De Gulden Passer. Jaargang 13
(1935)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
Twee onbekende drukken van Frans Vervoort's werken.De bibliografie van dezen nederigen Mechelschen franciscaan, wiens werken schuilen onder de minnezuchtige leuze O Heere wanneer, zijn we verschuldigd aan den ieverigen boekenliefhebber en bibliograaf Prosper VerheydenGa naar voetnoot1). Zoo nauwkeurig zijn die opstellen afgewerkt, dat ze oprecht als definitief mogen werden beschouwd; enkel gelukkige vondsten kunnen ze soms gedeeltelijk aanvullen. Aldus ontmoetten wij in de Leuvensche Hoogeschoolbibliotheek volgende twee onbekende drukken: I. De eerste uitgave van Hortulus animae. II. Een nieuwe druk van Beghynken van Mechelen. | |||||||||||||||||
I. - Hortulus Animae. Loven, Reynier Van Diest, 1553.Het Hortulus Animae werd door F. Vervoort vermeld in De Pane 1552, R iiij: ‘als ic in een seer devoot klein handtboexken hebbe gescreven Ortulus Anime genoemt’, en in Thantboexken 1552, R 8: ‘een ander hantboexken dat wi gescreven hebben, Ortulus Anime genoempt, dat behoort meer den weerlijcken menschen’. De Pane en Thantboexken werden, beiden, gedrukt te Loven bij Reinier van Diest en uitgegeven door de zorgen van Jan Verbruggen en Aert Peeters, borgers van Mechelen, krachtens een privilegie gedagteekend uit Brussel 15 December 1551. Dit was totnogtoe het eenigst bekend privilegie aan deze uitgevers vergund. Het nu ontdekte Hortulus geeft ons een nieuw privilegie te kennen in dato 26 September 1552, en laat toe de chronologische orde der eerste uitgaven van dit werk te verbeteren als volgt: | |||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||
(1553) I. - Loven, Reynier van Diest. (Vóór 1564) II. - (vroeger I). - Antwerpen, Jan van Ghelen, (slechts bekend door het octrooi van uitgave III). (1565) III (vroeger II). - Antwerpen, Jan van Ghelen, met octrooi
Fig. 1. - Titelblad van Thantboexken Leuven, R. van Diest, 1552 en waarschijnlijke omlijsting en adres van Hortulus anime, ibidem, 1553.
van 27 December 1564 ‘om by den suppliant zijne groote excessieve Cost die daer omme, so inde Lijsten te doen snijden als andressins te recupereren’. | |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
Hier de vermoedelijke titelopgave van den eersten druk daar het titelblad aan ons exemplaar ontbreekt: [Hortulus Anime. Vol alder Devoter ghebedekens oft oefeningen die men inder kercken lesen sal onder den dienst Godts. Met Priuil. der C.M. (Het bovenstaande in eene omlijsting in houtsnede gemerkt P.B., dezelfde die werd gebruikt voor De Pane en Thantboexken, 1552, cfr. fig. 1; onder deze houtsnede): Fig. 2. - Merk van de Mechelsche bezorgers van Frans Vervoort's werken.
