| |
| |
| |
Een tot heden onbekend gebleven plattegrond van Amsterdam uit de 16de eeuw
Bewaard op het museum Plantin-Moretus
door A.E. D'Ailly
Van het middeleeuwsche, ommuurde Amsterdam kenden wij tot nu toe slechts twee afbeeldingen: eerst den uitvoerigen plattegrond, door Cornelis Anthonisz in 1536 op hout geschilderd en acht jaar later met geringe wijzigingen in hout gesneden, en daarna de op kleinere schaal uitgevoerde kaart door Jac. van Deventer van de stad met omgeving, welke kaart omtrent 1560 te dateeren is.
Toen ik enkele maanden geleden, zonder veel hoop op succes, het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen binnenstapte met de vraag, of men hier wellicht nog eenige afbeeldingen, hetzij in teekening of prent, van Amsterdam bewaarde en ik, oogenschijnlijk in overeenstemming met mijn verwachtingen, ten antwoord kreeg, dat men slechts één afbeelding dezer stad bezat, was mijn verrassing des te grooter en blijder, toen deze eenige afbeelding een document bleek te zijn van groote waarde voor de kennis van het oude Amsterdam. Het was namelijk een uitvoerige afbeelding onzer stad uit den tijd van Cornelis Anthonisz, doch geheel zelfstandig van dezen meester geteekend. Zij houdt het midden tusschen een profiel van de IJzijde gezien en een plattegrond en geeft ons daardoor een zeer schilderachtig en aantrekkelijk beeld der stad, met scherpen hoek uit vogelvlucht gezien. De teekening meet 117 × 43 cM. en is uitgevoerd in Oostindische inkt en door kleuren in waterverf verlevendigd. Zij is noch van handteekening, noch van jaartal voorzien; niettemin blijkt uit gegevens, die het Museum uit de papieren van het beroemde drukkersgeslacht wist te putten, en niet minder uit vergelijking met gelijksoortige teekeningen uit denzelfden tijd, die wel gesigneerd en gedateerd zijn, dat wij den Zuid-Nederlander Antonio van den Wyngaerde als den ontwer- | |
| |
per van dit Amsterdamsche beeld mogen begroeten. Nadere inlichtingen over zijn leven en werken zullen aan het einde van dit artikel volgen; in de eerste plaats interesseert het ons, deze afbeelding (waarschijnlijk zijn eerste werk, in elk geval een zijner eerste teekeningen) nader te beschouwen.
De plattegrond geeft ons twee gegevens, die erop wijzen, dat hij stellig vóór 1558 is geteekend. De Oude Kerk toch heeft, behalve haar ouden toren, ook nog het lage koor. Nu leert ons de zeldzame houtsnede van 1558, dat in dit jaar een loterij werd uitgeschreven tot verhooging van het koor, welke prent ons de verbouwing tevens aangeeft. Dan is in 1558 op de Nieuwezijds Kolk het eerste Korenmetershuisje opgericht (een ander dan dat wij er thans nog kennen); welnu, op Van den Wyngaerde's teekening is dit pleintje nog met geen gildehuis gesierd. Maar de toren, die den Amstelmond aan het IJ verdedigt, zegt ons, dat onze meester stellig vóór 1550 onze stad door de teekenstift heeft vereeuwigd. Immers, in dat jaar besloten Burgemeesteren tot afbraak van deze versterking. Veel verder kunnen wij echter niet terug gaan; een gegeven van de bebouwing op den Dam verschaft ons hieromtrent licht. In tegenstelling met Cornelis Anthonisz, die een groot aantal huisjes aangeeft, ziet men op onze afbeelding nam. slechts een drietal huizen staan op den Dam, onmiddellijk naast de Vischmarkt. De overige van Corn. Anth.'s houtsnede, die boven de Westelijke Damsluis waren gebouwd, zijn afgebroken en wel in het jaar 1547. Zoo kunnen wij den datum van Van den Wyngaerde's teekening dus vaststellen tusschen 1547 en 1550. Een nauwlettende studie van dezen plattegrond zal wellicht nog verdere gegevens tot dateering geven. Daartoe zal het dan echter stellig noodig zijn, dat dit onderzoek aan de origineele teekening geschiede, daar de reproductie, alleen al door het feit, dat zij de teekening slechts sterk verkleind geeft, niet alle gegevens in voldoend duidelijke mate biedt. Dit klemt te meer, omdat het oude document hier en daar beschadigingen vertoont, met name aan de Westzijde buiten de Haarlemmerpoort.
| |
De omgeving der stad.
