De Gulden Passer. Jaargang 9
(1931)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |||||||
De bibliographie in de geschiedenis der natuurlijke wetenschappen.De geschiedenis der wetenschappen is het wortelstelsel van den boom; zij dringt diep in het verleden en geeft ons de uitlegging waarom de ontdekkingen werden gedaan. Boven den grond, boven de wortels, ontwikkelen zich dan de takken, de bladen, de bloemen en de vruchten; uit het materiaal door de vroegere beoefenaren der wetenschappen gevonden, opgemaakt en vereenigd, komen nieuwe producten, nieuwe toestellen, nieuwe methoden, nieuwe theorieën te voorschijn. De geschiedenis der wetenschappen is voor de wetenschappelijke studie en voor het wetenschappelijk onderzoek een onmisbare hulp en volledigt den wetenschappelijken geest. De geschiedenis der wetenschappen verwekt ook een gunstige optimistische mentaliteit. Als wij ons ideaal niet kunnen bereiken en ontmoedigd zijn, is het dikwijls nuttig een gezonde vergelijking te maken tusschen de voorwaarden waarin wij leven en deze waarin groote mannen de wonderbare smart van de bovenmenschelijke inspanningen hebben geleden, die hen boven den gewonen man hebben verheven: Weber en Chopin die zoo droevig stierven, Schumann die krankzinnig werd, Mozart die zonder familie noch vriend in het gemeenschappelijk graf werd geworpen. Beethoven wiens oogen zooveel voor anderen hadden geweend. Bernard Palissy, de vader van de pottenbakkerskunst, stierf in de diepste ellende na in de Bastille opgesloten geweest te zijn. Scheele, na een aantal chemische verbindingen afgezonderd en ontdekt te hebben, stierf arm, zonder ooit een duidelijk begrip van de waarde van zijn geest gekregen te hebben, zonder zelfs het eerekruis dat hem bestemd was en door een dwazen minister aan een naamgenoot werd gezonden, ontvangen te hebben. Leblanc die het sodabedrijf had geschapen en door invloedrijke menschen werd verlaten, pleegde zelfmoord. Priestley, de ontdekker van de zuurstof, het ammoniak, het zoutzuur, was verplicht uit zijn huis en zijn laboratorium van Birmingham naar Noord Amerika te vluchten, om na het plunderen van zijn vermogen zelf niet vermoord te worden. Lavoisier en Bailly werden op het schavot van het leven beroofd; de geniale Pasteur, | |||||||
[pagina 76]
| |||||||
die tijd vond om te werken, en geen om aan politieke kuiperijen te doen, zag tegen hem ikzuchtige nijveraars, doctrinaire medici opdagen, en door een aantal leden der Fransche kamer werd hem het toekennen van een nationaal pensioen betwist, hij die den Franschen landbouw van een jaarlijksch verlies van 25 millioen had kunnen redden. Hoe komt het dat in de bedrijven van het vloeibaar maken der gassen, van de benzolderivaten en van de electrochemie de naam van Faraday bijna onbekend blijft, dat zijn portret of zijn borstbeeld overal afwezig zijn, - dat het koolgasbedrijf nooit Minkelers noemt, - dat op bloemenfeesten te Gent de tuinbouwkundigen en de liefhebbers den genialen Hugo de Vries niet kennen die op zijn proeftuin de middelen heeft ontdekt om die wonderen te scheppen, en wien de nieuw verkregene planten werden gestolen, zoodanig dat hij verplicht was zijne proeven met wilde planten voort te zetten? Wie weet dat Carlisle en Nicholson het water door den electrischen stroom hebben kunnen ontbinden en aldus twee belangrijke gassen, de waterstof en de zuurstof hebben kunnen afzonderen? Davy verloor bij zijne opzoekingen over de alkalimetalen en het koolmonoxyde zijne gezondheid. Weet men dat Chevreul ons de stearinekaars heeft geschonken? Weet de ikzuchtige genieter voor wien smakelijke spijzen, bedwelmende dranken en lekkere sigaren onmisbare zaken zijn, dat Liebig en Wöhler de landbouwchemie hebben doen ontstaan? Toen ik in Januari laatstleden een nummer van Panorama kocht, vroeg mij de dame die mij het bundel toereikte of Marie Curie-Sklodowska soms geen groote actrice was, en onlangs kon ik vaststellen dat de meeste brouwers van Brussel en gordelgemeenten niet eens wisten van een van Helmont die voor de eerste maal de gisting bestudeerde, en zelfs over het bestaan van een Helmont's standbeeld dicht bij de Beurs, gansch onwetend zijn. De oorlog, die mijne stad van de wereld gedurende 4 groote jaren afzonderde, waardoor ik geen enkel nummer van een wetenschappelijk tijdschrift nog bekomen kon, bracht mij dichter bij de oude boeken, mijn eigene verzameling en bij de Universiteitsbibliotheek. Ik verzamelde de volledige bibliographie van den scheikundige Lavoisier en van dien anderen grooten chemicus Louis Pasteur die de microbenleer stichtte; die volledige bibliographie over Lavoisier bezit ik nog in handschrift en werd | |||||||