Tot Mechelen: Ten huize van Aert Peeters/in die Eeghemstrate/ teghen over Thuys Vander Aa.] In-8o, 196 ongen. bl., gemerkt gothieke A-Z (8), A (8)-B (4). Eerste quatern A (8), met titelblad en kalender ontbreekt. Bovenstaande titel werd opgemaakt bij vergelijking met het titelblad der uitgave van 1565, die overigens onzen druk nabootst en titelblad van Thantboexken 1552. Gothieke letter. Titels der hoofdstukken | |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
en gebeden alsook de initialen in rood gedrukt. Elke bladzijde met houtsneden omlijst waarvan de meeste gemerkt P.B. (Petrus Van der Boercht) waarop wij hierna terugkomen. Br (gothiek), Dat Evangelie van - || den heylighen Evangelist S. Ian ||... - Biiiv: (Aan het einde van het boek) [Die Octroye]. Ten versoecke van || M. Ian Verbruggē Erst prochiaē || vā Neckerspoel / en̅ Aert Peeters || ingheseten borgers vā Mechelē || De Keyser || [Gedeeltelijke tekst van het privilegie voor Ortulus anime: Den wijngaert der minnender sielen: Die medecijn der sielen: Die seuen blytscappen van Maria die moeder Gods: Dat gulden ghebeboexken ende: Des Coninckx wynkelder in vlaemscher tale, voor vier jaar, Brussel den XXVI, dach va september. M.D.LII. (geteekend) De LatorreGa naar voetnoot1). - Laatste blad, B iiii v; Houtsnede voorstellende een vrouwspersoon met het Mechelsch wapenschild gemerkt, FECIT PE: || TRUS VAN || -DER BOERC|| HT. 1551. (cfr. fig. 2)Ga naar voetnoot2). Onder de houtsnede in rood en zwart: ⁌ Tot Louen. || Bij mij Reinier van diest gheswo || ren drucker. Int Iaer ons Heerē / || M.D. L III. De inhoud van het werk vindt men in de titelopgave. Alleen over de XVIe eeuwsche illustratie van het boek, die totnogtoe onbestudeerd bleef en thans meer en meer de aandacht vestigt, laten we enkele bizonderheden volgen, die gelegenheid kunnen geven tot een afzonderlijke studie nopens het illustreeren van Vervoort's werkenGa naar voetnoot3). De illustratie bestaat uit houtsneden, onder den vorm van omlijstingen en figuren. Deze zijn zonder merk; van de anderen, zijn | |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
sommige gemerkt P.B. (Petrus Vander BoerchtGa naar voetnoot1), zooals men op het laatste blad leest. Geen twijfel of allen behooren hem toe. Ze waren het eigendom van de Mechelsche uitgevers, die ze aan Reynier van Diest in gebruik gaven en later aan Jan Van Ghelen. I. De omlijstingen. Deze zijn zestien in getal en geven op al de bladzijden van elke quatern een bizondere versiering: zeven er van verbeelden de deugden, drie goddelijke en vier cardinale en zijn gemerkt 1-7, met uitzondering van 3 en 6: de negen overblijvende, bestaan in ornementen. De deugden doen zich voor met hunne gewone symbolen, t.w.: 1. Prudentia, met slang en spiegel. 2. Charitas, met kinderen. [3]. Fortitudo, met gebroken kolom. 4. Fides, met kelk en kruis 5. Spes, met anker. [6]. Temperantia, met kom en kruik, waaruit water vliet. 7. Iusticia, met balans en zwaard. De ornementen verbeelden:
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