Wij zien in het Westen, buiten den stadsmuur, langs de Singelgracht en den Haarlemmer (Spaarndammer-) dijk een dicht woning- | |
| |
complex, dat ons noch door Anthonisz, noch door Van Deventer, noch ook door Bast werd getoond. Vóór deze huizenrij, die slechts de Zuidzijde van den dijk in beslag nam, zien wij eenige boerenwagens en drie molens, welke laatste Anthonisz ook heeft afgebeeld en waarvan Bast er, door beperkte ruimte, slechts één heeft geteekend. Achter deze huizen zien wij de Braak afgebeeld (tegenwoordig de uiterste hoek van de Jordaan) en geheel rechts zien wij zoowaar het Karthuizersklooster met den naam ‘Catusers’ erboven geschreven. Tusschen de Braak en het klooster vallen nog eenige letterteekens op, waarvan de onderste overeenkomst vertoonen met het cijfer 3. Ik vermoed, dat deze laatste een overblijfsel zijn van een andere, grootendeels weggevaagde voorstelling, die eerst op dezen hoek van het papier was geteekend, en waarvan de origineele foto naar het Antwerpsche exemplaar gemaakt nog duidelijker de silhouetten vertoont dan de reproductie, waaraan de fotograaf niet heeft kunnen nalaten, eenige retouches aan te brengen. Niettemin kan de aandachtige beschouwer ook op deze reproductie met het vergrootglas nog de sporen herkennen van torens van een groot kasteel, dat den geheelen hoek van het teekenblad in beslag nam; de circelvormige figuren, die ons het cijfer 3 in gedachte brachten, zijn dan vermoedelijk de overblijfsels van het geboomte, dat het kasteel omgaf.
Vervolgen wij onze wandeling buiten de vest om, dan ontwaren wij slechts hier en daar grootere huizengroepen bijeen, daartusschendoor zien wij wel overal de vrijstaande huizen en schuren der tuiniers en boeren. Een duidelijk aangeven van den loop der paden en slooten, zooals Anthonisz dit eenigermate en Van Deventer dit uitvoerig doet, heeft onze teekenaar, jammer genoeg nagelaten. Toch zal op de origineele teekening ook op dit gebied nog wel wat voor den dag komen. Opmerkelijk blijft het intusschen toch, dat men tusschen de verspreide huisjes der warmoezeniers, ook de groepsgewijze bebouwing aantreft. In het midden van de teekening boven den Oudekerkstoren staat Amsterveen vermeld; links daarnaast staat in de horizonlijn een plaatsnaam geschreven, welke op de verkleinde reproductie helaas niet te ontcijferen is. De twee molens aan den Overtoom, die wij van Corn. Anthonisz kennen, vinden wij bij Van den Wyngaerde eveneens terug. Ook de drie molens langs den Amstel, onmiddellijk buiten het stadsgebied, die de houtsnijder heeft vereeuwigd, vinden wij bij den Zuid-Neder- | |
| |
lander terug. De laatste geeft ons echter, doordat zijn kaart meer ruimte biedt, nog een vierden molen te zien (evenals Van Deventer trouwens) en bovendien weder een geregelde bebouwing langs den Zuidelijken Amsteloever, welke culmineert in een complex met toren, waarin wij zeer zeker het Reguliersklooster mogen begroeten, al ligt het wat erg dicht bij de rivier. Er vlak onder, op mijn foto duidelijker dan op de reproductie, en op het origineel stellig nog veel scherper, is het Leprozenhuis aan den St-Anthoniesdijk te herkennen. Ten slotte heeft men aan dezen linkerhoek van het teekenblad hetzelfde verschijnsel als aan de rechterzijde: men ziet er het vage silhouet van een andere voorstelling, die Van den Wyngaerde er blijkbaar eerst had geschetst, in dit geval een zwaar rondeel, dat sterk doet denken aan de Engelenburcht te Rome. (Op de reproductie is deze burchtschim vrijwel geheel
weggevaagd). Te waarschijnlijker wordt het vermoeden, dat wij hier de burcht aan de Tiber vóór ons hebben, omdat onze teekenaar ook in Rome is geweest en een profiel dezer stad van zijn hand nog bewaard is gebleven in een Engelsche verzameling. Even onder den horizon, boven het Reguliersklooster, staan wederom eenige hieroglyphen, welke op de verkleinde reproductie niet te ontcijferen zijn.
De palenrijen in Amstel en IJ en hun doorlaatboomen strooken geheel met de voorstelling, die Anthonisz ons daarvan geeft, zelfs op plaatsen als bij de Regulierspoort, waar de teekening hiervoor haast geen ruimte laat. Zoowel hieruit als uit de weergave van de bebouwing binnen den stadsmuur blijkt, dat Van den Wyngaerde zijn opdracht met prijzenswaardige nauwkeurigheid heeft volbracht.
