De Gulden Passer. Jaargang 12
(1934)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Een clandestien drukker te Antwerpen? Richard Verstegen.Behoudens de beteekenis, die de zeventiendeeuwsche polemist en oudheidkundige Richard Verstegen had voor de gansche wetenschappelijke wereld van zijn tijd, hebben twee landen in het bijzonder speciale redenen om zijn aandenken dankbaar in eere te houden. Die twee gewesten zijn: Engeland, zijn geboorteland, en Zuid-Nederland, zijn tweede vaderland, waar hij meer dan vijftig jaren als balling verbleef. Daarom ook heeft hij terecht een plaats gevonden in de nationale biografische woordenboeken van beide landen: in de ‘Dictionary of National Biography’ voor Engeland, en in afwachting van de afwerking der ‘Biographie Nationale de Belgique’ in het ‘Biographisch Woordenboek’ van Frederiks en Van den Branden. Wat in deze beide biografieën, voornamelijk in deze van Frederiks en Van den Branden, vermeld staat, is verre van volledig en dikwijls ook onjuist. Bepaalde punten verdienen dan ook opnieuw een nauwkeurig onderzoek. In deze korte bijdrage stel ik me tot doel zulk een onderzoek aan te vangen ten overstaan van een der uitspraken van het ‘Dictionary’: nl. de bewering dat Verstegen, gedurende zijn verblijf te Antwerpen, er een geheime drukpers op nahield in verband met zijn katholieke propaganda. We beginnen dit betoog met de vaststelling, dat we een dergelijke bewering alleen vinden bij de Engelsche biografen; de Nederlandsche reppen er met geen woord over en in de geschiedenis van de Antwerpsche drukkunst is er geen spoor van Verstegen's clandestiene drukkerij te ontdekken. We weten dat er, op het einde van de zestiende en in den aanvang der zeventiende eeuwen, Engelsche drukkers in de Nederlanden werkzaam waren: vóór 1579 vinden we John Fowler achtereenvolgens gevestigd te Leuven, te Antwerpen en te Douai, later hooren we nog van een zekeren Jenkins en te Leuven van Laurent Kellam. Na de stichting van het Engelsche college te Sint-Omaars richtte Persons er insge- | |
[pagina 21]
| |
lijks een drukkerij in, welke hoofdzakelijk na 1600 in volle werking trad. Bovendien drukten te Leuven, te Douai, te Brussel en te Antwerpen Nederlandsche drukkers geregeld voor rekening van de Engelsche uitgewekenen. Zoo zien we Verstegen b.v. werkjes uitgeven bij Antwerpsche drukkers als Adrianus Huberti, de Plantijnsche drukkerij, Arnold Conincx en Hieronymus Verdussen. Voor propagandawerkjes, geschreven met het oog op de naburige Protestantsche landen, verzachtte de regeering te Brussel vaak de wetten en reglementen, welke het drukkersbedrijf regelden: boekjes van dien aard mochten zonder naam van schrijver, plaatsaanwijzing, goedkeuring, privilege en zonder of met fictief drukkersadres verschijnen. Dit werd gedaan om de verspreiding ervan in de niet-katholieke landen te bevorderen en de schrijvers aan geen vervolgingen bloot te stellenGa naar voetnoot1). Indien we dus werkelijk, op gezag der Engelsche biografen mogen gelooven dat Verstegen, in verband met zijn katholieke propaganda te Antwerpen een geheime drukpers bezat, dan zouden we desnoods het ontbreken van alle documenten uit de geschiedenis der Antwerpsche drukkunst kunnen verklaren door het feit dat de door hem gepubliceerde propagandawerkjes zonder drukkersadres of nadere plaatsaanduiding verschenen. Maar dit gezag alleen mag hier niet volstaan, want het zou wel eens in gebreke kunnen blijven. Het loont daarom de moeite met ons onderzoek eens eventjes terug te gaan tot bij de inlichtingen en de bronnen van de tijdgenooten zelf en de kwestie van naderbij te beschouwen. Indien Verstegen te Antwerpen werkelijk in 't bezit was van een geheime drukpers, dan valt zulks uitsluitend te plaatsen tusschen de jaren 1590 en ± 1605, wanneer hij als verbindingsagent optrad tusschen de katholieken in Engeland en de leiders der ballingen in het buitenland. Alle biografen gaan er immers akkoord over, dat de Antwerpsche balling deze pers zou gebruikt hebben voor het drukken van zijn propagandaschriftjes of voor de berichten die hij | |