II. De figuren. Deze zijn uit het Leuvensch illustratiemateriaal getrokken, waar ze vroeger of elders reeds dienst bewezen, want ze komen voor als half versleten. Ze behooren aan verschillende stellen toe en behandelen allen, een uitgezonderd (hierna nr 13), tooneelen uit het Lijden van Jezus, in zuivere gothieke lijnen. Zooals de omlijstingen zijn ze 16 verschillend in getal; enkele worden meermaals gebruikt en zoo vindt men er 25Ga naar voetnoot1), die direct verband houden met den tekst, behalve het nr 13. A. Zeer groote figuur, hoog 68 mm., breed 50 mm., Passiewapens: Kruis, doornenkroon, lans enz.; in het midden, in een hart, de lijdende Zaligmaker met geesel en roede. Op blad L 1v. B. Groote houtsnede, hoog 60 mm., breed 45 mm.: God de Vader zijn gekruisigden Zoon ondersteunend (H. Geest ontbreekt). Op blad B 2v, D 3r, F 8v, M 7r, V 4r. C. Kleiner houtsnede, zonder rand, met onderschrift Ecce-homo, hoog 48 mm., breed 34 mm. op F 6v. D. Dertien, van de zelfde grootte, figuren de Passie van Ons Heer voorstellend, behalve nr 13 met een heilige. Ze zijn op zwarten grond en met gaatjes doorstoken in de nrs 2-11. 1) B 4r: Het laatste Avondmaal; 2) B 8r: Jezus in den Oliveten-hof; 3) C 7r Jezus voor Kaïphas; 4) D 4r: De doornenkroning; 5) E 4v: Jezus vóór Herodes; 6) F 8v: Kruisdraging; 7) G 6v, I 8r, K 4r: Kruisiging; 8) H 1v: Kruisafneming; 9) H 5v: Pieta; 10) H 7r; Graflegging; 11) I 3v: Verrijzenis; 12) B 6v, C 5v, E 3r, L 3v; S. Gregorius'mis; 13) L 7r: Een heilige, waarschijnlijk S. Jan Evangelist met kelk; bovenaan, door sleet onleesbaar opschrift. Daarenboven treft men nog een plaatje en drie blokletters aan: het eerste, hoog 35 × 25 mm. breed, op B 1r dient als blokletter en verbeeldt S. Jan Evangelist met kelk, waaruit een draakje stijgt, in een nis tusschen twee kolommen. Het behoorde sedert jaren aan het materiaal van verschillende Antwerpsche drukkers, o.a. in 1525 aan Hans van Ruremuude; in 1526, aan Jan van Ghelen; in 1534 aan Govaert Van der HaghenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
De blokletters vindt men op bl. B 3r: een S, verbeeldend een vrouwspersoon met gevleugeld dier, waarnaar een hond vaart; op bl. P 1r: een D met koning David op de harp spelend; op bl. N 4v: in letter V een leeuw in koninklijke kleedij met kroon en staf omringd door dieren. Dit laatste ontmoet men in 1537 te Antwerpen bij de We Martinus De KeyzerGa naar voetnoot1).
Men kan zich afvragen in hoever Van Ghelen, voor zijne uitgave van 1565, onzen Leuvenschen druk nagevolgd heeft? De tekst bleef nagenoeg dezelfde: Behalve de spelling, werd de aankondiging der gebeden met duizenden jaren aflaat alleen verbeterd in aflaat van vele jarenGa naar voetnoot2). Bovendien werd de nieuwe uitgave vermeerderd met ‘Een schoon gebet dat die Keyser Maximilian plach te lesen’ (blad A 4v, in fine). Merkwaardiger is de vergelijking van het illustratie-materiaal in de twee uitgaven, minstens voor hetgeen de omlijstingen betreft, want slechts deze werden in de latere uitgave behouden. Men herinnere zich dat Jan Van Ghelen in zijn smeekschrift tot het bekomen van zijn octrooi als reden opgaf de ‘excessieve cost in de lijsten te doen snyden’ (hiervoor, blz. 15). Hij zou dus nieuwe houtsneden gebruikt hebben. De waarheid is, dat hij die van den Leuvenschen druk benuttigde, hem door de Mechelsche bezorgers van Vervoort's werken overhandigdGa naar voetnoot3). Al de omlijstingen, immers der twee uitgaven komen gansch overeen, één uitgezonderd, hiervóór aangeduid onder nummer (9): Twee cariatiden; bogen en pijlen gemerkt P.B. Een der cariatiden werd in deze omlijsting vervangen door een tweede afbeelding van Prudentia. Al die platen waren in 1565 zoo zeer versleten, dat ze later waarschijnlijk niet meer konden dienen. | |||||||||||||||||
II. - Den Spieghel der beginnende menschen. ‘Beghynken van Mechelen’. Antwerpen. 1618.Van Frans Vervoort's Beghynken van Mechelen, waarvan de aanvang- en loopende titel luidt: Den Reghel der beginnen- | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