De schepen in het IJ zijn, zoowel wat teekening als model betreft, bijzonder mooi en behooren tot de aantrekkelijkste onderdeelen van het kunstwerk. Een kenner verzekerde mij, dat deze schepen zeer sterk aan Breughel doen denken; stellig getuigen zij van een warmer, fantastischer geest dan die van zijn Noordelijken kunstbroeder, met wien wij voortdurend aan het vergelijken zijn.
| |
De stad binnen de palen.
Beschouwen we thans de stad binnen haar palen en beginnen wij links, dan treft ons aanstonds de aardige voorstelling van de Lastage met haar scheepsbouw en lijnbanen. De Boomsslooten zijn duidelijk aangegeven, ook het kleine rondeel tusschen den Montal- | |
| |
baanstoren en den St. Anthoniesdijk is niet vergeten. Op den Montalbaanstoren meen ik de kraan te herkennen, die de regenten van het St. Pietersgasthuis en het Armenhuis er in 1537 op plaatsten.
Het is eigenaardig, dat Cornelis Anthonisz verzuimd heeft deze kraan op zijn houtsnede al te beelden. De voorstelling van den wachter aan Scrayhoeck is zeker wel de beste, die wij van dezen hoektoren bezitten; merkwaardig is het, dat onze teekenaar tegen den stadsmuur nog een palenrij laat loopen van den Schreierstoren tot Swygh Utrecht. Prezen wij kort tevoren zijn nauwkeurigheid, wij moeten hem hier toch op eenige fouten betrappen. Zoo is de St. Anthoniespoort bepaald misteekend en, wat erger is, hij heeft er een steenen brug vóór geteekend, die nooit heeft bestaan. De stadsgracht loopt hier integendeel zeer nauw tusschen de voorport en het groote poortgebouw door. De eigenaardige scherpe knik, die de gracht hier maakt, tengevolge van het in schuine richting binnenkomen van den grooten verkeersweg, heeft hem waarschijnlijk tot dezen flater gebracht. Ook in het aantal waltorens tusschen de poort en Swygh Utrecht vergist onze teekenaar zich; hij geeft er slechts twee aan, terwijl er toch inderdaad drie zijn geweest (zie Anthonisz, Van Deventer en Bast). Misschien wel heeft hij deze fout willens en wetens gemaakt, omdat dit stuk muur sterk verkort is weergegeven en haast geen ruimte laat voor drie torens. Verder strookt het aantal van dit soort versterkingen rondom de stad geheel met wat Bast daarvan geeft en met één uitzondering ook met hetgeen Anthonisz daarvan heeft geteekend. Deze laatste versterkt nam, het korte stuk van de tegenwoordige Gelderschekade met drie dezer torens, terwijl beide andere teekenaars er maar één geven en wel den zwaren St. Nicolaastoren bij de tegenwoordige Bantammerbrug. Men zou haast geneigd zijn aan te nemen, dat in dit geval de fout bij den onvolprezen Corn. Anthonisz schuilt; de Schreiers- en St. Nicolaastorens vormden met de zware poort aan den dijk en den nabijen Montalbaanstoren toch, dunkt mij, een alleszins voldoende bescherming. Ter Gouw (deel V blz. 43) spreekt wel is waar van drie
zware torens en een klein rondeel even vóór de poort, doch hij verhaalt hier blijkbaar eenvoudig, wat hij op de kaart afleest. Hij weet van deze torens dan ook verder vrijwel niets te vertellen; alleen zou die tegenover de Boomssloot den naam gedragen hebben van Hondeslagerstoren. Een bron geeft hij hierbij
| |
| |
niet aan; daarom bestaat er geen overwegend bezwaar een der vele andere torens langs den Oostelijken stadsmuur voor dien Hondeslagerstoren aan te zien, en op dien tegenover de Boomssloot niet al te zeker te bouwen.
Loopen wij den muur verder om, dan ziet men voorbij de St. Anthoniespoort achtereenvolgens zeer duidelijk Swygh Utrecht, het Rondeel aan den Amstel, Leeuwenburg, de Regulierspoort, de Heiligewegspoort, het rondeel met den Gasthuismolen, de molen voorbij de Korsjespoort (die oorspronkelijk 6 wieken droeg), de Haarlemmerpoort en ten slotte den Heiligen-Kruistoren (later Haringpakkerstoren genoemd). Hier eindigt de muur, doch bij de oude Haarlemmersluis (Martelaarsgracht) en bij den Amstelmond treffen wij nog twee versterkingen aan, waarvan de laatste door haar grootte opvalt. Ten slotte hebben wij nog het bekende rondeel tusschen de palenrijen.
| |
De stad binnen haar muren.
