De Gulden Passer. Jaargang 16-17
(1938-1939)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
De Antwerpsche boekdrukker Henrick Eckert van Homberch alias Butzbach, ‘Bosbas’, en zijn ‘herdoopte’ weduweEen Henrick Bosbas, boekdrukker te Antwerpen, in 1510, werd vermeld, voor de eerste maal, meen ik, in mijn opstel over Drukkersoctrooien in de 16e Eeuw, in Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, VIII, 1910, bl. 203-226, 269-278. Uit de rekeningen van het zegelrecht van Brabant drukte ik een post over, waaruit blijkt dat, den 5n Januari 1511 (1512), Claes de Greve, printer en boekbinder te Antwerpen, toelating krijgt om boeken, nieuw in Brabant, te drukken met privilege voor zes jaar. Deze rekeningpost, waaruit het bestaan van het privilege blijkt, was niet onbekendGa naar voetnoot1) maar wel de tekst van de acte zelve, waarvan een afschrift, tot staving van de rekening, werd medegebonden in register 635, f. 210, van het archief van den audiëncier van Brabant, Rekenkamer, in het Rijksarchief te Brussel. Uit die acte deelde ik eenige inlichtingen mede, genoeg om uit te leggen wat Claes de Greve (de Grave) had bewogen om zich te wenden, de eerste onder zijne vakgenooten in de Nederlanden, tot het landsbestuur om bescherming voor zijne nering. Laat ik hier slechts herinneren aan de onverwachte verschijning, in Claes de Grave's vertoog, van ‘eenen Henrick Bosbas met zynen adherenten’, die, listig in het bezit gekomen van Meester Jasper Laet van Borchloon's almanak en pronosticatie voor het jaar 1511, welke de Grave bezig was te drukken op last van den schrijver, zich haastten ze na te drukken, en daartoe vijftien of zestien man bij vier of vijf persen aan het werk hielden op de Kerstdagen en -nachten, hoewel er van wege stads- en kerkoverheden verbod was gekomen te arbeiden in Kersttijd. Bosbas c.s. konden aldus hunne almanakken verkoopen vóór de Grave met de zijne klaar was, zij geriefden | |
[pagina 104]
| |
al de Nieuwjaarsklanten, tot schade van De Grave. Zoodra deze te weten kwam, wie hem dezen toer had gespeeld, deze ‘valscheyt ende bouverye’, bekloeg hij zich bij de schepenen van Antwerpen, die Bosbas en consoorten veroordeelden tot schadevergoeding en boete. Dit belet de oneerlijke concurrenten niet, nog dagelijks te dreigen al het werk van de Grave na te drukken. De tekst van de acte, die aan Claes de Grave werd afgeleverd door den Raad van Brabant,Ga naar voetnoot1) luidt: Maximiliaen biider gr(aci)en goids gecoren keyser altyts vermeerder Tsrijcx, Coininck van germanien van hongrien van dalmatien van Croatien etc. Ende Kaerle biider selver gr(aci)en Eertshertogen van oistr(ijc) Prince van spaengnen van [volgen de titels]. Allen den ghenen die desen onsen brief zullen zien, saluyt. Doen te wetene dat wy ontfaen hebben die oitmoedige supplicatie van Claes de greve printer bouckbinder ende ingeseten poirter onser stadt van Antwerpen inhoudende hoe dat hem suppliant, die hem dagelycx geneert met printene ende bouckbindene (omme by dien middele den nootruft ende alimentatie van hem zyne huysvrouwe ende huysgesin te gecrygen(,) overgegeven was, by handen van meester Jasper laet van borchloen zeker exemplair van pronosticatien ende almanacken vanden jaere elve, welcke exemplaren hy by laste des voers(creven) meester Jaspars, ende oic om tonderhout der gemeender usancie ende costume des lants becostichde ende te wercke leyde, om die te printene, zoe dat hem dierste l(ite)rature oft forme coste zeker somme van penn(ingen), Ende hoe wel in sulcke oft in gelycke saken nyemant geoirloift en zij anderen ennich ongebruyck scade oft belet te doene, niet min het heeft belieft eenen henr(ick) bosbas met zynen adherenten uuyt hate ende nyde, om hem suppliant te bescadigen verdrucken ende onder de voet te bringen (,) geadverteert, dat hy suppliant de selve pronosticatien ende almanacken begonst hadde te printene, die by subtylheden uuyt zynen handen te gecrygen, ende alsoe gecregen hebbende, van stonden an met grooten delligen(cien), opte helige kerstnachten ende dagen met vier oft vyf perssen ende vyfthien oft xvj gesellen te printen ende doen printen ende die te doen vercoopen aleer hy suppliant de zyne hebben conste, zoe dat by dien middele hem suppliant de pronosticatien ende almanacken die hy geprint hadde van gheender oft cleender weerde waeren, mits dat zyne voirn(oemde) quaet- | |
