De Gulden Passer. Jaargang 14
(1936)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Nota's over den rijkdom en den boekhandel der Moretussen in de XVIIIe eeuw.Christoffel Plantijn had het monopolium bekomen van het drukken der liturgische boeken voor Spanje en de Spaansche koloniën. In den loop der jaren zond hij 52.000 werken naar Spanje. Zijn opvolgers zetten dezen uitvoer op groote schaal voort. Uit de geschiedenis van dezen boekhandel werd een zeer interessante episode medegedeeld door Dr. M. SabbeGa naar voetnoot1). Veruit de voornaamste afnemers van liturgische boeken (steeds vindt men hiervoor den term ‘rezo’) waren de paters Hieronymieten van San Lorenzo in Spanje. Ze bezaten aldaar het monopolium van den voortverkoop. Omstreeks 1675 ontstond er in de handelsbetrekkingen van de Moretussen met de Hieronymieten een gevaarlijke crisis. Ten gevolge van de slechte ekonomische toestanden en de passieve handelsbalans van Spanje ten opzichte van al zijn buren, heerschte er in dit land een groote geldschaarschte. Dat was de oorzaak, waarom de Hieronymieten hun verplichtingen tegenover hun Antwerpsche leveranciers niet konden nakomen. Balthazar III (1646-1696) is dan naar Spanje gegaan in 1680. Na lange, zeer lastige onderhandelingen is hij tot een bevredigende overeenkomst geraakt betreffende de schulddelging en de verdere handelsbetrekkingen. De rezoleveringen zijn daardoor voortgegaan tot ver in de XVIIIe eeuw. Na den dood van Balthazar III werd de zaak voortgezet door de weduwe Anna Maria de Neuf. Op 13 Mei 1707 ging deze een vennootschap aan met haar zoon Balthazar IV (1679-1730), die ‘de hellicht in de negotie van de drukkereije ende boekhandel’ voor zijn rekening namGa naar voetnoot2). Hiervoor moest hij aan zijn moeder te goed doen ‘3500 ponden vlaems wisselgeltGa naar voetnoot3), wesende de helft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de huysinge, genaemt den gulden passer, daer inne begrepen alle de instrumenten, loode ende houten letteren, pinsoenen, matrijsen, gietinstrumenten, houte ende kopere plaeten, persen, berders ende andere gereedschap dienstigh tot de Plantysche druckerije ende daertoe behoorende bibliotheque van de correcterije.’ Een inventaris werd opgemaakt ‘van al de boeken soo van de voldruckte als degene noch op de perse sijn... van de banden ende sloten derselve, van alle de perquementen, vermillioen, van alle de witte papieren’, enz. In dezen inventaris werd onderscheid gemaakt tusschen ‘roode en swerte boeken, anders genaemt rubro nigri.’ Het totaal van den inventaris bedroeg 250.297:17 f. Hiervan moest Balthazar IV eveneens de helft aan zijn moeder betalen of 125.148:18:1/2 f. Hij was haar dus in het geheel schuldig: 21.000 + 125.148:18:1/2 = 146.148:18:1/2 f. Hiervan heeft hij kontant 40.000 f. betaald. Voor de overblijvende 106.148.18:1/2 f. verleende Balthazar IV een ‘manuale obligatie’, waarvoor hij 3% intrest betaalde. Wat betrof de uitstaande schuldvorderingen, kwam men overeen, dat Balthazar IV ‘van de penningen uyt Spaniën geremitteert wordende niet en sal profiteeren voordat sijne vrouwe moeder van de geheele schult der boeken aldaer gesonden tot dato deser contracte ten volle sal wesen voldaen.’ En voor de andere uitstaande schuldvorderingen ‘is oock besproken, dat de inkomende 2/3 deelen sullen wesen voor rekeninge van sijne vrouwe moeder ende het andere derde deylbaer half en half., tot de weduwe zou voldaan zijn. Dus slechts 1/6 van deze tweede reeks schuldvorderingen zou voorloopig aan Balthazar IV toekomen. Dezes inkomsten waren dus aanvankelijk zeer beperkt. Vandaar, dat we hem in de volgende jaren verschillende leeningen bij zijn moeder zien aangaanGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij den dood van de moeder in 1714 werd bepaald, dat de boekhandel voor de eene helft verder zou uitgebaat blijven door Balthazar IV en de andere helft zou ‘continueren tot gemeynen proffyte van haeren sterffhuyse totter tijd toe haeren joncsten sone Jonr Johannes Jacobus Moretus sal wesen meerderjarigh, als wanneer denselven sal mogen aanveerden de hellicht van deselve Plantynsche Druckerye.’ Op 1 Januari 1716 begon de gemeenschappelijke uitbating door de beide broeders. Na den dood van Balthazar IV in 1730 bleef de leiding van de zaak in handen van Johannes Jacobus Moretus tot aan dezes dood in 1755. De onderneming werd voortgezet door zijn zoon Franciscus Johannes (1717-1768). Toen deze stierf, werd de leiding van het Plantynsche Huis overgenomen door zijn weduwe Maria Theresia Josepha Borrekens. Deze overleed in 1797. De nalatenschap van de weduwe Anna Maria de Neuf in 1714 bedroeg ruim 650.000 guldenGa naar voetnoot1). Haar zoon, Johannes Jacobus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begon in 1716 zijn zaken met een kapitaal van 180.704 f. Theresa Mechtildis Schilder, die met hem huwde, bracht een huwelijksdote van 50.000 gulden in. In 1729 beliep het kapitaal van Joh. Jac. Moretus op 609.170 f.Ga naar voetnoot1). Bij zijn dood in 1755 was het gestegen tot 1.990.338 f.Ga naar voetnoot2). Moretus mag gerekend worden onder de allerrijkste menschen van zijn tijd. Welke waren zijn winstbronnen? Er dient nadruk op gelegd, dat Moretus het grootste deel van zijn kapitaal niet in de drukkerij investeerde. Benevens zijn boekhandel had hij ook een algemeenen warenhandel. Het belangrijkste gedeelte van zijn kapitaal heeft hij echter belegd in renten en obligatiën van openbare leeningen en in aandeelen van talrijke maatschappijen. Vooral buitenlandsche beleggingen komen hierbij in aanmerking. Bepalen wij ons hier bij het mededeelen van enkele gegevens over zijn boekhandel. Uit de jaren 1716-1730Ga naar voetnoot3) (vennootschap van Balthazar IV en Johannes Jacobus) is een grootboek tot ons gekomen, waarin uitsluitend de ‘rezo’-verkoop aan de paters Hieronymieten aangebracht wordtGa naar voetnoot4). We zien hier de enkele boekhouding toegepast worden, wat tegen de gewoonte van den tijd is. De geldwaarden worden niet eenvormig uitgedrukt. De rekeningen van de Amsterdamsche kooplieden Ysbrand Vincent en Thomas Wilkieson zijn opgemaakt in Hollandsche gulden courant. De rekeningen van de Spaansche korrespondenten worden opgemaakt in reales, nl. sommige posten in reales vellon, andere in reales plataGa naar voetnoot5). Voor den afzet van hun ‘rezo’ hadden de paters Hieronymieten twee ‘officines’; één te Madrid en één te Sevilla. Aan het hoofd van ieder officine ontmoeten we een pater-‘administrador.’ De rekening van de ‘administracion’ te Madrid bedroeg in totaal op de 15 jaar, bestreken door het grootboek, 2.846.006 Reales vellon of 4.269.000 Reales plata. Die van de administracion te Sevilla | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beliep op 772.539 Reales plataGa naar voetnoot1). De rekening van de beide officines bedroeg dus in 't geheel 5.041.548 Reales plataGa naar voetnoot2), wat gelijk is aan 1.097.040 gulden Brabantsch wisselgeld. Al de verzendingen naar Spanje gingen over Holland door bemiddeling van een Amsterdamsch huis: van 1716 tot 1721 ontmoeten we Ysbrand Vincent; van 1719 tot 1722 J. de Bruyn Janszoon en van af 1722 worden al de verzendingen toevertrouwd aan Thomas Wilkieson. De rezo voor Madrid ging per schip naar Bilbao en werd vandaar naar Madrid vervoerd; die voor Sevilla bestemd, landde aan in Cadix. Deze Amsterdamsche kooplieden waren tevens papierleveranciers van de drukkerij. De prijs werd vastgesteld per riem. Steeds zien wij dezelfde kwaliteiten weerkeeren als: ‘fin d'Auvergne, fin d'Hollande, fin retiré, fin de Brie, fin Lombart, post carré, grand raisin, petit mediaen, fin grand cavalier.’ Daarnevens stellen wij ook leveringen vast van vermillioen. De betaling van den rezo geschiedde niet rechtstreeks. De Spaansche administradors betaalden, meestal in baargeld, aan een tusschenpersoon, nl. in Madrid aan Gisbert van Berquel en Co, in Sevilla aan Carlos de Licht; beiden zijn waarschijnlijk uitgeweken Antwerpsche negotianten. Deze zenden op hunne beurt remises op Amsterdam. Ofwel ‘vernegotieerde’ Moretus deze brieven in Antwerpen (waar sommigen, zooals Peytier, Proli en anderen wisselhandel dreven), ofwel zond hij ze naar een Amsterdamsch korrespondent, die aldaar de inning liet geschieden. Uit de jaren 1730-1750 is een heelemaal gelijkaardig grootboek bewaard, waarvan bovendien elke verhandeling omstandig toegelicht wordt door een journaalGa naar voetnoot3). De rezo handel vertoont heelemaal hetzelfde karakter als in de vorige periode. Steeds zien wij de verzendingen over HollandGa naar voetnoot4), de opeenvolging van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