[pagina 77]
| |||||||
door mij meer dan eens geraadpleegd; de volledige bibliographie van PasteurGa naar voetnoot1) kon ik, door een gelukkig toeval, in het licht brengen, en ik mag gerust zeggen dat dit werk diensten heeft bewezen. Een volledige uitgave der mededeelingen van LavoisierGa naar voetnoot2) werd echter tusschen 1864 en 1893 door de Fransche regeering uitgegeven, en sedert 1922 wordt de volledige uitgave van Pasteur'sGa naar voetnoot3) werken door diens kleinzoon bezorgd. Uit de handelingen van de academieën van Londen, Parijs en Berlijn, tot op het tijdstip van Lavoisier, verzamelde ik een aantal inlichtingen over de kwantitatieve verkalking der elementen. Lavoisier wordt gewoonlijk beschouwd als de stichter van de chemie met de balans: maar vóór zijn tijd zegt Gaston Le DouxGa naar voetnoot4) (ca 1530 † ca 1600) dat het tin door de verbranding van gewicht verhoogt: ‘mais l'estain seul augmente de poids par sa calcination, ce qu'il est bon de ne pas ignorer’. Eck von SulzbachGa naar voetnoot5) (XVe eeuw) vindt dat het kwikzilver van gewicht verhoogt door een voldoende verwarming; hetzelfde wordt vastgesteld door CardanusGa naar voetnoot6) (1501 † 1576) voor het lood, door ScaligerGa naar voetnoot7) (1484 † 1558) ook voor het lood, door Jean ReyGa naar voetnoot8) († 1645) voor het lood en voor het tin. Deze vaststellingen zijn met zulke zekerheid gedaan dat Jean Rey schrijft: ‘Je reponds et soustiens glorieusement que ce surcroit de poids vient de l'air’. Door zulke vaststellingen wordt de waarde van Lavoisier niet verminderd, wel integendeel. De proefondervindelijke methode van Lavoisier hebben aan de geschiedenis dit bewijs geleverd dat hij niet alleen de stof kon overmeesteren, maar ook den menschengeest met al de overleveringen, en dat uit een echte warboel van goede resultaten en van misvormde gedachten hij er in gelukte de moderne chemische veronderstellingen uit te spreken. | |||||||
[pagina 78]
| |||||||
Uit mijne bibliographische opzoekingen gedurende den oorlog kon ik drie werken laten verschijnen: Contribution à la documentation bibliographique de l'histoire quantitative de la calcinationGa naar voetnoot1). Les origines de la microbiologie; comment on crée une technique et une scienceGa naar voetnoot2). L'oeuvre de Louis Pasteur, liste complète de ses travaux classés et résumésGa naar voetnoot3). Ik had gehoopt mijne studie over de kwantitatieve verkalking in extenso te kunnen doen verschijnen, in een boekdeel dat ca 500 blz. groot moest zijn en waarin de geschiedenis der chemie een groote hoeveelheid inlichtingen zou gevonden hebben; het boek is niet verschenen, en het handschrift slaapt in vrede, omdat de verslaggever van oordeel was dat zulk uitvoerig werk zonder belang was. Hoe dikwijls heb ik zelf later dat handschrift niet moeten raadplegen! De geschiedenis neemt aan dat Lavoisier de stichter is van de moderne chemie; maar de bibliographie leert ons dat de eer den stichter der chemie te hebben voortgebracht door verscheidene volkeren wordt betwist. Voor WürtzGa naar voetnoot4) ‘la chimie est une science française, elle fut constituée par Lavoisier d'immortelle memoire’; ThorpeGa naar voetnoot5) schrijft: ‘chemistry is an English science; its founder was Cavendish, of immortel memory’; en ScottGa naar voetnoot6) verklaart: ‘chemistry is a Scottish science, founded by Black of immortal memory’; BackerGa naar voetnoot7) vindt het genoeg te zeggen: ‘Het is overbodig dit ook in het Hollandsch te vertalen; men begrijpt wat ik zeggen wil; het was Boerhaave, die het nieuwe tijdperk der wetenschappelijke chemie heeft ingeluid’. Ik zelf in mijne studie over van HelmontGa naar voetnoot8) ben zoover gegaan te durven zeggen: ‘Maar als men nagaat al wat van Helmont, die een Belg was, heeft aangeraakt, hij die den naam van voorganger van Lavoisier heeft gekregen, die | |||||||