[pagina 105]
| |
willende in de voerbate geweest hadden, hoewel nochtans den voirs(creven) bosbas metten zynen verboden was, van der stadt ende des hoefs van camerycke wegen opte voirn(oemde) dagen nyet te werckenen ofte doen wercken. Corts daer nae de voers(creven) suppliant wetende, dat hem de valsscheyt ende bouverye was, heeft den voers(creven) bosbas met zynen medeplegers voer syne scade ende interest dach doen beteykenen voer de wet onser voers. stadt van antwerpen, aldaer soe verre geprocedeert geweest es, als dat hy bosbas, metten zynen gecondempneert zyn, hem suppliant te betalenen ter cause voers., zeker somme van penningen, ende in ander civile beternisse alst blyct by seker acte etc., niet tegenstaende welcke condempnatie ende die niet achtende de voirnoemde bosbas ende medeplegers dreygen noch dagelycx hem suppliant by sulcken ende anderen middelen te bescadigen, ende zyne dingen doen naer printen, soe dat hy suppliant om hem te verhueden van scaden gheene zunderlinge materie en darff te wercke leggen om printen(,) duchtende dat hem de voers. zyne quaetwillige noch van gelycken doen mochten, dwelck in dien gevalle causeren zoude zyne desolatie ende eeuwige verderffenisse, begheerende daer omme oitmoedelic aen ons dat hem geoirloift zij geduerende den tijt van thien jaren te mogen printen boucken die men harwaerts over noynt en heeft geweten printen met previlegie, gelyc men dat in diversen plaetsen als te paris venegien lions ende elders aldaer zy printers sulck previlegie hebben dat nyemant van hemlieden wye hy is, ondersate des lants, en mach naerprinten oft doen naerprinten, tghene dat by den voers. printers alsoe gepreviligert zynde geprint werdt, op peyne die voers. printen geappliceert te werden, ende die printers daer of gecorrigeert te zyne naer inhouden desselfs previlegien, twelcke den selven printers groote versekerthede ende voirdeel is, ende is oic de gemeene welvaert van den lande, want zy jaerlycx groote ende overtallige penningen uuyt desen onsen lande ende heerlicheyden van onsen ondersaten die hem aldaer voirsien van boucken, die men harwairtsover nyet gewoenlic en is te printen die welcke penningen bynnen onsen landen bliven souden indien hy suppliant tselve consent hadde; begeerende daeromme hem by ons daer up voirsien te werdden van onser gracie als boven. Waer omme wy de saken voirscreven overgemerct zonderlinge de groote scaden ende interesten by den voirn. suppliant geleden, geinclineert wesende tzynder supplicatie ende begheerte hebben inden gevalle als boven, by advyse ende deliberatie van onse harde lieve dochter van ons (,) keyser (,) vrouwe ende moeye van ons, kaerle, de Eertshertoginne van Oistryc, hertoginne ende gravinne van bourg(ond)ien, duwagier van Savoye, Regente ende gouvernante etc., ende van den Cancellier ende lieden van onsen Rade in Brabant, geoctroyeert, geconsenteert ende geaccordeert, octroyeeren, consenteeren ende accorderen, hem gevende oirlof ende consent by onse speciale gracie mits desen onsen brieve, dat hij geduerende den tyt van zesse jaren te rekenen van der daten van desen, sal mogen opstellen ende printen alle alsulcke nyeuwen volumen van boucken, ende anderen dingen alsmen hier bynnen onsen lande ende hertochdom van Brabant noch niet in printen gestelt en heeft, sonder dat yement wye hy zij van printers, bouckbinders oft ander sulcke boucken alsoe opgestelt | |
[pagina 106]
| |
ende in printen bracht zynde, zullen mogen naer printen oft doen naer printen in eeniger manieren, op peyne de selve printen ende boucken, alsoe naegeprint, geconfisqueert te zyne, tonsen profyte, ende van der inobedientie arbitralyck gepugnieert te zyne alsoe behoeren sal. Tot vijfmaal toe wordt Henrick Bosbas, ‘met zynen adherenten’, ‘metten zynen’, ‘met zynen medeplegers’ genoemd in Claes de Grave's vertoog, dat, naar gewoonte van de kanselarij, in den aanhef van de acte wordt overgenomen. Claes de Grave's klacht sluit in, dat hij niet op 't eerste zicht kon weten, in welk atelier zijn almanak werd nagedrukt. Het zou dus geweest zijn met eene letter, die hij niet direct kon thuisbrengen, met eene letter, die hij niet terstond als eene van Bosbas herkende of die in meer dan ééne Antwerpsche drukkerij werd gebruikt. Wie de medeplegers zijn komen wij niet te weten. Het vonnis van de Antwerpsche schepenbank, dat door Claes de Grave wordt bedoeld, noemt noch Bosbas noch de medeplegers en | |