[pagina 22]
| |
over Elizabeth en hare ministers ontving en onder de uitwijkelingen zocht te verspreiden. Om reden van practischen aard deelen we deze periode in twee; hierdoor krijgen wij een meer overzichtelijken kijk over heel de kwestie. De eerste periode loopt van 1590 tot 1595. Uit dit tijdperk zijn ons twee reeksen documenten bewaard van uitzonderlijk belang: a) een verzameling brieven uit de jaren 1590-1591 van den Jezuïet Henry WalpoleGa naar voetnoot1) en een reeks berichten van 1592-1595, door Verstegen geregeld om de veertien dagen naar pater Persons te Madrid gestuurdGa naar voetnoot2); b) de ‘intelligences’ ingewonnen door betaalde spionnen, welke door de Engelsche regeering naar de Spaansche Nederlanden werden gestuurd om het doen en laten der ballingen ter plaatse na te gaanGa naar voetnoot3). De eerste reeks documenten doen ons het volgende bewijsmateriaal aan de hand: In een brief van 11 October 1590, beveelt Henry Walpole zijn beschermeling Verstegen zeer warm aan bij zijn correspondent te Rome; hij voegt er zelfs bij dat de balling gebeurlijk in aanmerking | |
[pagina 23]
| |
zou kunnen komen voor het in druk geven van boekjes en het vervullen van andere nuttige bezighedenGa naar voetnoot1). Twee jaar later, den 12 September 1592, vroeg hij Creswell, of deze, door bemiddeling van kardinaal Allen, Verstegen het privilegie niet kon bezorgen voor het in druk uitgeven van den ‘Primer’ in 't Latijn en in 't EngelschGa naar voetnoot2). Drie jaar later heeft de Antwerpsche balling de gevraagde toelating nog niet bekomen, want in een brief van 25 Maart 1595 richtte hij zich ditmaal zelf tot Roger Baynes, den vroegeren secretaris van kardinaal Allen, met het verzoek om door bemiddeling van zijn correspondent, van den Paus het gevraagde privilege ten zijnen voordeele te verkrijgenGa naar voetnoot3). De ‘Primer’ verscheen eerst in 1599 en wel bij den Antwerpschen drukker Arnold Conincx. Met het in druk geven van propagandaschriftjes en andere pamfletjes werd Verstegen reeds vroeger gelast, blijkens zijn brieven aan Persons. Den 19 October 1592 schrijft hij over een Latijnsch boek dat de Jezuïet hem te Antwerpen in druk had doen uitgeven: ‘The latin booke goeth forward with so much spede as I can bring the printer to make’ en laat er onmiddellijk de volgende beteekenisvolle passage op volgen: ‘The fourth leaf is at present in hand, and the whole as he gesseth wilbe aboute 16 leaves. When he began this he had some other woorck in doing which will shortly be ended, and then shall our woorck go forward with more expedition. The relation in English of his Maties beeing in valadolid will shortly be printed, and had bene done eer this, had I not stayed a little for an other printers leasureGa naar voetnoot4). Terwijl de inlichtingen, welke ons van Verstegen zelf of uit zijn | |
[pagina 24]
| |
onmiddellijke omgeving komen, de thesis van een geheime drukpers tegenspreken, wijzen de berichten van de spionnen een andere richting uit. In Augustus 1590 bevestigde Lewis Lewknor reeds dat Verstegen tot de partij van Holt en Owen behoorde en al de boekjes der Spaanschgezinden drukte: ‘hee printeth all their books’Ga naar voetnoot1). In 1594 vermeldde een zekere Simon Knowles hem nogmaals als drukker: ‘a printer’ te AntwerpenGa naar voetnoot2). Ten overstaan van deze tegenstrijdige inlichtingen, moeten we natuurlijk aan de door Verstegen bezorgde gegevens het meeste vertrouwen schenken; deze laten trouwens aan duidelijkheid niets te wenschen over. We mogen er gerust uit besluiten dat, gedurende dit tijdperk althans, hij zelf niet drukte, maar zich integendeel gelastte met het in druk geven bij Antwerpsche drukkers, van de propagandaschriftjes