De Gulden Passer. Jaargang 14
(1936)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Een onbekende muziekdruk van Peeter PhalesiusGa naar voetnoot1) (Antwerpen, 1611).Sedert lang wekten de muziekuitgaven, als speciale tak der boekdrukkunst, de aandacht onzer bibliografen. En niettegenstaande laat de bibliografie van dit vak, minstens voor wat de Belgische drukkers betreft, aan volledigheid nog veel te wenschen over. Reeds tweemaalGa naar voetnoot2) vestigden wij de aandacht op de menigvuldige leemten die voorkomen bij het aanhalen van liturgische muziekboeken in het standaardwerk van A. Goovaerts. Ook op het gebied der onderwijsliedekens, waartoe de hier beschreven druk behoort, kan men dit boek merkelijk aanvullen.Ga naar voetnoot3) Zooals bekend, was het de gewoonte in vroegere tijden, zoowel om het geheugen der schoolkinderen te helpen als om hun aandacht te vestigen, allerlei onderwerpen in rijm en muziek te stellen, zooals de grammatica, de fabelen van Aesopus en La Fontaine, de catechismus en de christelijke leering. Tot dit laatste leervak behoort onze Phalesiusdruk die aldus kan beschreven worden: Christe-lijcke Leeringhe int t' Rijm. Los blad, 44 cm. breed × 36 cm. hoog; onder den titel, twee notenbalken, 21 en 23 cm. lang; 15 Strophen en een refrein in 3 kolommen, met titelopgaven in margine. Onderaan: rijmeloos | |
[pagina 81]
| |
gebed in cursiefletter; rechts: Vidit & approbauit 8. May 1611. Egbertus Spitholdius Canonicus & Plebanus Antuerpiensis. T' Antwerpen bij Peeter Phalesius inde Cammerstraet inden Coninck Dauid. archief aartsbisdom mechelen.
De melodie is zeer eenvoudig, zooals het past voor het aanvankelijk onderwijs; natuurlijk is ze eenderwijs en wordt ze door hetzelfde refreintje gevolgd. Voor de muziekliefhebbers laten wij ze hier volgen met den volledigen tekst, die tevens de geschiedenis van het vroeger godsdienstig onderwijs en het folklore en de Antwerpsche muziekdrukkunst aanbelangt. Christe-lijcke Leeringhe int t'Rijm.
Godt heeft v mensch gheschapen, En die werelt van niet,
V ziel sal altyt leuen, Maer t'lichaem eens vergaet,
Gheloof hoop liefde ghenen, Hulp tegen alle quaet Mint Godt, hout syn ghebot, Hoopt loon, vreest s'hellen brant. Och eeuvvich is soo lanck!
Om dat ghy sout gheraken,
Tothemelsche iolyt.
| |
Het einde vvaartoe de mensch is geschapen.Godt heeft u mensch gheschapen
En die werelt van niet,
Om dat ghy soudt gheraeken
| |
[pagina 82]
| |
Tot t'hemelsche iolijt.
U ziel sal altijt leuen,
Maer tlichaem eens vergaet:
Gheloof, Hoop, Liefde gheuen
Hulp teghen alle quaedt.
Mindt Godt, houdt sijn ghebodt
Hoopt loon, vreest s'hellen brant
Och eeuwich is soo lanck!
| |
Articulen des gheloofs.Een Godt in drij persoonen
Ghelooft, en oock hem vreest,
Godt Vader, Godt den Sone,
En Godt de Heylich gheest.
| |
Belijdinghe der H. dryvuldicheydt.Even out wijs en machtich
Sijn sij, en even goedt:
Den Soon voor ons warachtich
Heeft wtghestort sijn bloedt.
Mindt Godt &c:
| |
Mensch-wordinghe Christi.Een Maghet was sijn Moeder,
Hy sterf aen t'cruys de doodt,
De Vaders als behoeder
Track hij wt s'hellen noodt.
Van daer is hij verresen,
Hij clam tot s'hemels throon,
Ten ioncsten dach sal wesen
Rechter en geven loon.
Mindt Godt &c:
| |
[pagina 83]
| |
Die H. Kercke.Ghelooft de Roomsche Kercke,
Di door belijders bloedt.
Schriftuer, en wonder wercken
Staet vast en blyft behoedt.
Hier vloeden wt de wonden
Van Christus claer fonteyn,
Verghiffenis der sonden,
Verdiensten int ghemeyn.
Mindt Godt &c:
U lichaem sal verrijsen
En van der doodt opstaen,
En naer des deuchts wt wijsen
Int eeuwich leuen gaen:
Oft sal om sonde daelen
Int vier dat altijt brandt,
Dient dan Godt, soeckt te haelen
Der Heylighen bijstandt.
Mindt Godt &c:
| |
Die thien gheboden.1[regelnummer]
Voor al mindt Godt den heere
2[regelnummer]
En sweert niet ydelijck
3[regelnummer]
Den Sondach suldij eeren
Met deuchden heylichlijck
4[regelnummer]
U Ouders mindt en eert
5[regelnummer]
En slaet oock niemandt doodt
6[regelnummer]
U van oncuysheyt keert
7[regelnummer]
Steelt niet al sijdy bloodt
Mindt Godt &c:
8[regelnummer]
En gheeft gheen valsch ghetuijghen
9[regelnummer]
Soeckt niemandts bedde-ghenoodt
10[regelnummer]
Wacht u vant'hert te buyghen
Tot vremdt goedt cleijn oft groot.