[pagina 107]
| |
hoewel het inderdaad aan de Grave recht verleent op een schadevergoeding, die twaalf rijnsgulden zou bedragen, werd het uitgelokt veeleer door Meester Jasper Laet van Borchloen. Het erkent het recht van ‘eenige van den boeckprenters’ te Antwerpen om te drukken wat de ‘medecyn’ voortaan zal willen uitgeven - er is echter alleen sprake van zijne prognosticaties - en verlangt dat zij ‘contribueren’ twintig rijnsgulden - De Grave laat het voorkomen alsof die contributie een civile beternisse, een boet was; weigeren zij echter contributie en vergoeding te betalen, dan wordt die van hen niet met dwang genomen maar zij verbeuren het recht Meester Jasper's prognosticaties te drukken: de dokter-astronoom zal een prenter mogen kiezen en de anderen zullen de veelbegeerde prognosticaties slechts mogen nadrukken en verkoopen als het vet er af is, namelijk een maand na den eerste. Dit vonnis werd uitgesproken den 7n November 1511. Hier volgt de tekst, opgeteekend in het Zesde Vonnisboek (1509-1518), f. 73, bewaard in het Stadsarchief te Antwerpen: Opt gescil geport in rechte voer borgemeesters etc tusschen meester Jaspar laet van borchloen medecyn ter eenre syden ende eenige vanden boeckprenters der voirs. stad ter andere, aengaende sekere pronosticacien die de voirs. meester Jaspar woude doen prenten, Partien gehoert etc, Soe is op huden des vridags vij dage in novembri xvc jaer ende xj byden voirs. wethouderen vutgesproken ende getermineert dat de voirs. prenters selen moegen prenten tghene dat de voirs. meester Jaspar vutgeven sal dies selen sy contribueren xx Rynsgulden ende noch xij Rynsguldenen in recompensatien vanden scaden die over jaer claus de grave geleden heeft Ende in dien sy dat niet doen en willen soe sal de voirs. meester Jaspar eenen prenter moegen kiesen die syne pronosticacien sal prenten ende daer na en sal niemant moegen prenten binnen eender maent daer na volgende. Gedaen als boven. W. Nijhoff en M.E. Kronenberg hebben nog geen exemplaar van Jasper Laet's almanak en prognosticatie voor 1511, gedrukt bij Claes de Grave of bij Hendrik Bosbas, teruggevonden. Onder nr. 3331 beschrijven zij echter Laet's Almanack pro anno domini 1511 - één blad, aan eene zijde bedrukt - ‘Gheprint Tantwerpen buyten die camerpoorte. Inden gulden eenhoren By my Willem vorsterman’ en daaronder ‘Jasper laet de Borchloen’. Was Vorsterman een van die medeplegers van Bosbas, zoo stout dat ze zelfs op hun nadruk de onderteekening van den auteur stelden, alsof deze hem goedkeurde? | |
[pagina 108]
| |
Laet's almanakken en prognosticaties verschenen c. 1510 wel méér zonder vermelding van drukker, zoodat Nijhoff en Kronenberg toeschrijven aan Willem Vorsterman, met een vraagteeken, de almanakken voor 1510 (nr. 1297), en voor 1520 (nr. 3333), de prognosticaties voor 1507 (nr. 3346) en voor 1514 (nr. 3334), (bij welk nr. zij de bemerking stellen dat het teksttype voorkomt bij Eckert en bij Hillen zoowel als bij Vorsterman); aan Jan van Doesborch den Engelschen tekst van de prognosticatie voor 1516 (nr. 1303), (terwijl de Engelsche prognosticatie voor 1517 (nr. 1304), werd ‘Emprinted by Nycolas de Grave’); aan Adriaan van Berghen de prognosticatie voor 1507 (nr. 3345); aan Michiel Hillen van Hoochstraten die voor 1508 (nr. 3347) en 1514 (nr. 3348); aan Claes de Grave den almanak voor 1520 (nr. 3332) en de prognosticatie voor hetzelfde jaar (nr. 3335). De drukkers, door Claes de Grave bedoeld, naast Bosbas, zouden dus kunnen zijn Adr. van Berghen, H. Eckert, Michiel Hillen en W. Vorsterman. Men ziet Claes de Grave nooit in samenwerking met de drie eersten. Slechts in 1539 is er verstandhouding met Vorsterman (N.K. 2704, 2705). Laet's Prognosticon ad annum 1528 (nr. 3342) zegt: ‘Impressum Antverpiae typis Ioannis Graphei, impensis autem honestorum virorum Nicolai Gravii, Jacobi Liesveldii, et Simonis Coci.’ Bij het slot van Jasper Laet's Pronosticum pro anno 1530 (nr. 3341) verklaart de schrijver dat hij, onder al de almanakken en prognosticaties die onder zijnen naam worden verspreid, geen andere erkent dan diegene waarvan de uitgevers zijn Claes de Grave, Jacob van Liesveldt en Symon Cock; en de Pronosticatie vanden jare 1532 (nr. 1302) wordt ‘Gheprint Thantwerpen By ons Claes de grave. Jacop van Liesvelt ende Symon Cock’. Michiel Hillen heeft echter nooit verzaakt aan het drukken van de populaire almanakken en prognosticaties en hij heeft gezorgd dat hij den schrijver op zijne hand had en, toen deze overleden was, ook diens zoon, Jasper Laet den jonge. Want Claes de Grave en zijne medestanders zijn in de gunst van Meester Jasper Laet van Borchloen niet gebleven. In November 1532 had de Grave, ditmaal ook samen ‘met synen mede- | |
