dit is eene spraakkunst die, nog vóór 1480, verschillende malen werd uitgegeven. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat een dergelijk werk zich op deze plaats in den inventaris zou bevinden, onmiddellijk na de handboeken over rechtsgeleerdheid, en vóór den Bijbel. Het is best mogelijk dat men hier te doen heeft met een ons onbekenden incunabel. |
23. | Biblia in papiro et pressura.
De Bijbel, het eerste boek dat de eer van de pers genoot, werd natuurlijk herhaaldelijk herdrukt, reeds vóór 1480. Het ware wel interessant te weten welke uitgave Meester Pauwels in zijne bibliotheek had. |
24. | Ysidorus ethymologiarum.
Isidorus, Episcopus Hispalensis. Etymologiarum libri XX. Er zijn drukken bekend (van vóór 1480) van Straatsburg, Joh. Mentelin, zonder jaar; Keulen, Ulr. Zell; Augsburg, Gintherus Zainer, 1472. |
| |
| |
25. | Laurencius de Valla.
Laurentius de Valla, beroemd taalkundige, (Rome, 1406 - Napels 1457) is het meest bekend door zijn ‘Elegantiarum linguae latinae libri sex’, dat jarenlang in de scholen bij de studie van het Latijn werd gebruikt, en dan ook, reeds in de 15e eeuw, een groot aantal drukken beleefde. Bij ontstentenis van elke aanduiding betreffende den titel, mogen wij veronderstellen dat het een der uitgaven is van dit schoolboek, dat hier wordt bedoeld. |
26. | Vegecius de re militari, scriptusGa naar voetnoot(2).
Een handschrift, dat wel nooit zijn plaats in de boekenverzameling op het Stadhuis zal ingenomen hebben. |
27. | Terencius cum commento Donati, impressus.
De blijspelen van Publius Terentius Afer, met toelichtingen van Aelius Donatus, werden reeds vóór 1480 herhaaldelijk in druk uitgegeven. |
28. | Tractatus de casu magne troye, in papiro scriptus.
Handschrift. Waarschijnlijk een Dares Phrygius of een Dictys Cretensis, of zelfs beide samen.
Dares, de Phrygiër, is een min of meer legendarisch personnage, van wien beweerd werd dat hij den Trojaanschen oorlog medemaakte, en daarover een heldendicht schreef in het Grieksch. Hiervan is echter alleen de Latijnsche vertaling ‘De excidio Troiae historia’ tot ons gekomen. Algemeen wordt aangenomen dat het stuk niet ouder is dan de 6e eeuw n. Chr., en dat er waarschijnlijk nooit een origineele Grieksche tekst bestaan heeft. Ondertusschen is dit epos als een der vertrekpunten te beschouwen voor de ontwikkeling van de ridderromans in de middeleeuwen.
Aan Dictys, de Kretenzer, is ongeveer dezelfde legende verbonden. Zijn werk over den Trojaanschen oorlog is enkel bekend door de Latijnsche bewerking van L. Septimius (3e of 4e eeuw n. Chr.). Beide auteurs werden dikwijls te zamen uitgegeven en, naast Homerus, waren zij in de middeleeuwen de eenige beschikbare bronnen voor de geschiedenis van den Trojaanschen oorlog. |
29. | Valerius maximus, scriptus sed non completus.
Een onvolledig handschrift dus, van de ‘Factorum dictorumque memorabilium libri IX’, een boek dat bij het onderwijs in de Romeinsche geschiedenis werd gebruikt. |
| |
| |
30. | Commentum Valerii maximi in pressura.
Al de ons bekende uitgaven van het werk van Valerius Maximus, met commentaren, zijn van na 1480, zoodat wij hier voor een ons onbekenden incunabel zouden staan. Tenzij het volgende werk wordt bedoeld: ‘Dionysius de Burgo Sancti Sepulchri. Commentarius super Valerium Maximum’. Zonder plaats noch drukker (Straatsburg, Ad. Rusch), en zonder jaar, doch niet na 1480. |
31. | Epistole familiares tullii.
Cicero was een van de meest gelezen auteurs in de middeleeuwen en in de Renaissance. Van zijn ‘Epistolae familiares’ was reeds een groot aantal drukken verschenen vóór 1480, o.a. eene te Leuven, door J. Veldener, zonder jaar. Mogelijk was het deze uitgave die in de bibliotheek van Meester Pauwels voorhanden was. |
32. | Epistole et exordia gasparini.
Ook de brieven van Gasparinus Barzizius (1370-1431) werden bij het onderwijs in de Latijnsche taal gebruikt. De eerste uitgave, rond 1470, is van Parijs, zonder naam van drukker (Ulrich Gering, Martin Crantz en Michael Friburger) en zonder jaar, en is, naar alle waarschijnlijkheid, het eerste boek dat in die stad werd gedrukt.
Het gaat hier eigenlijk om twee werken van denzelfden schrijver: de ‘Epistolae’ en de ‘Exempla exordiorum’. Een gezamenlijke uitgave is niet als wiegedruk bekend; van het tweede werk dagteekent de oudst bekende uitgave eerst van 1483 (Padua, Matth. Cerdonis), zoodat wij hier, in ieder geval, voor een ons onbekenden incunabel staan. |
33. | Tulius de officiis, in pressura.