Wat in de stad zelve het allereerst opvalt is de forsch geteekende toren der Oude Kerk; wij kenden tot heden van dezen ouden toren slechts twee afbeeldingen, die van Corn. Anthonisz en de loterijprent van 1558 (Van Deventer's kaart komt hier door haar kleine schaal niet in aanmerking). Op beide afbeeldingen doet de zeer korte spits iets zonderling aan tegenover den kloeken onderbouw; vooral op de laatste houtsnede is dit het geval; de kunstenaar was hier echter erg beperkt in zijn hoogtemaat, daar onder de kerk nog het loterijbedrijf een plaats moest vinden; de toren is daardoor waarschijnlijk wel extra kort uitgevallen. Bij nauwkeurige beschouwing van Anthonisz' voorstelling moeten wij eigenlijk constateeren, dat de toren korter lijkt dan hij is, omdat hij zeer verkort is weergegeven. Onze Vlaming teekent hem in een goede proportie van onderstuk en spits; hij maakt er ontegenzeggelijk een monumentaal stuk architectuur van; toch krijgt men wel den indruk, dat hij iets geflatteerd heeft; het is nu eenmaal een zwak van haast alle profielteekenaars, dat zij de torens te hoog uit de huizen laten oprijzen.
Wij zien dit bijv. ook aan den Stadhuistoren, die ons de Vierschaar wel wat erg klein doet lijken. Ook de Nieuwe Kerk, hoe verdienstelijk overigens geteekend, heeft een te forschen dakruiter. Op den Dam zien wij verder het onaanzienlijke eerste Waagge- | |
| |
bouwtje; alles in deze omgeving is zeer duidelijk geteekend; de Damsluis, de Vischmarkt, het kort tevoren aangelegde pleintje bij het Rokin, de Vogelsteeg, alles kunnen we scherp onderscheiden. Op den Nieuwendijk zien wij de Lieve Vrouwe- en de St. Jacobskapel; de terreinen van het St. Geertruidsklooster zijn duidelijk omlijnd. Steken wij nu over naar de Oude Zijde, dan zien wij aan de veelbesproken Nieuwe Brug ook weder de merkwaardige laatste boog aan de Oostzijde, geheel afwijkend van de verdere brugconstructie (Kok noemt in zijn Amsteldamsche jaarboeken, deel I blz. 408, merkwaardigerwijze deze brug de Oude Brug). De St. Olofskapel draagt een klokketorentje in twee verdiepingen, iets steviger van opzet, dan Anthonisz ons doet gelooven. De talrijke kloosters aan de Oude zijde wist de laatste zeer uitvoerig te teekenen; de latere afbeeldingen dezer instellingen zijn vrijwel alle navolgingen van de houtsnede van 1544. Van den Wyngaerde kan, doordat hij de stad uit een anderen gezichtshoek teekende, deze kloosters niet zoo uitvoerig weergeven, als zijn confrater dit deed; niettemin zijn ze alle zeer duidelijk te herkennen en prijken van enkele ook de namen op de daken hunner kapellen. Op den muur tusschen Swygh Utrecht en het Rondeel meen ik stukken geschut te herkennen; wippen wij hier nog even naar de Nieuwe Zijde, dan treft ons de juiste weergave van de Voet- en Handboogdoelens met hun uitgestrekte tuinen. Uit alles blijkt wel degelijk, hoe goed bestudeerd deze teekening in al haar onderdeelen door den Zuid-Nederlander is uitgevoerd.
| |
Het overige werk van den meester
Er zijn tachtig teekeningen van Van den Wyngaerde bekend, welke over drie verzamelingen zijn verdeeld. Eigenlijk is het woord ‘bekend’ hier eenigzins misplaatst, want ze zijn tot heden stellig bij de meeste historici onbekend. Het zijn vrijwel alle afbeeldingen van steden, een enkel maal is ook een landschap, in vogelvlucht gezien, met troepenbewegingen verbeeld, een Romeinsche ruïne of een kasteel. Het museum Plantin-Moretus bezit behalve het Amsterdamsche profiel nog een gezicht van Brugge en een teekening van het voormalige kasteel Cantecroy bij Antwerpen. Voor het verdere werk van den meester moet men in Engeland zijn, en wel in het Victoria en Albert Museum te London (South Kensington)
| |
| |
en de Bodleian Library te Oxford, die resp. 31 en 46 teekeningen van Van de Wyngaerde onder hun hoede hebben. Uit de onderstaande lijsten zal de lezer gewaar worden, dat de teekenaar van sommige steden meerdere afbeeldingen heeft gemaakt.
De Directie van het South-Kensington Museum was zoo vriendelijk mij den volgenden uitvoerigen inventaris van hun bezit te geven:
Panorama van Zamora, get. Anto Van den Wyngaerde f.a. 1570; penteek. met waterverf, maat 11 7/8 × 56 1/2 inch.