[pagina 109]
| |
gesellen’, een ‘twist geresen in rechte’ voor de wet van Antwerpen, waarin Michiel (Hillen) van Hoochstraten de verweerder was: beide partijen maakten aanspraak op het drukken van Meester Jasper's almanakken en prognosticaties; de schrijver van deze het heele jaar dóór gerieflijke losse bladen en katernen kwam echter voor burgemeesters en schepenen verklaren dat hij aan Michiel van Hoochstraten en aan niemand anders het recht van uitgeven had toegezegd en Claes de Grave en zijne medestanders werden natuurlijk in het ongelijk gesteld. Dit gebeurde op twee Vierschaar-Vrijdagen, den 15n en den 22n November 1532; Claes cum suis waren de tweede maal zelfs niet meer verschenen. Ziehier de beide uitspraken, opgeteekend in het Vonnisboek 1529-1532:
F. 148v. Claes de greve cum suis contra Michiel van hoochstraten. F. 150. De printers (contra) Michiel van hoechstraten. | |
[pagina 110]
| |
M. Jaspaers, is ter saken vandien de voirs michiel weder voer de voirs wethouderen gecompareert, versuekende dat byden voirs wethouderen oick soude geseegt ende geappointeert wordden vanden almanacken gelyck als boven vanden prognosticatien ware getermineert, te weten dat hem alleen soude georloeft sijn, ende allen anderen verboden, de voirs. almanacken te druckene, Ende naer dien de voirs. michiel duer bevel der voirs. wethouderen te meer reijsen hadde doen daegen omme te comparerene voer de voirs. wethouderen den voirs. Clase ende sijnen medegesellen, ende de selve niet en compareerden, is ten nabescreven dage, ten versueke des voirs. michiels, midts noncomparitien des voirs. Claes ende synen gesellen, byden voirg. wethouderen, (gehoirt hebbende anderwerven trapport bijden voirs. meesteren Jasparen gedaen) vuijtgesproken ende getermineert, dat de voirs. michiel alleen printen sal de prognosticatien ende almanacken des voirs. m. Jaspaer Laets. Aldus gedaen des vrijdaechs xxij daegen in novembrj xvc Jaer ende xxxij. Claes de Grave's niet bij name genoemde medegezellen zullen in November 1532 wel dezelfde twee zijn geweest, die het vorig jaar samen met hem Jasper Laet's Prognosticatie van den jare 1532 hadden uitgegeven (Nijhoff-Kronenberg, nr. 1302), namelijk Jacob van Liesvelt en Simon Cock. Er is noch in Wouter Nijhoff's Art Typographique noch in Nijhoff-Kronenberg's Nederlandsche Bibliographie 1500-1540, gezwegen van van Havre en van Olthoff, een drukker bekend, die Hendrik Bosbas heet; en een man, zoo ondernemend, dat hij als leider van den nadruk wordt voorgesteld, is er toch een die een spoor als drukker moet hebben nagelaten. Een schuilnaam is Bosbas niet: de Grave kent maar al te wel den naam. Een toenaam? Het Antwerpsche stadsarchief, dat mij en anderen zoo menigmaal heeft geholpen - ik ben nog dankbaar voor wat het mij b.v.b. over den geheel onbekenden Jan de Gheet, den drukker van het Maximiliaan-boek uit 1515, heeft opgeleverdGa naar voetnoot1) - is mild geweest ook ditmaal. Ditmaal echter vooral dank zij dien allergerieflijksten gids, veel gebruikt en soms toch verwaarloosd, de aanteekeningen van wijlen ridder Leo de Burbure en de naamtafels daarop. Bij Bosbas alias Eckaerts staan vier verwijzingen en zij lossen het | |
[pagina 111]
| |
Bosbas-raadsel op en geven eraan een tragisch, een gruwelijk vervolg. De verwijzingen betreffen archiefteksten uit 1538, 1541, 1542, waarin voorkomen de namen vidua Henrici Bosbas, Magriete Dregge; Margriete Dregge, weduwe wijlen Henrick Eckaerts van Homborch die men heet Bosbas; Joachim Bosbas alias Eckaerts, Henricssone wijlen; en Kathelijne Eckaerts alias Bosbas. Henrick Bosbas, over wien Claes de Grave zich had te beklagen in 1511, is dus de bekende drukker Henrick Eckert van Homberch.