Voor het ‘De officiis’ van Cicero geldt wat onder Nr. 31 werd gezegd over de ‘Epistolae’. Ook hiervan verschenen reeds tal van drukken vóór 1480. |
34. | Epistole Karoli in lilio.
Dit is vermoedelijk de verzameling modellen van brieven opgesteld door Carolus Virulus (Karel Menniken, of Meynigken, of Manneken, vandaar de Latijnsche vertaling Virulus), geboren te Cassel in 1413, en die te Leuven, in zijn eigen huis ‘De Lelie’, een college van humanisten had gesticht. Uit dit college ontstond later de eerste van de vier paedagogieën (de Lelie) van de faculteit der Schoone Kunsten aan de Leuvensche hoogeschool. Zijn boek beleefde verschillende uitgaven (Leuven, Koenraad van Westphalen, en Leuven, Jan Veldener), reeds vóór 1480. |
| |
| |
35. | Epistole Senece ad lucillum, scripte in papiro.
Handschrift van de brieven van L. Annaeus Seneca aan Lucilius. Ook dit werk beleefde reeds verschillende drukken vóór 1480. |
36. | Declamaciones quintiliani.
Er zijn twee uitgaven bekend van de ‘Declamationes’ van Quintilianus van vóór 1480, alle twee zonder aanduiding van plaats, drukker noch jaar. De tweede zou gedrukt zijn te Venetië, rond 1472. |
37. | Salustius in lucium cum aliis tractatibus.
Dit is het bekende ‘De conjuratione Catilinae’ van Cajus Crispus Sallustius, dat reeds vóór 1480 een groot aantal drukken beleefde, waaronder verschillende zonder eenige aanduiding van plaats, drukker noch jaar. Wat de ‘alii tractatus’ betreft, deze zullen waarschijnlijk geweest zijn het ‘Bellum Jugurthinum’, de ‘Sallustii in M.T. Ciceronem invectiva’ en de ‘Responsio Ciceronis’, die dikwijls samen uitgegeven werden. |
38. | Speculum regum et principum.
Een incunabel die dezen titel draagt, vonden wij nergens vermeld. Mogelijk was het de ‘Speculum regum’ van Alvarez Pelayo (of Alvarus Pelagius), maar dan in handschrift, alhoewel deze bijzonderheid niet wordt vermeld. Wij zullen dit werk opnieuw ontmoeten bij de beschrijving van den inventaris van 1571, waarin het voorkomt onder den titel ‘Speculum Regum fratris Alvari Hispani, scriptum’.Ga naar voetnoot(1). |
39. | Paradoxa tulii, de senectute.
Het ‘De Senectute’ van M.T. Cicero werd verschillende malen gedrukt vóór 1480, afzonderlijk, of samen met een of meer andere werken van denzelfden schrijver. Eene uitgave van de ‘Paradoxa’ met ‘De Senectute’, zonder meer, is niet als wiegedruk bekend. Vermoedelijk wordt hier bedoeld de uitgave, zonder aanduiding van plaats, drukker noch jaar (Brescia, Statius Gallicus, rond 1475), die inhield: ‘Paradoxa’, ‘Laelius’, ‘De Senectute’ en ‘Somnium Scipionis’, en werden dan in den inventaris enkel twee van de vier werken vermeld. |
| |
| |
Inventaris van het legaat W. Pauwels (slot).
| |
| |
40. | Eneas de duobus amantibus cum aliis tractatibus, in uno volumine.
Ook de ‘Historia de duobus amantibus Euryalo et Lucretia’ van Aeneas Sylvius Piccolomini (= Paus Pius II) was een zeer verspreid werk, en werd herhaaldelijk gedrukt, reeds vóór 1480. Jammer genoeg worden de titels niet opgegeven van de ‘alii tractatus’ die bij het exemplaar van Meester Pauwels waren gebonden. |
41. | Rethorica Cyceronis cum preceptis et eleganciis gasparini.
Eene uitgave van de ‘Rhetorica’, bezorgd door Gasparinus Barzizius, hebben wij nergens in wiegedruk vermeld gevonden. Mogelijk ook was het een handschrift, alhoewel dit niet wordt gezegd, en dan zou het wel hetzelfde werk kunnen zijn als datgene, dat wij later zullen aantreffen in den inventaris van 1571 met de beschrijving: ‘Rethorica Ciceronis scripta’. |
| Hier eindigt de inventaris; hij wordt gevolgd door de verklaring van het Schepencollege:
In orconden van welken dinghen hebben wij borgermeesters ende Scepenen voirs. der voirs. stad segel ten saken desen letteren doen aenhangen. Gegeven int Jair ons Heeren Duysent vierhondert ende Tachtentich na costume van scrivene shoefs van Cameryck opten vijfsten dach van Aprille vore passchen. Collationata cum originali littera concordat.