Panorama van Antequera; aan de achterzijde fragment van landschap; gewasschen penteek., maat 10 3/8 × 33 7/8’.
Panorama van Granada (zoowel aan de voor- als achterzijde van het blad): penteek., maat 6 1/4 × 38 1/2’.
Panorama van Jaen; op den voorgrond een teekenaar; gemerkt Anto van den Wyngaerde f.a. 1567; gewasschen penteek., maat 11 5/8 × 40 1/8’.
Panorama van Valencia; aan de achterzijde gezicht op de Albufera (of lagune) van Valencia; penteek., maat 6 × 33 7/8’.
Panorama van Cordova gezien van de Campo de la Verdad over de Guadalquiver; get Anto Van den Wyngaerde f. 1567; penteek. met waterverf, maat 11 × 65 7/8’.
Panorama van Tordesillas; penteek., maat 6 × 29 7/16’.
Panorama van Daroca, geteek., Anto van den Wyngaerde fecit ad Vivu 1563; incriptie;
Divo Philipo Hips Rex. Penteek. met waterverf, maat 11×33 1/8’.
Panorama van Granada, penteek., maat 11 5/8 × 51 1/8’.
Panorama van Jerex (of Xeres) de la Frontera en Barcelona; aan de achterzijde van een aangehecht blad 2 schetsen van Monzon; penteek., maat 11 1/4 ×47 1/16’.
Panorama van het land tusschen Ubeda en Baëza; aan de achterzijde schets van het Gibralfaro van Malaga; penteek., maat 8 1/4×43 3/4’.
Panorama's aan beide zijden van het blad van (?) Castiellio di Chatina; penteek., maat 8 1/2 × 29 1/8’.
Panorama's van Saragossa, Cervera en de Spaansche kust aan beide zijden van Tarragona (de stad zelf nauwelijks aangegeven en niet genoemd); aan elken kant van het blad gezichten op Romeinsche bouwresten te Tarragona; penteek. met waterverf, maat 10 13/16 × 58 3/8.
| |
| |
Gezicht van een kasteel met gracht en draaibrug (naam onleesbaar); penteek. met waterverf, maat 7 1/4 × 10 3/8’.
Gezicht op de ruïnes van een Romeinsch amphitheater bij Sevilla; aan de achterzijde vluchtige schetsen. Get. A.W.; penteek., maat 4 1/8 × 11 3/8’.
Panorama van Cuenca; aan de achterzijde een ander gezicht op deze plaats; penteek. maat 8 1/2×49 1/4’.
Panorama van (?) Cadiz; penteek., maat 8 1/8 × 33 3/8’.
Panorama van Sevilla; penteek. maat 8 × 48 1/2’.
Panorama van Lyon, ziende naar het Zuiden van den St. Sebastiaanheuvel; penteek., maat 5 7/16 × 17 3/16’.
Panorama van een stadsgedeelte met een Romeinsch aquaduc, wellicht Merida; aan de achterzijde waarschijnlijk een ander gezicht op dezelfde plaats; penteek., maat 4 3/8 × 24 1/8’.
Panorama van een landstreek, waarschijnlijk Vlaanderen, door een Spaansch leger bezet, waarvan twee deelen onder commando staan van kapitein Lazarus Schwendi en een deel onder dat van den graaf van Hoorne; penteek., maat 7 3/8 × 22 1/4’.
Gezicht op een gedeelte van Valencia met de Torres de Serranos, de oude Noordelijke poort der stad; aan de achterzijde schetsen van standbeelden, opschriften enz.; pent., maat 6 1/8×24 1/4’.
Gezicht op Grao, de haven van Valencia; aan de achterzijde eenige schetsen; penteek., maat 3 7/8 × 55/8’.
Gezicht op den Montserrat; aan de achterzijde vluchtige schetsen van niet te bepalen steden; penteek., maat 6 1/8× 11 3/4’.
Gezicht op het Romeinsche amphitheater en andere klassieke ruïnes bij Merida; schetsen van antieke bouwresten enz.; aan de achterzijde gezicht op Belmont; get. Anto van den Wyngaerde ft. 1558; penteek., maat 8 5/16 × 11 7/8’,
Schets van een landhuis, get. A.v.d.W.; pent., maat 7 13/16 × 10 9/16’.
Panorama blijkbaar genomen van een der torens te Brugge van een landstreek, waarop Lisseweghe, Coolkerke, Damme, Sluis, Aardenburg, Middelburg (in het verschiet). Beernem en Aeltre., penteek., maat 5 3/4 × 33 1(8’.