***
‘Bosbas’ echter is de vervlaamschte, zachter klinkende, Antwerpsch-gemoedelijke vorm van Hendrik Eckert's oorspronkelijken, Hoogduitschen toenaam, Butzbach. Dat zei Mej. M.E. Kronenberg mij ook, toen zij mij verwees naar den veilingcatalogus van J. Fr. Vande Velde, dl. I, Gent, 1831, nr. 1573: ‘Sanctorale estivi temporis sancte Leodiensis ecclesie pars estivalis. Impressa Parisiis pro J. Henrico Eckerc alias Butzbach bibliopola Antverpiensi an. 1500. 14 Septembris. In-12. anc. rel. bois. Imprimé en caractères semi-gothiques noirs et rouges. A la fin sont insérées des prières en latin, manuscrites’; en naar den veilingcatalogus van Fr. Vergauwen, dl. I, Brussel, 1884, nr. 78: ‘Breviarium ad usum ecclesiae Leodiensis (Pars estivalis) (à la fin:) Impressa Parisius p. honesto viro Henrico eckere al's buczbach cive ac bibliopola antwerpiensi.. anno 1513, in-16, goth., à 2 colonn., ancienne reliure veau estampé. Exempl. souillé et réparé dans quelques endroits. Edition non décrite; elle provient de la coll. Vande Velde. Des feuillets manuscrits se trouvent à la fin.’ En Mej. Kronenberg voegde erbij dat zij niet wist waar dit exemplaar sedertdien is gebleven. Gij kunt wel denken dat ik het dan ook niet weet. Kanunnik L. Le Clercq heeft, vóór vier jaar,Ga naar voetnoot1) gewezen op dit Breviarium Leodiense, pars estivalis, waarvan het colophon wordt | |
[pagina 112]
| |
vermeld in de Theux, Bibliographie liégeoise, 2e ed., no 1304: ‘Sacre Leodiensis ecclesie pars estivalis, favente altissimo, hic finem suum capit, impressa Parisiis pro honesto viro Henrico Eckert alias Butzbach, cive ac bibliopola Antverpiensi... anno dominice incarnationis m ccccc et xiii, septembris’, en waarvan een exemplaar was in de veiling X. de Theux de Montjardin, Gent, 1903 - welk exemplaar thans ook niet meer is te vinden. Kanunnik Le Clercq berichtte mij sedertdien ook dat het werk - steeds zomerstuk - ook wordt vermeld door Hans Bohatta, Bibliographie der Breviere 1501-1850, Leipzig, 1937, S.212, n. 2326, met verwijzing naar The Ecclesiologist, Nr. LXXV, Febr. 1850, Londen, p. 42; door Fabricius, Bibl. Latina, Patav., 1754, I, 276 (1514); door F.A. Zaecaria, Bibl. ritualis, Romae, 1776-81, I, 130 (1514). Zoodat ook Bohatta van geen exemplaar het verblijf kent. Hier komt het toeval in het spel. Geen week later dan de brieven van Mej. Kronenberg en van kanunnik Le Clercq kreeg ik, dank zij een vriendelijke mededeeling van Mgr. Dr. van Gils, te Roermond, kennis van een bandjeGa naar voetnoot1) beprent met een paneelstempel, welk bandje | |
[pagina 113]
| |
bevat, van Breviarium Leodiense, niet het zomerstuk, dat in het bezit is geweest van J. Fr. Vande Velde te Beveren-Waas, en van Fr. Vergauwen, te Gent, van de Theux te Luik, maar Pars Hyemalis van dezelfde uitgave, en misschien hoorden beide exemplaren bij elkaar: de banden zijn van denzelfden aard; de bandversiering, kende men die van het in 1831 en 1884 verkochte Pars estivalis, zou het nader uitwijzen. | |
[pagina 114]
| |
Overschrift van titelblad en colophon van Breviarium Leodiense, pars hyemalis, Parijs, 1513, 7 October, voor Henrick Eckert alias Butzbach, boekverkooper te Antwerpen, bij de Cammerpoort, in het Schild van Delft, en te Leuven, nabij Sint-Pieterskerk, en verdere beschrijving van het boek, naar het bedoelde exemplaar, bewaard bij de Carmelieten te Boxmeer, leze men in de sedertdien (1939) verschenen Addenda van Nijhoff en Kronenberg's Nederlandsche Bibliographie 1500-1540, nr. 4131. Aan dat Butzbach heeft de opsteller van den catalogus Vande Velde niet getwijfeld, die van den catalogus Vergauwen wél; hij drukt buczbach (de eerste Eckerc, de tweede eckere). Butzbach is een dorp in de buurt van Homberg in Hessen, ten Z. van Kassel. Wij weten meteen welk Homberg door Henrick Eckert wordt bedoeld als hij zijne herkomst aanduidt in zijn naam zooals hij dien over het algemeen in zijne colophons drukt.Ga naar voetnoot1) Uit Butzbach zal Eckert gekomen zijn; in vroeger jaren heeft hij een toenaam naar dit plaatsje gebruikt, lang genoeg opdat hij te Antwerpen in de wandeling kortweg Bosbas ging heeten, wat archiefstukken ook hebben opgeteekend; maar hijzelf hield niet van dat ‘Bosbas’ en trachtte, met onvolkomen succes, het te verdringen door ‘van Homberch’, dat haast even juist was, meer Nederlandsch klonk en voor hetwelk geen kans op verminking bestond. Toen hij, zoo laat als 1520, in de Sint-Lucasgilde als vrijmeester werd aangenomen, werd hij in den Liggere opgeteekend als Heynric Ecker. Te bemerken is echter het tot nu toe niet bekende tweede adres van Henrick Eckert alias Butzbach: behalve als poorter en boekverkooper te Antwerpen in het Schild van Delft - zijn | |
