De Gulden Passer. Jaargang 14
(1936)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Balthasar Moretus II en Hendrik Barentsen Hartoghvelt.In ons werk Uit het Plantijnsche HuisGa naar voetnoot1) hebben wij een opstel gewijd aan den Amsterdamschen boekhandelaar Hendrik Barentsen Hartoghvelt, zeer bevriend met Balthasar Moretus II en hoogst waarschijnlijk de tusschenpersoon die den Antwerpschen meesterdrukker in betrekking bracht met Joost van den Vondel en diens familie. Wij zullen hier niet herhalen wat wij daar hebben medegedeeld. Sedert de uitgave van bedoelde studie hebben wij echter de hand gelegd op enkele brieven en andere archief-bescheiden, die nog meer bijzonderheden geven over de vriendschapsbetrekkingen tusschen Moretus en Hartoghvelt. Wij deelen deze kleine vondsten hier mede ter aanvulling van hetgeen wij vroeger schreven. Wij weten, dat Moretus zich de twee zoons van Hartoghvelt aantrok, die te Kortrijk vertoefden voor hun studie. Uit het Grootboek (1629-1653), bewaard op het Plantijnsch archief (R. 133), vernemen wij nu met zekerheid, dat de zoons van den Katholieken Amsterdamschen drukker leerlingen waren bij de Paters Jezuïeten te Kortrijk. Daar lezen wij inderdaad op de rekening van hetgeen Moretus aan Hartoghvelt schuldig was: ‘1641 - Adi 21 Octobre: pour aultant payé à P. Jacobus Bisschop de la Compagnie de Jesus pour anticipation de la table pour son fils Ignatius-69-9¾’. Deze Ignatius is zelf Pater Jezuïet geworden. Onder de handschriften, bewaard op het Museum Plantijn - Moretus (M. 23), komt er een verhaal voor van de reis van Texel op Lissabon, die Pater Ignatius Hartoghvelt ondernam in 1655, als eerste etape van een missie naar China. Het is een lange brief gericht tot zijn vader met het volgend opschrift: ‘Dagh Register ende verhaal vande Reyse ter Zee, van Pater Ignatius Hartoghvelt ende zijn Compagnons (P. Franciscus de Rougemond, P. Philippus | |
[pagina 62]
| |
Couplet, ende P. Georgius Reynesius, ghedestineert naar China) tot Lisboa in Portugal; Anno 1655 den 12 Martij uit Texel gheseylt; met Schipper Jan Cornelius van Ooge heet de drie gulde Salmen, een Sweedts Schip, ende den 12 April tot Lisboa voors. ghearriveert. (Welck verhal van 17 April (nevens sijn screijven van daer) den 11 Juny daer aen volghende tot Amsterdam mij behandight is)’. Deze laatste nota, die wij tusschen haakjes plaatsten, werd geschreven door Ignatius' vader voor wien het dagregister bestemd was. Het document, dat het Plantijnmuseum bewaart, is een copie van het oorspronkelijke, die door Hendrik Barentsen Hartoghvelt aan zijn vriend Balthasar Moretus II werd medegedeeld. Vader Hartoghvelt stierf in 1663. Balthasar Moretus II zond aan een van de zonen van zijn vriend, Peter Hartoghvelt te Rotterdam, een brief waarvan het klad op het Plantijnmuseum nog aanwezig is.Ga naar voetnoot1) Wij laten hem hier volgen: | |
Laus Deo Adi 7 May 1663 In AntwerpenEersamen, discreten Sr & Vrient. | |
[pagina 63]
| |
plaetse van de doot te beklagen, ick meer redene soude hebben, van met soo salige doot V L veel gheluck te wenschen. Voor den toestand der Roomschen te Amsterdam in de 17e eeuw is het wel kenschetsend, dat de nabestaanden van Hendrik Barentsen Hartoghvelt de zielemissen, die zij wenschten te laten lezen voor zijn eeuwige zaligheid, te Antwerpen bestelden. De betrekkingen tusschen Balthasar Moretus II en de familie Hartoghvelt duurden nog lang na 1663 voort. Zoo vinden wij in de correspondentie der Moretussen een brief, gedagteekent op 6 November 1673Ga naar voetnoot1), waarin Hartoghvelt's dochter, Aleidis, namens haar broeder en zusters, aan de Antwerpsche vrienden nog hartelijke diensten aanbiedt. Wat vroeger, in een tijd van oorlogsnood, in 1645, door Hendrik Barentsen Hartoghvelt aan Balthazar Moretus II werd voorgesteldGa naar voetnoot2), namelijk zijn papieren en zaken van waarde naar Amsterdam in veilige bewaring te zenden of zelf over te komen, wordt in den brief van 1663 herhaald. Ziehier eenige van de belangwekkendste passages uit dit schrijven: ‘Het is ons leet te verstaen in UE. quartieren den oorlogh so hevigh begint te gaen. Monfreer ende Maseurs doen UE. nevens Juffrouw UE. huysvrouw ende UE. geheele familie hartelyck groetten ende presenteren ons huys het sy om te comen logeeren of eenigh goet te senden sullen het als ons eygen bewaeren ende sult ons ten | |
[pagina 64]
| |
allen tyde van harten wellecom zyn; bedancke UE. van de goede sorghe wegen ons goet, omdat den Winter aenstaende is. Wy hadden daer geen achterdencken van. Monfreer sal op Rotterdam schryven als die schipper gaet die het gebroght heeft sal een briefken van ons of Monsr Vermeulen mede brengen, wat hij eerst sal mede brengen, de coffer gelieft te bewaren so langh dat UE. resolveert goet te senden. Wat belanght het goet te stellen in huysen van gereformeerden men weet daer in niet te raden, doet daer in na UE. wyse voorsigtigheyt, alleen segge, ons huys niet int oogh is, als by vader zal. leven. Wy wercken noch catigiseeren niet meer binnenshuys’. Deze laatste cursief gedrukte volzin is van belang voor de bepaling van de katholieke activiteit van Hendrik Barentsen Hartoghvelt. Moretus had blijkbaar gevraagd of het niet veiliger was zijn naar Amsterdam te brengen bezittingen eventuëel bij protestanten onder te brengen. Aleidis Hartoghvelt laat hem daarover zelf beslissen, doch doet opmerken. dat hun huis niet meer zoo gekend was als een centrum van katholiek bedrijvig leven als ten tijde van haar vader. Er werden dus bij Hendrik Barentsen Hartoghvelt niet alleen katholieke boeken verkocht en verspreid maar er werd ook katholiek godsdienstonderricht gegeven.
Maurits SABBE. |
|