Gezicht van een door een gracht omgeven huis, waarschijnlijk in Vlaanderen, get. A.V.W. (monogram) ‘F’; in potlood, rood krijt en inkt, maat 8 3/16 × 31 5/8’.
| |
| |
Panorama van Damme; aan de achterzijde zeer vluchtige schets van het omringende land; penteek., maat 5 13/16×16 1/4’.
Panorama waarschijnlijk uit zee genomen van een landstreek, bevattende St. Anna ter Muiden, Westkapelle, Knocke en het land daarachter; penteek., maat 5 13/16×16 5/8’.
Van den bibliothecaris uit Oxford kreeg ik den volgenden, minder uitvoerigen inventaris, die getrokken is uit den catalogus van de Sutherlandcollectie (Londen 1837):
Antwerpen. |
's Hertogenbosch (het land rondom) 1558-1563. |
Brugge, tweemaal, 1558. |
Brussel, tweemaal, 1558. |
Kasteel Cantecroy. |
Dordrecht. |
Dover, 1553-1568. |
Duinkerken. |
Gibraltar. |
Greenwich, driemaal, 1558. |
Hampton Court, zesmaal, 1558. |
London, tweemaal, 1558-1563. |
Tower of London. |
Leuven. |
Sint Lucar. |
Mechelen. |
Napels. |
Oatlands, driemaal, 1559. |
Richmond palace, viermaal, 1562. |
Rome, viermaal. |
Segovia, tweemaal, 1562. |
Sluis. |
Tarragona, tweemaal, 1563. |
Utrecht. |
Valencia. |
Whitehall Stairs. |
Toen ik korten tijd geleden naar Londen was overgestoken, met het doel daar teekeningen te zoeken, die, het Amsterdamsche stadsbeeld weergeven, ontdekte ik in het prentenkabinet van het South-Kensington Museum bovenstaande teekeningen van Van den Wyngaerde, alle vereenigd in een kostbaar in leder gebonden
| |
| |
boek. Gebrek aan tijd belette mij toen een meer dan vluchtigen blik in dit album te werpen. Hoe gaarne was ik ook verder gereisd naar Oxford, teneinde de daar aanwezige verzameling van den Vlaming te zien, die voor ons Nederlanders van dubbel belang is, omdat er zich afbeeldingen bij bevinden van Hollandsche steden (Utrecht, Dordrecht, 's Hertogenbosch en Sluis). Ik moest dit plan echter laten varen. Wel zag ik in het Britsch Museum een, in opdracht van de Royal Geographical Society gemaakte, reproductie van het groot profiel van Londen, dat zich in de Oxfordsche collectie bevindt en dat bijkans 2 Meter lang is. Het was een zeer gedetailleerde teekening. Niet al het werk van onzen kunstenaar is op even uitvoerige wijze uitgevoerd als de Londensche en Amsterdamsche panorama's; vele der teekeningen, die ik in het Victoria en Albert Museum zag, zijn van meer schetsmatigen aard.
| |
De levensloop van den kunstenaar.
De biographische bijzonderheden, die ik in Kramm, Würzbach, Brian en uit de Archives des Arts, Sciences et Lettres, documents inédits par Alexandre Pinchart, Gand 1863, wist te putten, stemmen dáárin overeen, dat Van de Wyngaerde aanvankelijk te Brussel woonde en panorama's teekende in opdracht van Plantyn. In Januari 1561 echter richtte hij een verzoekschrift aan de landvoogdes Margaretha van Parma, om in dienst van Philips II naar Spanje te mogen trekken en hem voor die reis de noodige faciliteiten te verleenen. Wegens den eigenaardigen stijl van dit request laat ik dit opstel hieronder ongewijzigd volgen:
A Son Altèze, Antoine Van den Wingaerde, painctre de Sa Majesté, estant mande vouloir de ce pays audict Espaigne transporter pour le servise de Sadicte Majesté certaines paintures, patrons, coulleurs et pluisieurs aultres choses concernans à son art de paintre, de sa personne, femme et famille, le tout chargé en quatre coffres et une casse, marcquez de la présente marcquez A.W. supplie très-humblement qu'il plaise à Vostre Altèze pour le service de Sa Majesté à icelluy consentir et passaiges, tant par mer, eaue doulce, que par terre, passer avec lesdicts coffres. casse Sadicte personne et famille franchement, librement et sans païer aucuns droitz ou impositions, etc.; et ferez bien.
Zijn nieuwen heer schijnt hij veel op diens reizen gevolgd te
| |
| |
hebben en diens veldheeren wellicht ook af en toe. Een Spaansch werkje van 1800, door D. Juan Augustin Cean Bermudez, dat een opsomming geeft van kunstenaars, die in zijn land waren werkzaam geweest, weet van Van den Wyngaerde, die in zijn nieuwe vaderland Antonio de las Vinas, of Antonio de Bruxellas genoemd werd, te vertellen dat hij op 15 Februari 1572 van zijn koning een jaargeld kreeg, aangezien hij aan beide handen verlamd was; hij had toen zijn domicilie te Alcazar. Met zijn Nederlandsche kunstbroeders Pieter Campana en Fernand Strum, die eveneens naar Spanje waren getrokken, schijnt hij wel eenigen invloed te hebben uitgeoefend op de Spaansche schilderschool.