[pagina 115]
| |
winkel en werkplaats in de korte Cammerstraat heet doorgaans Het Huys van Delft - leeren wij hem hier kennen als boekverkooper tevens te Leuven, waar hij, onder de bescherming van de Universiteit, in 1513, bij Sint-Pieterskerk een winkel heeft, die met boeken overvloedig is voorzien. Die omstandigheid legt gemakkelijker uit dat hij een Luiksch brevier laat drukken, bij een van de Parijzer brevier- en getijdenspecialisten: Leuven zelf behoorde tot het bisdom Luik, op de grens van het Kamerijksche, en kliënteel was er te Leuven genoeg voor een liturgisch handboek ten behoeve van een groot deel van Brabant, tot 's-Hertogenbosch toe, en van het land van Loon en van Luik. Bij Sint-Pieterskerk te Leuven heeft niet alleen de Antwerpsche drukker Eckert een boekwinkel, in 1513, maar ook de Parijzer uitgever Gilles de Gourmont, in 1515; hij verkoopt er de Parijzer uitgave van de verzen van Adrianus Barlandus, hoogleeraar te Leuven (N.K. nr. 2359). Eckert's Leuvensche boekwinkel bestond misschien nog in Februari 1516, wanneer Dirk Martens te Leuven drukt, zoowel op Eckert's als op eigen kosten, Nic. Everardi's Topica (N.K. nr. 911). In 1518 is Eckert's Leuvensche boekhandel opgeheven; want als Michiel Hillen van Hoochstraten, goed gebuur en goed vriend, op beider gezamenlijke kosten drukt, in 1518, Godescalc Rosemond's Confessionale (N.K. nr. 1819) wordt in het colophon aangekondigd dat het boek te koop is niet alleen te Antwerpen, bij hen beiden, maar ook te Leuven, in taberna magistri Thielmanni Bibliopole Universitatis Lovaniensis.
***
De drukker Henrick Eckert is tweemaal gehuwd geweest, namelijk met Paesschyne Spillemans, die reeds overleden was in 1519, en met Margriete Dregge, die hem overleefde. Van Paesschyne Spillemans had Eckert drie dochters, Kerstine, Mechtelt en Anna. In 1519, wanneer Antwerpsche schepenbrieven (V.K., f. 137v; G.C., f. 24-25) deze drie noemen onder de erfgenamen van wijlen haar moeders ouders, Peter Spillemans en Margriete Bairs, zijn Kerstine en Mechtelt gehuwd, Anna is minderjarig. Ook Henrick Eckairt boeckprintere zelf verschijnt: | |
[pagina 116]
| |
van de gezamenlijke erfgenamen neemt hij ‘terve ende in erflycken rechte’ ‘een loove dat twee woninghen zijn metten sesse cameren daer achter’, ‘in de Meer alhier’. Hij is weduwnaar want hij verschijnt alleen; van zijne kinderen wordt trouwens gezegd ‘daer moeder af was Paesschyne Spillemans’. Om dien tijd zal hij hertrouwd zijn, namelijk met Margriete Dregge. Van haar heeft hij twee kinderen, Kathelyne en Joachim. In 1541 is Kathelyne Eckaerts alias Bosbas gehuwd met Salomon Verbeke (een schepenbrief, W.G. III, f. 22v, acteert dat zij renten verkoopt); maar Joachim Eckaerts alias Bosbas Henricxsone wijlen is nog minderjarig den 22n Mei 1542, wanneer zijne momboren een rente verkoopen, die zij drie jaar vroeger kochten te zijnen behoeve. Hij zou dan in Mei 1521 geboren zijn - kort vóór zijns vaders dood. Eckert's oudste dochters Kerstine en Mechtelt, die reeds gehuwd waren in 1519, werden vermoedelijk geboren vóór 1500; hijzelf zou dan met de Antwerpsche Paesschyne Spillemans gehuwd zijn toen hij nog te Delft woonde. Misschien is dan zijn huwelijk voor hem de aanleiding geweest om zich te komen vestigen te Antwerpen - gezwegen van de voordeelen, die de Antwerpsche jaarmarkten en de bestendige verkoophallen, de ‘panden’, boden aan prent- en boekverkoopers.Ga naar voetnoot1) Het ziet er naar uit alsof de drukker een eind in 1521 overleed. ‘Nous ne connaissons pas d'imprimés de lui après 1523 avec date certaine’, zegt W. Nijhoff in L'Art typographique, maar Nijhoff-Kronenberg kennen van Eckert's Antwerpsche drukkerij uitgaven tusschen Maart 1500 en 27 April 1521. Toen Henrick Eckert stierf liet hij zijne tweede vrouw met twee zeer jonge kinderen na. Wat is er van hen geworden, wat van zijne drukkerij - en wat van het Huys van Delft, in de Cammerstrate, binnen de Cammerpoort, waarin hij gevestigd was? Van Margriete Dregge, weduwe Eckert, zijn geene uitgaven bekend; van Eckert's kinderen en schoonzonen evenmin. Kerstine's man, vernemen we in 1519, heet Wolffaert van | |