der uitwijkelingen van zijn partij. Hij zorgde waarschijnlijk ook voor het nalezen en verbeteren der proeven en het treffen van alle verdere schikkingen voor uitgave en verzending. Van uit Antwerpen konden deze boekjes immers gemakkelijk naar Engeland verstuurd worden. Weliswaar zouden de woorden van Walpole's verzoek om Verstegen ‘the priviledge of printing the Primer’ te bezorgen, ons tot het tegenovergestelde besluit kunnen voeren, maar printing moet hier blijkbaar verstaan worden in den zin van: in druk geven. Trouwens het feit dat de balling, eens in het bezit van dit privilege, den ‘Primer’ toch bij den Antwerpenaar Arnold Conincx liet drukken pleit genoeg tegen de thesis van de geheime persoonlijke drukpers. Pater Walpole ten andere, die in zijn bekentenissen zooveel interessante gegevens meedeelt over zijn vroegeren beschermelingGa naar voetnoot3) vermeldt hem nooit als drukker; | |
[pagina 25]
| |
enkele andere spionnen, welke Verstegen persoonlijk gekend hebben - en bijgevolg met meer gezag mogen spreken dan Lewknor en Knowles - maken er overigens evenmin melding vanGa naar voetnoot1). Voor het publiek echter, dat niet juist ingewijd was in de overeenkomst tusschen Verstegen en de Antwerpsche drukkers, kon de balling dus uiterlijk blijven doorgaan als de bezitter van een geheime pers, dienend tot het drukken van de Engelsche katholieke propagandawerkjes. Een ander voorvalletje komt de hier voorgestane bewering nog verder bevestigen. Toen Verstegen in 1594, de ‘Conference about the next succession to the crowne of Ingland’ - het manifest der Spaanschgezinden in zake troonopvolging in Engeland - in druk liet geven, slaagden de leiders der oppositiepartij er in het handschrift van den tekst te bemachtigen door den drukkersgast om te koopen. Zulks gebeurde daags na de aflevering, in Verstegen's handen, van de gedrukte bladen der Conference. Dit voorvalletje is ons bekend uit twee brieven, welke een der leiders der Schotschgezinden, William Gifford, richtte aan Thomas Throckmorton, zijn partijgenoot te Rome. Deze twee brieven, gedeeltelijk in cijferschrift, worden respectievelijk bewaard in het Public Record Office te Londen (R.O. Dom. CCLII, no 66) en in de Vaticaansche Bibliotheek te Rome (Borghese, 488, ab. fol. 399). In den eersten brief, die te Londen berust en dien ik persoonlijk controleeren kon, is geen spraak van den drukker van het werk; in den tweeden wel naar het schijnt, althans volgens de bespreking, welke de Engelsche historiograaf H.J. Pollen er aan wijdde in een artikel: ‘The politics of the Englisch Catholics’Ga naar voetnoot2). Van dezen tweeden brief vermeldt hij het volgende: ‘The writer, who is evidently Gifford, tells the same story (wat in den eersten brief uiteengezet wordt) adding that he had bribed the printer's boy to get him the M.S., and that the printed sheets had been given to Verstegan the day before’Ga naar voetnoot3). Steunend op de traditie die Verstegen als eigenaar voorstelde van een geheime drukpers te Antwerpen, aarzelde Pollen geen oogenblik om dien drukkersgast met Verstegen's werkman te | |
[pagina 26]
| |
identifiëerenGa naar voetnoot1). Maar dit moet juist nog bewezen worden. Uit de hier aangehaalde tekst blijkt allerminst dat de ‘printer’ en Verstegen een en dezelfde persoon waren. Om tot die vereenzelviging te kunnen overgaan, moet er zelfs eenigszins geweld aan den tekst aangedaan worden. Trouwens, een gast, zelfs een drukkersgast, heeft Verstegen op dat oogenblik zeker niet gehad, want in zijn brieven uit dit tijdperk beklaagde hij er zich vaak over dat hij gansch alleen stond voor het vele werk, dat zijn rol van verbindingsagent hem oplegdeGa naar voetnoot2). Alles wordt hier duidelijk als we den uitgever, den ‘editor’, en den drukker van de Conference scheiden: de ‘uitgever’ was Verstegen, de drukker hoogst waarschijnlijk de Antwerpenaar Conincx. In 1583 te Parijs