Wanneer wij nu zijn gedateerde werken chronologisch rangschikken krijgen wij het volgende beeld:
Amsterdam ongev. 1550. |
Dover 1553-1568. |
Brugge 1558. |
Brussel 1558. |
's Hertogenbosch 1558-1563. |
Greenwich 1558. |
Hampton Court 1558. |
Belmont 1558. |
Oatlands 1559. |
Richmond 1562. |
Segovia 1562. |
Taragona 1563. |
Daroca 1563. |
Jaen 1567. |
Cardoba 1567. |
Zanova 1570, |
Hieruit valt op te maken, dat hij zijn reis naar Engeland heeft gemaakt, vóór hij naar Spanje trok. Zijn teekeningen der Noord-Nederlandsche steden zullen waarschijnlijk tot zijn eerste werk behooren; wat Amsterdam betreft, staat dit ten minste onomstootelijk vast. Jammer is het, dat de panorama's van Rome en Napels niet gedateerd zijn; wij tasten daardoor geheel in het duister, in welke periode van zijn leven hij deze reis heeft ondernomen; een vaag vermoeden rijst, dat deze Italiaansche panorama's ook tot zijn jongste werk behooren, omdat ik op het Amsterdamsche gezicht een burcht uit Rome meende te herkennen.
Ten slotte zij nog vermeld, dat ik in Würzbach aangeteekend vond, dat zijn teekeningen van Zeeuwsche steden zich in 1582 in het Prado bevonden en dat de Wiener Hofbibliothek eigenaresse is van een band Spaansche panorama's. Dit laatste album is waarschijnlijk identiek met de collectie, die ik in Londen zag; Würzbach's lexicon dateert nam. van 1910; het is zeer wel mogelijk, dat het bewuste album na dien tijd van eigenaresse verwisseld is.
| |
| |
| |
Aanvullende opmerkingen.
Na verschijning van bovenstaande studie in het 27e jaarboek van Amstelodamum, liet de schrijver de volgende aanvullende opmerkingen verschijnen in het 30e jaarboek van deze vereeniging.
Hoe gevaarlijk het is een beschrijving te geven van een prent naar een gebrekkige photographische reproductie op verkleinde schaal bleek mij, toen ik het origineel van dezen plattegrond weer voor mij zag. Het groote kasteel aan de rechterzijde van de teekening en de Romeinsche burcht ter linkerzijde, die ik mij en mijn lezers had gesuggereerd, bleken beide ware luchtkasteelen te zijn, toen ik de teekening zelve weer voor mij had. De vouwen in het papier (de teekening werd opgerold bewaard) gaven op de photographie het beeld van ronde torens, en de Engelenburcht aan de andere zijde dankte haar ontstaan aan een vochtvlek! Tot mijn clementie moge dienen, dat diegenen, die de bewuste photo hebben gezien, toegeven, dat mijn phantasie in deze niet te groot is geweest.
Had ik hier iets te veel gezien, het ligt voor de hand, dat de verkleinde photo, waarnaar ik genoopt was, de beschrijving te maken, mij verscheidene zaken verborgen zou houden, die op het origineel wel zijn op te merken. Zoo bijv. de wijk der warmoezeniers aan de Westzijde buiten de vest. Men kan hier nu inderdaad zes paden tellen, langs welke, bij de een meer dan bij de andere, huizen zijn gebouwd. Het meest bebouwd is het Zuidelijkste pad, dat zijn begin heeft tusschen het bolwerk met den gasthuismolen en Jan Roodenpoort, dus ter hoogte van den tegenwoordige gedempte Warmoesgracht. Het zelfde feit kan men ook waarnemen bij de ongeveer tien jaar jongere kaart van Van Deventer. Het tweede pad ligt in het verlengde van de brug voor de Jan Roodenpoort. Volgt men dit pad een eind weegs, dan vindt men ter rechterzijde, even van den weg af, een hoog huis (het eenige met meer verdiepingen buiten de Singelgracht), welk perceel ook door Corn. Anthonisz. op zijn beide plattegronden duidelijk is afgebeeld. Het zesde en Noordelijkste pad staat door een brug met het Corsgenpoortje in verbinding. Wandelt men dit pad tot het einde, dan komt men in de landelijke omgeving van het Kartuizerklooster, dat vrijwel te midden van geboomte ligt.