der menschen, zijn vier drukken bekend, verschenen in 1556, 1569, 1604 en 1634 (Pr. Verheyden, op. cit. 1925, 94-95). Daaruit zou men besluiten dat het werk in het jaar 1634, nóg immer zijn volle succes behield. Dit wordt door de hier beschrevene uitgave gelogenstraft. In 1618, immers, werd aan den Antwerpschen drukker Marten Huyssens, een exemplaar van Beghynken (1569) overhandigd om het opnieuw te drukken. Doch, de godgeleerden die hij omtrent het voorstel raadpleegde ‘tselve (boek) bevindende in vele poincten seer onvolmaect, impertinent ende gheenen goeden sin te hebben, verclaerden dat niet bequaem te wesen te herdrucken. Hebben daerom goet gevonden t'selve Boexken te corrigeren, te vervullen t'ghene daer aen gebrack, ende alles in goede ordre te stellen. Het welck wordet u hier ghepresenteert, nochtans met eenen anderen tytel, te weten? Den Spieghel der beginnender (sic) menschen, etc.’ (Den Boeckdrucker tot den goetwillighen leser). De volledige titelopgave luidt als volgt: Den Spieghel Der beginnende menschen. Wysende den wech om tot puerheydt des gheests ende volmaectheyt der deughden te gheraecken. Eertijts gheraempt door den eerw. Heere Anthonio Vervoort Licentiaet inder H. Godtheyt ende Pastoor van het Begijnhof tot MechelenGa naar voetnoot1). Ende nv van nieuws verandert ende op beteren stijl ende ordre ghestelt (Houtsnede: Jezus en de godminnende ziel). t'Hantvverpen, By Marten Huyssens op onser Lieuer Vrouwen Kerckhof inden Gulden Leeu. Anno 1618Ga naar voetnoot2). In-8o, rom. en goth. letter, 40 ongen. bll., sign. A 2 - E 5 (E 8). Op het laatste blad, ro: < Approbatie >: Actum 18 Mey, 1618, P. Coens S.T.L. lib. Cen. Antv. - Daaronder: Typis Iacobi Mesens; op vo: Onuitgegeven drukkersmerk van Marten Huyssens in houtsnede, hoog 41 mm., breed 37,5 mm., verbeeldende een gekroonde leeuw met schild, waarop een toren of burg met uit- | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
hangende vlag voorkomt. Rondom de zinspelende leus: dispone domui tuaeGa naar voetnoot1) (Figuur 3). Op blad A 2r: DEN BOECKDRUCKER Tot den goetvvillighen leser, geteekend Marten Huyssens Boeck-drucker t'Hantvverpen; bl. A 3: Voor-reden; bl. A 5: Den Spieghel der beginneder (sic) menschen. Na de zeer ongunstige beoordeeling hiervoren vermeld zou men een gansch omgewerkte uitgave verwachten. Doch, en dit strekt Vervoort ter eere, zoo verre gaan de veranderingen niet. De bekeurders maakten meer beklag dan eigenlijk nieuw werk. Ze veranderden de titelopgave, enkele uitdrukkingen en voornamelijk de spelling. Wat onmiddellijk in het oog springt, is het verdwijnen der
Fig. 3. - Marten Huyssens'merk.
groote teederheid in de toespraak tot den lezer. Deze was nu niet meer een Beghynken van Mechelen maar een beginnende mensch tot het geestelijk leven in het algemeen. Wanneer Vervoort zich tot de ziele richtte, zegde hij: ‘Als ghi myn liefkint wilt gaan totten dienst gods’ (eerste punct) of wel: ‘Myn alderbeminste herten inder liefden Gods’ (derde punct); Mijn alderliefste reyn herten ende beminde zusters (vierde punct). Nu schrijft men: ‘Sone ghaende tot den dienste; Beminde in den Heere of Beminde’. Overigens is de nieuwe tekst hier en daar ingekort, bij het weglaten van enkele passussen van minder klare of mystieke beteekenis. Een voorbeeld zal dit het best toelichten. Het behoort tot het slotkapitel, waarvan de teksten hier neveneen volgen:Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
L. Le Clercq. |
|