had Verstegen overigens niet anders gehandeld, wanneer hij daar pogingen had aangewend om zijn eerste strijdschrift tegen Elizabeth, de ‘Descriptiones quaedam illius inhumanae et multiplicis persecutionis, quam in Anglia propter fidem sustinent Catholici Christiani’Ga naar voetnoot3) in het licht te geven. Toen hij daarom, door toedoen van den Engelschen gezant, door de Fransche gerechtsdienaars ingerekend werd, bleek het dat hij dit had willen doen in samenwerking met een Franschen drukkerGa naar voetnoot4). Waarom zou hij te Antwerpen anders te werk gaan? Trouwens de feiten zijn daar om te bewijzen dat Verstegen ettelijke van zijn eigen werkjes bij Antwerpsche drukkers liet verschijnen: zoo zijn Theatrum bij Adrianus Huberti in 1587, 1588, 1592 en zijn Speculum (1590) in de Plantijnsche drukkerij, terwijl de Conference duidelijk de kenmerken draagt van een Conincx-drukje. Was het gedurende de tweede periode, van 1595 tot ± 1605 anders? | |
[pagina 27]
| |
Laten we maar dadelijk bekennen dat we voor dit tijdperk over veel minder documenten beschikken. Brieven van Verstegen of van Verstegen's vrienden, zoowel als berichten van spionnen met getuigenissen over dit punt bestaan er niet. We moeten ons onderzoek hier haast uitsluitend beperken tot de gedrukte werken. Wat voor Verstegen's pamfletten van de eerste periode gezegd is, kan ook voor de devotiewerkjes van de tweede gelden: in 1599 verschijnt de ‘Primer’ bij Arnold Conincx, in 1601 een ‘Brief et véritable Discours’ bij Hieronymus VerdussenGa naar voetnoot1), in 1603 zijn ‘Odes’ zonder drukkersadres, maar weer duidelijk met al de kenmerken van een Conincx-drukje, terwijl zijn groot, wetenschappelijk werk: ‘A Restitution of Decayed Intelligence in Antiquities’ in 1605 bij Robert Bruneau van de pers komt. Er is echter meer: rond dien tijd vinden we een te Antwerpen gedrukt boek, dat zoogezegd zijn naam als drukker voert. Het heet: ‘The First Part of the Resolution of Religion, divided into two books: conteyning a demonstration of the necessitie of a divine and supernaturall worshippe. Newly printed and amended. Printed at Antwerpe by Richard Vestigan. M.DI.III. (foutief voor 1604, de C achter de D is blijkbaar weggevallen en de I van plaats versprongen). De schrijver van de ‘Resolution’ is een uitwijkeling, die alleen met de initialen R.B. teekent, en door de eenen met Richard Broughton, door de anderen met Richard Barnfield vereenzelvigd wordtGa naar voetnoot2). Van dit boek bestaat er een vroegere uitgave van 1603, waarop Verstegen's naam niet voorkomt en waarop insgelijks het drukkersadres ontbreekt. Ze draagt den volgenden titel: ‘The First Part | |
[pagina 28]
| |
of the Resolution of Religion, divided into two books, conteyning a Demonstration of the Necessity of a Divine and Supernaturall Worshippe. Printed with licence, 1603’. En als inleiding tot dit eerste deel der Resolution verscheen er twee jaar vroeger: ‘An Apologicall Epistle: Directed to the right honorable Lords, and others of her Majesties privie Counsell. Serving aswell for a Preface to a Booke entituled: A Resolution of Religion: as also, containing the Authors most lawfull Defence to all estates for publishing the same. Printed at Antwerp with license, the five and twenty day of March. 1601. Stilo novo’. Op de laatste bladzijde komt het vignet voor van de Jezuïetenorde met het volgende drukkersadres: ‘At Antverpe, Printed by Arnold Conincx. 