In overeenstemming met Corn. Anthonisz. op zijn schilderij, tee- | |
| |
kent Van den Wyngaerde vier molens langs den Amstel (op de houtsneekaart is er door de enge begrenzing geen plaats voor de de vierde); Van Deventer heeft dit getal tot zeven opgevoerd. De plaatsnaam aan den horizon boven de molens aan den Overtoom, heb ik op het origineel niet kunnen ontcijferen; zeer waarschijnlijk is hier het gehucht Kostverloren bedoeld. Het dorpje geheel links aan den gezichteinder zal stellig Ouderkerk aanduiden.
Op de reproductie was het Leprozenhuis vrijwel weggevaagd; op de teekening echter ziet men het duidelijk aangegeven met de oude kapel, wier koor, als het hoort, Oostwaarts is gericht. Ook de afstand tusschen dit gesticht en het Reguliershof is op de teekening duidelijker waar te nemen; in plaats van de bouwvallen van het Reguliersklooster bij Corn. Anthonisz. ziet men bij Van den Wyngaerde een huis met torentje. Van een kraan bij de Montalbaantoren blijkt op de teekening niets; het is vreemd, dat zoowel C.A. als v.d. W. verzuimd hebben, deze aan te geven.
Na deze rondwandeling om de stad kom ik bij den Schreierstoren. Meende ik eerst van hier tot Swygh Utrecht een palenrij te zien loopen tegen den stadsmuur aan, het blijkt thans, dat dit niet meer dan een beschoeiing is. Zooals in mijn vorig artikel over deze kaart vermeld, heeft Van den Wyngaerde de St. Anthonispoort met groote brug ervoor verkeerd weergegeven. Ik kan mij echter op deze plaats ook zelf op een fout betrappen. Dat de muur tusschen den Schreierstoren en de poort er bij Corn. Anthonisz. geheel anders uitziet dan bij Van den Wyngaerde en latere teekenaars, heeft nam. zijn gegronde reden. De overheid achtte dit gedeelte van den stadsmuur met zijn waltorentjes niet voldoende versterkt en is daarom tusschen de jaren 1544 en 1550 doende geweest, huizen in deze omgeving aan te koopen. In de jaren 1551 en 1552 is toen de muur geheel afgebroken en nieuw opgemetseld, thans echter met één bolwerk in plaats van drie woltorentjes. Ten einde dit St. Nicolaasbolwerk gemakkelijk te kunnen bereiken is toen, als kroon op het werk, in 1554 de Stormsteeg gerooid. Bij deze vernieuwing is het waterpoortje tusschen den Schreierstoren en het St. Nicolaasbolwerk waarschijnlijk verdwenen; v.d. Wyngaerde geeft het ten minste niet meer aan, evenmin als de brug, die hier over de vest was geslagen. Opgemerkt dient ook te worden, dat op Van Deventer's kaart deze brug wel voorkomt.
| |
| |
Op den wal tusschen Swygh Utrecht en het Rondeel is geschut opgesteld.
Het aantal muurtorens aan de Westzijde der stad, dat op de reproductie niet juist viel op te maken, blijkt bij beschouwing van de teekening hetzelfde te zijn als op de houtsneekaart. Ten slotte dien ik nog te wijzen op twee tekortkomingen: het Begijnhof is wel met naam en huizen aangeduid, doch de teekenaar heeft verzuimd de vrome vrouwtjes een bedehuis te verschaffen; dan heeft Van den Wyngaerde vergeten te teekenen den aanbouw van het Gasthuis op den Nieuwendijk, die Corn. Anthonisz. in zijn houtsnede wel geeft.
Dit zijn de aanvullende opmerkingen, die ik meende te moeten maken nu de gelegenheid geboden werd v.d. Wyngaerde's werk in origineel te raadplegen. Bij nadere beschouwing is de eerste indruk volkomen bevestigd, dat wij hier een teekening voor ons hebben van groote topographische betrouwbaarheid (er vallen slechts enkele onnauwkeurigheden en lacunes te constateeren), die een zeer aantrekkelijk en natuurlijk beeld der stad geeft en die (maar dit komt in een jaarboek van een historisch genootschap slechts op de tweede plaats) daarbij van bijzondere kunstwaarde is.
| |
Naschrift.
Na het beëindigen van dit artikel vond ik nog vermeld in het nagekomen derde deel van Würzbach's Niederländisches Künstler Lexikon, dat over het verblijf van A. v.d. Wyngaerde in Rome en de aldaar door hem gemaakte gravures dier stad, gegevens te vinden zijn in Bolletino della Commissione archeologica di Roma 1895 en 1900, en in Mélanges de l'Ecole Française 1901.485; 1906. 179.
|
|