(Onderteekend: Bostijn). |
Het verlies van een oude bibliotheek is altijd betreurenswaardig. Voor die van Meester Willem Pauwels is dit des te meer het geval, daar zij minstens twaalf handschriften bevatteGa naar voetnoot(1) en twee of misschien meer incunabelenGa naar voetnoot(2) waarvan ons thans geen enkel exemplaar meer bekend is.
Men mag zelfs veronderstellen dat er nog heel wat meer thans onbekende incunabelen in aanwezig waren dan de enkele die wij ter plaatse hebben aangehaald. Immers, indien men bedenkt dat schenker overleden is in April 1480 (= 1481), en wij bij het identificeeren van zijne boeken heel dikwijls geen oudere
| |
| |
uitgave hebben kunnen aanduiden dan van het einde der jaren '70, dan zou men daaruit de gevolgtrekking kunnen maken dat hij het grootste deel van zijne bibliotheek heeft samengesteld enkele jaren vóór zijn dood. Het is natuurlijk mogelijk, en daar wij niet weten op welken ouderdom hij overleedGa naar voetnoot(1), kunnen wij daarover moeilijk een oordeel vellen of er een besluit uit trekken. Toch lijkt dit weinig waarschijnlijk, en blijft het mogelijk dat verschillende werken uit dezen inventaris in werkelijkheid in een veel oudere uitgave voorhanden waren dan de oudste, ons thans bekende.
Voor de studie van de drukkunst in het algemeen, en voor die van de incunabelen in het bijzonder, is het dus wel erg jammer dat sommige nummers uit deze oude private bibliotheek niet bewaard zijn gebleven.
|
-
voetnoot(1)
-
Am. Dermul. Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque de la Ville d'Anvers. Gembloux, Impr. J. Duculot; Paris, Société d'Editions des Belles-Lettres. 1939. 190 blz. in-8o.
-
voetnoot(2)
-
F.H. Mertens. Catalogue méthodique de la Bibliothèque publique d'Anvers. Deel. II, 1846, blz. II-IV der Inleiding.
-
voetnoot(2)
- Dit wil zeggen: tot den clerus of den geestelijken stand behoorend.
-
voetnoot(1)
- Van het Latijn fortis, sterk, en het voorvoegsel in, dus letterlijk: versterkt. Het woord dankt zijn oorsprong aan de zwaarlijvigheid van het boek, en den daardoor vereischten stevigen band, en was evenzeer in het gebruik verspreid als dat van ‘donaat’ voor de Latijnsche spraakleer van Aelius Donatus, het meest gekende schoolboek van de middeleeuwen. Men denke aan de bekende verzen van Boileau (Lutrin, V, 203-204):
A ces mots il saisit un vieil Inforciat,
Grossi des visions d'Accurse et d'Alciat.
-
voetnoot(1)
- In plaats van ‘Primo’ heeft F.H. Mertens hier, zonderling genoeg, gelezen ‘Jorimo’, wat natuurlijk geen zin heeft. Hij heeft zich daarvan dan ook rekenschap gegeven, en er het woordje ‘sic’ tusschen haakjes bijgevoegd.
-
voetnoot(1)
- In den tekst staat ‘in papiro’, doch eene correctie in margine duidt aan, dat het ‘in pergameno’ was; deze bijzonderheid is aan F.H. Mertens ontsnapt.
-
voetnoot(2)
- Een conventioneel teeken, dat min of meer op ff. gelijkt, werd algemeen gebruikt om de Digesta aan te duiden.
-
voetnoot(1)
- Zeer waarschijnlijk Panormitanus (= Nicolas de Tudeschis).
-
voetnoot(1)
- Hier heeft F.H. Mertens, die nochtans elders blijken heeft gegeven van schranderheid in het ontcijferen van oude teksten, zich geheel vergist. In plaats van ‘sententiis, ultimis voluntatibus etc.’ heeft hij gelezen ‘suis ultimis voluminibus’, wat in dezen titel geen beteekenis heeft.
-
voetnoot(2)
- Wij hebben reeds gezien dan Jan van Halmale, schoonzoon van den schenker, zich dit werk tijdelijk in bruikleen voorbehield. In margine komt dan hier de volgende aanteekening voor: ‘Hunc, licet hic inscriptus sit, retinuit sibi titulo commodati Johannes de Halmale, gener dicti quondam magistri Wilhelmi’.
-
voetnoot(1)
- Van den ‘Speculum Regum’ zijn nog een tiental handschrift-exemplaren bekend. Het werk verscheen nooit in zijn geheel in druk, doch R. Scholz heeft er uittreksels van uitgegeven in ‘Unbekannte Kirchenpolitische Streitschrifte aus der Zeit Ludwigs des Bayern’, deel X, Rome, 1911-1914, blzn. 514-529. Over den schrijver raadplege men: N. Iung. Alvaro Pelayo. Paris, J. Vrin, 1931.
-
voetnoot(1)
- De nummers 5, 6, 8, 10, 11, 12, 13?, 15?, 16, 18, 26, 28, 29, 35, 38? en 41?
-
voetnoot(1)
- Zoo heel jong kan hij toch niet geweest zijn, vermits wij weten dat hij, bij zijn overlijden, een reeds gehuwde dochter naliet.
|