administradorsGa naar voetnoot1), de betaling in wissels op Amsterdam door bemiddeling van Spaansche negotiantenGa naar voetnoot2). De bevoorrading in drukpapier geschiedt steeds in Holland. Als de Oostenrijksche regeering met het doel de inlandsche papierfabrikatie te bevorderen, in 1757 op het ingevoerde papier een inkomrecht stelt, zal dit voor de Plantynsche drukkerij een ernstige moeilijkheid beteekenen. Fr. J. Moretus laat stappen aanwenden bij de regeeringGa naar voetnoot3), en het is niet onmogelijk, dat hij voor het Plantynsche Huis een bizondere begunstiging bekomen heeftGa naar voetnoot4). Het gebeurde ook dat het Plantynsche huis, buiten de Hieronymieten om, boeken over Spanje naar Amerika liet verzenden. Zoo ontving men in Antwerpen o./a. volgend schrijven van een korrespondent uit Cadix: ‘Nous vous prions de suspendre pour quelques jours de faire l'assortiment de livres, le départ de la flotille l'année prochaine estant un peu incertain par raport à la retention des effets de la dernière; mais aussitôt que nous puissions savoir positivement que la flotille doit estre dépèché nous vous le marquerons et en même tems la somme que nous souhaitons avoir pour nostre compte, puisque vous voulez bien cédér un intérest dedans... ‘Voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den verkoop in Vera-Cruz had men, beweerde de korrespondent uit Cadix, een zeer geschikt man gevonden. De boekhandel was niet uitsluitend op Spanje gericht. Uit dezelfde perioden 1730-1755 is ons ook nog een grootboek bewaardGa naar voetnoot1), dat de loopende rekeningen bevat van talrijke afnemers-boekhandelaars. In Antwerpen zelf staat op de eerste plaats de van ouds gekende boekverkooper Verdussen. Verder ontmoeten we hier nog de namen Jacques And. Van Praet, Wed. Pierre Jacobs, Van Scherpenberg, A.J. Everards, Paul Charlé, Verschuylen, J.B. Pilar. De belangrijkste afzet in de Oostenrijksche Nederlanden geschiedt wellicht te Leuven, waar in de behoeften van de Universiteit moet voorzien worden. Veruit de voornaamste kliënt is hier de boekverkooper Guillaume Francois de Coninck; verder zien we hier groote leveringen doen aan Joh. de Bruyn, Van Overbeke, de Zangere, Van Bombergen, Van Haert. Vele afnemers tellen we in Brussel: 't Serstevens, Strijkwant, Ch. de Vos, J. Leonard, George Fricx. Ook verscheidene Luikenaars komen in aanmerking: Bouxhee en vooral Branckaert, verder nog Barchon, Kints, Bérard en Danel. Onder de buitenlandsche steden staat wellicht op de eerste plaats Keulen. De grootste boekhandelaar alhier is Fr. Guill. Metternich. Heele karrevrachten boeken worden hem toegezonden. Zeer belangrijke afnemers in Keulen rijn nog van Noethen en Simonis; minder aanzienlijk zijn de leveringen aan J.J. Huisch, Meyner, Schlebusch, Van der Poll, Rommerskirchen. Verzendingen naar Mechelen, Maastricht, Namen, Bergen, Valenciennes, Doornik, Douai, Ieperen, Gent, Brugge komen veelvuldig voor. Als buitenlandsche steden komen nog in aanmerking: Londen, Amsterdam, Regensburg, Weenen, Parijs en Bordeaux. In Nürenberg was maar één, echter zeer voornaam afnemer, nl. George Lochner. Hij deed zijn betalingen door middel van wissels, betaalbaar in Antwerpen en in Brussel (bij Nettines, ‘trésorier de Son Altesse Sérénissime l' Archi-duchesse gouvernante des Pays-Bas’). Ten slotte werden er heele scheepsladingen gezonden naar Lissabon. Het grootste deel ervan werd doorgezonden naar Amerika. Groote kliënten te Lissabon zijn Bonnardel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reyend; kleinere: Guerco, Livine Emmerechts en Co, Bruyns, Delle Sutta. Deze verzendingen gingen over Holland.... langs de Schelde. Onze schepen of vreemde schepen mochten niet door Holland, maar de Hollanders zelf konden tot in Antwerpen komen. Daarnevens schijnt er ook een dienst bestaan te hebben tusschen Antwerpen en Lillo, alwaar last gebroken werd. Wanneer men van dezen dienst gebruik maakte, noemde men dat ‘op de vloot varen’. Aldus schijnen ook de boekverzendingen van Moretus gebeurd te zijn, want in onderhavig grootboek (Fo 21) vinden wij een loopende rekening van 1730-'34 met de Weduwe de Grand en François Emmerins van Lillo over kleine onkosten aldaar. Het geldt hier waarschijnlijk de onkosten van het lastbreken. Alhoewel onze gegevens slechts fragmentair zijn, toch volstaan ze reeds om een idee te geven van de machtige produktie der Plantynsche Drukkerij, ook nog in de XVIIIe eeuw.
Leo MICHIELSEN. |
|