[pagina 117]
| |
Heynsberch en is lakenbereider; Mechtelt's man heet Balthazar de Wagheneer. Anna's spoor gaat verloren maar van Kathelyne hooren we in 1541 dat zij is gehuwd met Salomon Verbeke en den in 1542 minderjarigen Joachim verliezen we uit het zicht. Werd Eckert's materieel overgenomen door Michiel Hillen, die in de beide acten uit 1519 optrad, samen met den smid Jan Scheyve en den tingieter Cornelis Spillemans, als ‘vriende ende maghe ende geleverde momboren metten rechte’, ‘met consente van den weesmeesteren deser stede’, voor Anna Eckaerts, Henrick's derde dochter, toen minderjarig? Een onderzoek van de gebruikte typen kon daarover iets leeren. Na Eckert's dood is zijn huis gebleven in het bezit van Margriete Dregge, ‘weduwe wijlen Henrick Eckaerts van Homborch die men hiet Bosbas cum tutore ende huere kinderen’: den 28n Maart 1526 geeft zij te erve, mits 56 karolus gulden erflyckere renten, aan een dochter uit Eckert's eerste huwelijk, Mechtelde, en haar man Balthazar Wageneer, ‘een huys metter plaetsen fundo et omnibus pertinentiis’ geheeten nu ter tyt thuys van Delft, dwelck den Haen te heeten plachGa naar voetnoot1), gestaen ende gelegen in de corte cammerstrate’ - dat zullen wij vernemen uit den schepenbrief die opteekent hoe Margriete Dregge's helft in die erflijke rente later wordt verkocht: zie verder. Margriet Dregge had het Huys van Delft laten gebruiken als boekwinkel door Peter Kaetz, te Londen gevestigd, die echter hier verkoopt Die Bibel int duitsche, voor hem gedrukt te Antwerpen door Hans van Ruremunde in 1525: zie Bibliotheca Belgica, B 122; en Nijhoff-Kronenberg, nr. 380. In 1533-1536 woont in Het Huys van Delft de boekhandelaar Jan Steels, Hillen's schoonzoon. Een boekwinkel, soms een drukkerij, zal het huis gebleven zijn: Mattheus Crom, wiens adres in 1539 nog is ‘in den Ketel’, | |
[pagina 118]
| |
is in 1541 gevestigd ‘sub intersigno scuti Delfici’. Vermoedelijk zelfs wordt Crom's handel daar voortgezet door Geertruydt sCrommen - deze naam is toch de vrouwelijke vorm van Crom of De Cromme - die 23 Sept. 1546 van den Raad van Brabant octrooi als boekverkoopster krijgt.Ga naar voetnoot1) Voor de derde maal verandert het huis van naam als het, in November 1548, ter Vrijdagmarkt wordt verkocht voor de schuldeischers van Anthonis Mannekens en eigendom wordt van de Birckman's, boekverkoopers: het heet voortaan De vette HinneGa naar voetnoot2).
* * *
Over Margriete Dregge, de weduwe van Henrik Bosbas, heeft het Antwerpsch Archievenblad twee berichten; een daarvan, datgene uit het Vierschaarboek, werd reeds door de aanteekeningen van de Burbure aangewezen. Dat de weduwe van Henrick Eckert van Homberch bedoeld wordt kan men uit de teksten overgedrukt in het Archievenblad echter niet zien.Ga naar voetnoot3) Het Antwerpsch Archievenblad, dln. VII-XIV, heeft, onder leiding van stadsarchivaris P. Genard, een reeks documenten uitgegeven over personen, die in de 16e eeuw werden vervolgd om geloofszaken.Ga naar voetnoot4) Daarin, VII, blz. 392, uit het Vonnisboek: | |
[pagina 119]
| |
Lunae xxvija Martii anno xxxv stilo Brabantiae ante Pascha (1536). In het origineel staat ‘Exo fca’ - inderdaad de gewone vermelding bij het uitvoeren van de doodstraf. Het Archievenblad zegt in voetnota: Herdoopte. Het vonnis vermeldt noch reden noch omstandigheid noch onderzoek. Het Archievenblad steunt dus op de hierna geciteerde rekening van den Markgraaf. En in VII, bl. 426, naar ‘Rekeningen van den Markgraaf, 1535-'36, Ontvangsten (De volgende post is doorgehaald)’: Van Margrieten Dregge alias Bosbas, diewelcke herdoopt ende in eenen sack int Schelt verdroncken is geweest, ende heeft achtergelaten, van hueren haeffelycken goeden, v lb x scellingen groten Brabants, ende vanden onruerende goeden ende renten vi lb x scellingen groten erffelycke, makende in gereeden penningen cviij lb die tsamen maken cxiij lb x sc. groten. Wat de beschuldiging tegen Margriet Dregge inhield komen wij niet te weten. Volgens de rekening van den Markgraaf wàs zij een herdoopte. Dit is blijkbaar genoeg geweest om haar in de Schelde te versmoren.Ga naar voetnoot1) Schout Willem van den Werve, op wiens aanklacht en eisch Margriet Dregge als ‘herdoopte’ ter dood werd veroordeeld, had, toen hij de vrouw in een zak liet stoppen en verdrinken in | |