1601’. We vragen ons te vergeefs af waarom de drukker zijn naam slechts vermeldt op de allerlaatste bladzijde en niet op het titelblad. Wat hier ook van zij, we weten toch met zekerheid dat de Apologicall Epistle bij Conincx gedrukt werd. Mogen we hetzelfde beweren voor de eerste uitgave van The First Part of the Resolution of Religion, van 1603? In dit werkje komt in 't geheel geen drukkersadres voor, zelfs niet op de laatste bladzijde. Het titelblad vermeldt alleen zooals de Epistle: ‘Printed with license, 1603’. Deze eerste druk vertoont nochtans zulke groote overeenkomst in titelbladzijde, letter, wijze van uitgeven en zoo meer met de Epistle, dat we de beide werkjes zonder eenigen twijfel op rekening van denzelfden drukker mogen zetten. Maar hier ook herhalen we te vergeefs onze vraag: waarom onthield Conincx er zich van zijn naam als drukker in het boek te vermelden? Het gebeurde wellicht met het oog op de verbreiding van het werkje in Engeland. Op de tweede uitgave van de Resolution van 1604 vinden we weer een drukkersadres: dat van Verstegen: ‘Printed at Antwerpe by Richard Vestigan’Ga naar voetnoot1). In de veronderstelling dat de balling werkelijk een eigen drukpers bezat en zelf drukte, baart het wel eenigszins verwondering dat het titelblad zijn naam zoo foutief, op den klank af van de Engelsche uitspraak, draagt. Volgens den bekenden Engelschen bibliograaf HazlittGa naar voetnoot2) is de mogelijkheid niet | |
[pagina 29]
| |
uitgesloten dat de Resolution niet daadwerkelijk door Verstegen zelf, maar wel bij een anderen drukker voor zijn rekening gedrukt werd. Wat deze uitgave betreft, kan hier met bijna volledige zekerheid uitgemaakt worden dat het geen Conincx-drukje is; ze gelijkt veel meer op de door Robert Bruneau in 1605 bezorgde ‘Restitution’ dan op de vroeger verschenen Epistle en eersten druk van de Resolution. Als Verstegen werkelijk drukte, komt het tamelijk zonderling voor dat we slechts één boekje met zijn adres als drukker terugvinden, te meer daar iedereen beweert dat die zoogezegde geheime pers een buitengewone bedrijvigheid aan den dag legde! Ook in de geschiedenis van de Antwerpsche drukpers is er, zooals we reeds vermeldden, geen spoor te vinden van Verstegen's clandestiene drukkerij. Met Hazlitt neem ik bijgevolg eenvoudig aan dat de tweede uitgave van de Resolution, van 1604, alleen voor rekening van Verstegen uitgegeven werd. Indien het anders ware, waarom zou de balling dan, ook gedurende dit tijdperk, een drietal andere werken bij gekende Antwerpsche drukkers hebben laten verschijnen? Één getuigenis hebben we toch, dat mijn bewijsvoering onrechtstreeks komt staven. In het onbekookte pamfletje ‘Another Letter of Mr. A.C. to his Dis-jesuited Kinseman, concerning the Appeal, State, Jesuites...Ga naar voetnoot1) waarmede Anthony Copley den Antwerpschen polemist gedurende de twisten rondom de benoeming van den aartspriester in Engeland, te lijf ging, dreef de schrijver openlijk den spot met de door Verstegen uitgeoefende bezigheden. Als drukker wordt er over hem niet gesproken. Het is nu wel niet zeker dat Copley's opsomming volledig is en zijn inlichtingen juist zijn, maar ik twijfel er geenszins aan dat Copley, benevens de andere scheldwoorden die hij zijn tegenstrever naar het hoofd wierp, ook niet zou geaarzeld hebben om Verstegen als drukker van oproerige pamfletjes te doodverven, zoo daar maar eenigszins aanleiding toe ware geweest! Maar waaraan ontleenen de moderne Engelsche biografen dan hun bewijzen om zoo boudweg te bevestigen dat de vinnige pamflettist er ook een geheime drukpers op nahield? Een nauwkeurig onderzoek van de gegevens, welke ze ons aan de hand doen, zal ons, hoop ik, wel het antwoord leveren op deze vraag. | |
[pagina 30]
| |
De eerste biograaf, welke ons een tamelijk volledig, al zij het ook erg eenzijdig, levensverhaal van Verstegen bezorgde, was Henry Foulis. Hij spreekt terloops over den strijdvaardigen polemist in een boek over de drijverijën der Engelsche ballingen in het buitenland: ‘The History of Romish Treasons and Usurpations together with a particular account of many gross corruptions and impostures in the Church of Rome, highly dishonourable and injurous to Christian religion (2nd ed. London, 1681). We vinden er vele levensbizonderheden in over ons personage, maar Foulis heeft blijkbaar nooit over Verstegen