Nog over het schilderij ‘Labore et Constantia’ van Erasmus Quellin.
Over de eerste figuur links op de compositie van E. Quellin, die wij op blz. 108 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift bespraken, schreven wij: ‘Zonder eenigen twijfel is dit Apollo, de god der poëzie.’
Hoe ernstig onze gronden ook waren om dit te bevestigen en hoe logisch ook de aanwezigheid te verantwoorden was van de poëzie naast de wetenschap en den handel op deze allegorische verheerlijking van de Aartsdrukkerij, die Labore et Constantia als devies voert, toch hebben wij ons te ver gewaagd.
Apollo zou daar volkomen op zijn plaats zijn geweest, maar een document, dat wij in het Plantijnsche archief vonden, nadat ons stukje verschenen was, leert ons dat de bedoelde figuur de Eer (Honor) voorstelt, en niet Apollo.
Reg. CXX, blz. 189 en 191 bevatten twee stukken, die betrekking hebben op het door ons besproken schilderij van E. Quellin.
Het eerste is getiteld: Moretiani Symboli apto Emblemate expressi, consideratio. Het is een uitlegging van het schilderij Labore et Constantia van E. Quellin (‘pictoris Quellini penicillo expressa...).
Al de personages die er op voorkomen, worden hier genoemd en het zijn wel degene, die wij erkenden, op één na echter. Naast Hercules (Labor), Constantia, Mercurius en Minerva, staat niet Apollo, maar Honor.
‘Ab altera parte adstat Honor, qui omni opus perfectum individuo comitatu honorat, et affluentis copiae cornu ubertim beat’.
Wij weten niet van wie deze uitleggingen zijn, maar zeker komen ze van een tijdgenoot van den schilder, die de bedoelingen van het werk zeker met hem zelf heeft kunnen bespreken.
Het tweede stuk dat wij in het Plantijnsche archief vonden (blz. 191) is onderteekend J.H. Wij meenen achter die naamletters Kan. Joannes Hemelaers te mogen erkennen (1580-1655), die een huisvriend van de Moretussen was en reeds vroeger Elogia Labo-