[pagina 120]
| |
de Schelde bij het krieken van den dag, op Dinsdag 28 Maart 1536, terwijl hij erbij stond op datzelfde eindje werve waarvan hij den naam droeg, het afschuwelijk werk van zijn ambt niet geheel volbracht. Lijf en goederen verbeurde Margriet Dregge en de keizer erfde... samen met den schout.Ga naar voetnoot1) Die moest zorgen dat het erfdeel werd binnengehaald was de schout en hij had daarover af te rekenen. Passief: de kosten van den zak en het loon van biechtvader en beulGa naar voetnoot2); actief: wat Margriet naliet aan have, renten en onroerend goed en wat de verkoop daarvan kon opbrengen. Zoo verkoopt de schout, twee jaar later, hare helft van de erflijke rent, ‘dairomme Margriete Dregge, weduwe wylen Henrick Eckaerts van Homborch die men hiet Bosbas cum tutore ende hueren kinderen opten 28n dach in Meerte anno 1526 terve gegeven hebben’ aan Balthazar Wageneer en zijne vrouw Mechtelde Eckaerts het huis geheeten ‘nu tertyt thuys van Delft, dwelck den Haen te heeten plach, gestaen ende gelegen in de corte Cammerstrate alhier’. En in den schepenbrief, de verkoopacte, wordt het eigendomsrecht van den verkooper | |
[pagina 121]
| |
verantwoord met het doodvonnis van de weduwe Eckaert alias Bosbas, wier ‘lyf ende goeden’ aan ‘onsen genedigen heere verbuert’ werden verklaard, ‘mits der misdaet van der selver Margriete Dregge.’ | |
[24 Mei 1538]De schepenbrief, sub Ryt et Halle, 1538, f. 356 luidt: Willem vanden werve Schoutet deser stadt van Antwerpen ende Marcgrave slants van Ryen, ende in dier qualiteyt inden name ons genedichs heeren skeysers als hertoge van brabant, Bekende mits eene zekere somme van penningen die hem tot behoiff ons genedichs heeren voirgen. al ende wel es vergonden ende betaelt, dat hy vercocht heeft wel ende wettelick Janne van halmale Janssone Achtentwintich karolus guldenen erflick metten achterstelle dair af van Natalis lestleden herwaerden verloopen, vanden sessenvyftich karolus guldenen tsiaers erflyckere renten, dairomme Margriete Dregge wede wijlen henrick eckaerts van homborch diemen hiet bosbas cum tutore ende huere kinderen opten xxviijen dach in meerte anno xvc ende zessentwintich terve gegeven hebben Baltazar wageneer ende mechtelden eckaerts eius uxorj Een huys metter plaetsen fundo et omnibus pertinentiis geheeten nu ter tyt thuys van delft, dwelck den haen te heeten plach, gestaen ende gelegen Inde corte cammerstrate alhier, tusschen thuys geheeten tvosken ex una ende Jan Beeckmans huys ende erve ex altera prout littere, gelijck ende in alle der manieren de voirs. xxviij karolus gulden erflic toebehooren plagen der voirseider wijlen Margrieten Dregge, wyens lyf ende goeden by vonnisse van den wethouderen deser stadt, ter hooger vierscharen ons voirs. genedichs heeren skeysers alhier gegeven, in effecte verclaert zyn geweest aenden selven onsen genedigen heere verbuert ende geconfisqueert te wesene, vuyt dien dat hij comparant, mits der misdaet vander selver Margriete Dregge, geconcludeert hebbende tot verbuerte van hueren live ende goeden opten xxvijen in meerte anno xvc xxxv voer paesschen gewesen is volcomen van zynen vermete, droech op met allen den rechte dat de voirs. onse genedige heere dairane hadde ende houdende was, ende bekende dat de selve gheen recht meer dair ane en behielt Te wairne van allen commere ende calaengien, Ende waert dat den voirs Janne van halmale, oft zynen nacomelingen aenden coop, waernisse ende claernisse voirscreven hier af namaels iet gebrake, dat geloefde de voirs willem vanden werve vuyt zynen privaten name altyt wel ende volcomelic opterechtene ende te voldoene, unde ob(ligav)it se et sua quecumqz. xxiiijen maij anno (1538).
Na 1542 is Eckert's Antwerpsche toenaam Bosbas ook voor zijne kinderen weggesleten.
Prosper Verheyden |
|