als drukker hooren spreken. We vernemen iets meer bij Anthony a Wood, welke zich de gegevens van Foulis te nutte gemaakt en er enkele van persoonlijke vinding heeft bijgevoegd. In zijn magistraal biografisch werk: “Athenae Oxonienses” (1e deel: 1691, 2e: 1692) vermeldt hij het volgende over Verstegen's werkzaamheid als drukker: “Verstegan... returns to Antwerp, where, as 't is said, he reprinted his book, exercised the Trade of Printing.... Dit veronderstellende as 't is said klinkt allesbehalve als een bevestiging. Wellicht gaat deze uitspraak terug op een gezegde van personen, welke vertrouwd waren met of inzage kregen van de geheime documenten der spionnen, waarin Verstegen juist als drukker vermeld wordt. De volgende achttiendeeuwsche en vroeg-negentiendeeuwsche bio- en bibliografen brengen geen nieuw materiaal bij en stellen zich tevreden met hun voorgangers min of meer nauwkeurig te copiëeren. Alleen met dit verschil dat ze, zooals te verwachten was, Wood's veronderstelling als een zekerheid opnamen. DoddGa naar voetnoot1) in 1739 en ChalmersGa naar voetnoot2) in 1816 geven ons daar telkens treffende voorbeelden van. Slechts op het einde van de negentiende eeuw stooten we op nieuwe gegevens, die echter ver van juist blijken te zijn. Gillow in zijn DictionaryGa naar voetnoot3) (1895) verklaart inderdaad met een | |
[pagina 31]
| |
verbluffende zekerheid:.... there (at Antwerp) he set up a private press, at which he not only printed a large number of catholic books, but being an artist of no mean skill, actually engraved the cuts himself”. Wat die tweede bewering betreft, die zullen we verder eventjes in oogenschouw nemen. Voor de eerste reeds vragen we ons met reden af waar Gillow ernstige bewijzen voor zijn zoo categorisch gestelde uitspraak vandaan gehaald heeft. Mij zijn die niet bekend. De ondervinding heeft me echter geleerd alles, wat Gillow neerschreef, met een uiterst critisch oog te bekijken, en voor dat critisch oog houden zijn verklaringen geen steek. We konden dit ten andere reeds herhaaldelijk vaststellen. De steller van het artikel over Verstegen in de Dictionary of National Biography (1897)Ga naar voetnoot1) neemt Gillow's beweringen woordelijk over met een verwijzing nochtans naar den passus uit Hazlitt's Collections and Notes, waar deze de Resolution signaleert met Verstegen's drukkersadres. Hiermede had de groote Engelsche biografie Gillow's fantastische beweringen officiëel bekrachtigd. Pollen integendeel, de uitstekende geschiedkundige van deze periode, sprak zich in The Catholic EncyclopediaGa naar voetnoot2) (1912) veel voorzichtiger uit en liet nergens doorschijnen dat de Antwerpsche pamflettist in werkelijkheid een private, geheime drukpers bezat. De bewering, dat Verstegen de graveur was van de in zijn werken voorkomende koperplaten, staat op nog veel losser gronden. Ze gaat terug op een tekst van Foulis; maar wat deze er over zegt klinkt alles behalve bevestigend. Ziehier: “he (Verstegan) gave himself to the study of good Letters and employed himself in Painting, which makes me think that he engraved the cuts in his own books as the learned Hevelius doth now”. De schrijver der Athenae Oxonienses ging weer wat verder en schreef eenvoudig neer dat de gravuren van het Theatrum gesneden werden naar Verstegen's teekeningen, wat ik grootelijks betwijfel. Nergens echter vinden we de bevestiging dat de balling ze zelf graveerde. De volgende bio- en bibliografen zwegen er eenvoudig over. Van deze onduidelijke gegevens maakte Gillow zonder verdere omwegen:.... he (Verstegen)... printed a large number of catholic books, | |
[pagina 32]
| |
but being an artist of no mean skill, actually engraved the cuts himself’: Bij zulke uitspraken hoeven we niet langer stil te blijven. Jammer echter dat ze nogmaals officiëele bekrachtiging vonden in de Dictionary of National Biography.
Dr. Edward ROMBAUTS. |
|