Dus soeckt ghij s'hemels vrede
Bemindt den heer u Godt,
Bemindt u naesten mede
Dits der gheboden slot
Mint (sic) Godt &c:
| |
[pagina 84]
| |
Die gheboden der H. Kercke.Houdt oock tghebodt der Kercken
1[regelnummer]
En werckt des Feestdaechs niet
2[regelnummer]
Hoort Misse met goedt aenmercken
3[regelnummer]
Vast als syt u ghebiedt.
4[regelnummer]
Eens s'iaers biecht al u sonden
5[regelnummer]
Te Paesschen Hoochtijt houdt,
En hoort naer mijn verconden
Elcx Sacraments inhoudt
Mindt Godt &c:
| |
Die 7. Heylige Sacramenten.1[regelnummer]
T'doopsel vergheeft d'erf zonde,
2[regelnummer]
T'vormsel sterckt onsen moedt,
3[regelnummer]
De Biecht gheneest ons wonden,
4[regelnummer]
Godts Lichaem de siel voedt.
5[regelnummer]
Het Heylich Oly crachtich
Int wterste verlicht,
6[regelnummer]
Het Priesterdom hoochmachtich
Den staet der Kercken sticht.
Mindt Godt &c:
7[regelnummer]
Het Huwelijck met kinders
Der Christen Kerck vermeert,
Om te sijn Godts beminders
Dus moet het sijn gheeert.
Schoudt de hooft sonden seuen
Meer als een quaedt fenijn:
De deuchden wilt aencleuen
Die haer contrarie sijn.
Mindt Godt &c:
| |
Die 7. Hooft sonden.1[regelnummer]
Vreckheydt, 2. en hoouerdije
3[regelnummer]
Oncuysheyt, 4. gulsich-mondt,
5[regelnummer]
Nijdt, 6. Gramscap, 7. Luyardije
Hoordt nu der deuchden vondt.
| |
[pagina 85]
| |
Die 7. contrarie deuchden.1[regelnummer]
Hebt Liefde, 2. weest oodtmoedich,
3[regelnummer]
Sijt maetich, 4. ende eerbaer,
5[regelnummer]
Neerstich, 6. mildt, 7. en sachtmoedich
T'welck deuchden sijn voorwaer.
Mindt Godt &c:
| |
Dry Evangelische raden.Maer wilt ghij volmaeckt wesen,
1[regelnummer]
Aerm, 2. en ghehoorsaem syt,
3[regelnummer]
En suyuer, wandt door desen
Den rechsten wech u leydt.
| |
3. Oeffeninghe voor smorgens op te staen.1[regelnummer]
Smorghens danckt Godt den heere,
2[regelnummer]
Propoost van deuchden maeckt
3[regelnummer]
En Godt met wercken t'eeren,
Dus bidt en altijt waeckt.
Mindt Godt &c:
| |
Oeffeninge (sic) door den dach.By dach denckt alle uren
Godt siedt my, die doodt naeckt,
De siel sal eeuwich dueren
Dus u boos leven staeckt.
| |
3. Oeffeninghe om tzavons slapen te ghaen.1[regelnummer]
Looft t'savondts Godt weldaeden,
2[regelnummer]
Op alle u wercken let,
3[regelnummer]
Bidt hem om syn ghenaeden
En maeckt een goedt opset.
Mindt Godt &c:
| |
Maniere om te biechten.Ist dat ghy biecht u sonden
1[regelnummer]
Bedenckt wel u misdaet,
2[regelnummer]
Hebt leedt wt sherten gronden,
3[regelnummer]
Neempt voor te schouwen t'quaet.
| |
[pagina 86]
| |
Maniere om het H. Sacrament t'ontfanghen.Wilt ghy Christum ontfanghen?
Gaet nuchter wel bereedt,
Ootmoedich, met verlanghen,
Sterck met gheloof becleedt.
Mindt Godt &c:
Wel aen dan Catholijcken
Leeft nu naar Godts ghebot,
Wilt van de deucht niet wijcken
Door s'werelts goedt versot.
Al die daer leeft in sonden,
Och vreest des hellen brandt
Christus toont sijn vijf wonden,
Druckt die in u vers tandt.
Mindt Godt &c:
| |
Ghebedt om volkomen berou te hebben.Ga naar margenoot1. Heere Jesu Christe warachtich Godt, ende warachtigh mensche, mijn Schepper ende verlosser,Ga naar margenoot2. het is mij leet wt gansscher herten dat ick u hebbe vergramt, aenghesien ghy sijt mijn Godt, endeGa naar margenoot3. door dien dat ick u boven al beminne,Ga naar margenoot4. ende neme vastelijck voor mij u nimmermeer voortaen te vertoornen, ende alle occasien van sonden te schouvven. Ick neme oock voor mij oprechtelijck te biechten,Ga naar margenoot5. ende de penitentie die mij inghestelt sal worden te volbrenghen. Ick offere u oock in voldoeninghe van alle mijn sonden, alle mijn wercken, lijden, ende mijn gansch leven,Ga naar margenoot6. Ende ghelijck ick oodtmoedelijck bidde om verghiffenisse mijnder sonden, soo hope ick in uwe goedtheyt ende oneyndelijcke bermherticheydt, dat ghy door de verdiensten van u dierbaer bloedt, bittere doot ende lijden dese sult quijt schelden, ende gratie geven om my te beteren ende int goedt totter doot toe te volherden. Amen.
L. Le Clercq. |
|