De Gulden Passer. Jaargang 12
(1934)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Labore et Constantia
| |
[pagina 108]
| |
Het stelt een Hercules (de Arbeid) voor, die met den ‘gouden passer’ een cirkel trekt op een tafel, waarop het opschrift staat: Labore et Constantia. Naast de tafel zit een vrouw, de Volharding voorstellende. Zij volgt het werk van den Hercules. Tusschen beiden, achter de tafel, bevindt zich Mercurius. Links staat een figuur met een hoorn des overvloede onder den arm. Zonder eenigen twijfel is dit Apollo, de god der poëzie. Zeer dikwijls werd hij inderdaad voorgesteld met een overvloedshoorn in de hand om te kennen te geven, dat hij aan het heelal den overvloed verschaft door op den zonnewagen zijn dagelijkschen rit om de aarde te voltrekkenGa naar voetnoot1). Rechts van de Volharding staat Minerva, de Wetenschap. De achtergrond stelt een landschap voor. Op den voorgrond rechts bevindt zich een stapel folianten. De allegorie van werk, volharding, handel, poëzie, geleerdheid en overvloed is eenvoudig en duidelijk en zeer toepasselijk op de Moretussen. Op den rug van een der folianten staat de naam van den schilder: Erasmus Quellinus inv. et fecit, niet in den vorm van de handteekening, die Würzbach mededeelt (Niederländisches Künstler-Lexicon, II, p. 371), maar in drukletters geschilderd. Blijkbaar heeft Quellin hier die drukletters gekozen, omdat hij, op den rug van een perkamenten foliant zijn naam wilde plaatsen alsof het de titel van een boek was. Het zijn overigens dezelfde letters, die wij vinden op een van E. Quellinus' schilderijen te Praag (Cf. Würzbach, id., id.) Het werk draagt al de kenmerken van de ons bekende schilderijen van Erasmus Quellinus, die in het atelier van Rubens in de leer was en in zijn mythologische composities een zwakke navolging van het werk van zijn meester geeft. Ook hier zijn er onloochenbare herinneringen aan sommige gedeelten uit schilderijen van Rubens (B.v. de Minerva-figuur). Het schilderij is geen meesterwerk, zooals trouwens geen enkel van E. Quellin's werken, doch het is een eerbaar, aangenaam gekleurd, authentiek werk, dat ons vooral om zijn documentaire-historische beteekenis boeien kan. Het werk is in goeden staat. Het werd waarschijnlijk op het einde der 19e eeuw verdoekt en bevindt zich in een lijst in Empirestijl. | |
[pagina *5]
| |
[pagina 109]
| |
Het is niet moeilijk om na te gaan hoe dit schilderwerk, dat eenmaal aan de Moretussen toebehoorde, in dat Rijnlandsche kasteel kon terecht komen. Al de kunstwerken die zich op het slot te Roesberg bevinden, behoorden eenmaal aan Baron Karel, Lodewijk, Willem, Jozef de Keverberg (1768 † 1841), wiens moeder een barones de Weichs de Roesberg was. Onder het Nederlandsch bestuur, na 1815, was Baron de Keverberg gouverneur van Antwerpen en van 1817 af gouverneur van Oost-Vlaanderen. Hij was een zeer ontwikkeld man, die met Goethe correspondeerde en den grooten dichter waarschijnlijk de stof voor het gedicht Johanna Sebus bezorgde. Te Gent en te Antwerpen heeft hij voortreffelijk en zeer gewaardeerd werk verricht vooral op het gebied van de instellingen van weldadigheid. Zijn werk Sur l'état des indigents en Flandre vestigde de aandacht der economisten op hem. Ook voor de schoone kunsten interesseerde hij zich zeer. Uit erkentelijkheid voor bewezen diensten werd hem door de Academie voor Schoone Kunsten te Antwerpen in 1817 een gedenkpenning aangeboden met het volgend opschrift: Illustri viro / Karolo ex Baronib. de Keverberg / dum / provinciae Antv. pro rege praeerat, / protectori suo munificentissimo, nunc alteri Flandrorum provinciae, / quae Gandam habet metropolim / praefecto. Hanc pietatis tesseram, / memoriam sui / reliquit.Ga naar voetnoot1) Hij liet o.a. in 1818 te Gent een studie verschijnen over Memlinc's rijve van Ste Ursula. Het is dus waarschijnlijk gedurende zijn verblijf te Antwerpen, dat hij in het bezit van E. Quellinus' schilderij gekomen is. Zijn kunstverzamelingen, die zich op het kasteel Aldengoor (Gemeente Haelen, Nederlandsch Limburg) bevonden, kwamen bij erfenis, in 1904, in het bezit van de familie de Weichs, die ze naar Roesberg liet overbrengen. Te Roesberg zijn ook twee portretten aanwezig van den ouden Antwerpschen gouverneur de Keverberg.
Maurits Sabbe. |
|