[pagina 79]
| |||||||
de gassen heeft bestudeerd welke later een aantal chemici hebben beroemd gemaakt, zou het ons niet toegelaten zijn, hier in België, te gelooven, ja zelfs tot de vaste overtuiging te komen, dat de chemie een Belgische wetenschap is, die uit een Vlaamsch boek, De Dageraad, is ontstaan’? In de volledige lijst der werken van Pasteur, in 1922 ter gelegenheid van de honderdste verjaring van Pasteur's geboorte opgesteld, heb ik de volledige titels van zijne 366 verhandelingen, met de nauwkeurige bibliographische aanteekeningen, opgegeven; voor iedere verhandeling geef ik dan een korten inhoud, zoodanig dat een onderzoeker zeer spoedig kan weten met welk doel en met welke uitslagen de opzoekingen werden gedaan. Op dezelfde wijze heb ik de bibliographie van Julius Mac Leod, mijn leermeester, opgesteldGa naar voetnoot1), en aan het hoofd van de heerlijke lijst schreef ik: ‘Het schoonste gedenkteeken dat ter herinnering aan een grooten denker kan opgericht worden is zonder twijfel het uitgeven van zijne geschriften in eene reeks boeken, in het bereik van eenieder op eene eereplaats in de studeerkamer gebracht. Een dergelijke uitgave is thans niet mogelijk. Daarom heb ik het nuttig geacht, niet een droge bibliographische lijst op te maken van Mac Leod's werken, doch wel eene lijst met korte aanteekeningen, om aldus als het ware eene kern van een volledige uitgave te vormen. De volgende lijst weze dan ook een symbole: de inhoud van ieder werk laat in een zekeren zin toe den man volgens zijn arbeid naar waarde te schatten. ‘Ik stelde mijn werk op met de meeste zorgen, ik heb bijna al Mac Leod's werken zien ontstaan; en toch werden onnauwkeurigheden ontdekt, namelijk in de lijst der leerboeken der dierkunde te Gent uitgegeven! En toen ik onlangs in de gelegenheid werd gesteld een onuitgegeven handschrift over natuurwetenschap en geschiedenisGa naar voetnoot2) uit te geven, ontdekte ik dat het werk niets te maken had met eene voordracht in 1915 door Mac Leod te Manchester gegeven, en dat de voordracht van Kortrijk in 1902 onuitgegeven was gebleven. Geeft dit niet den indruk dat er het grootste belang bestaat voor eene openbare, eventueel ook eene private | |||||||
[pagina 80]
| |||||||
bibliotheek, de volledige reeks werken van een schrijver te bezitten? Bio-bibliographische opzoekingen heb ik verder gedaan over de werkzaamheid en over de geschriften van Henri DecrempsGa naar voetnoot1), een scheikundige die zijn gansche leven (1746 † ca 1826) een zonderling geleerde was, - van Nicolas LemeryGa naar voetnoot2) (1645 † 1715) die zich beroemd maakte met het uitgeven van zijn ‘Cours de chymie’ en zijn ‘Traité universel des drogues’, - van François Pourfour du PetitGa naar voetnoot3) (1664 † 1741) geneeskundige, anatoom en chemicus, - van Antoni van Leeuwenhoek (1632 † 1723) de stichter van de micrographieGa naar voetnoot4), over wien ik een Leeuwenhoekiana, dat in 1933 verschijnt, voorbereid, - Stephanus BlankaartGa naar voetnoot5) (1624 † 1703) de baanbrekende medicus, - Cornelis BontekoeGa naar voetnoot6) of Dekker die evenals Blankaart onder den invloed kwam van Descartes, - Petrus Johannes KasteleynGa naar voetnoot7) (1746 † 1794), apotheker, chemicus, dichter en tooneelschrijver, - Bernard NieuwentytGa naar voetnoot8) (1654 † 1718), den philosooph-medicus, - den geneeskundige en brouwer Van LisGa naar voetnoot9), den naamloozen schrijver van den volmaakten Bierbrouwer van 1793, - Dodoens, Clusius en De LobelGa naar voetnoot10) de drie plantkun- | |||||||
[pagina 81]
| |||||||
digen die ik op verzoek van mijn collega Sabbe bestudeerde, - de geleerden die over het microscoop tot 1800 hebben gewerkt en geschrevenGa naar voetnoot1), - Francesco RediGa naar voetnoot2) (1626 † 1698) die vóór Pasteur zich tegen de zelfwording uitsprak, - de beide van HelmontGa naar voetnoot3), den vader Joan Baptiste (1577 † 1644) en den zoon Francisco Mercurio, die de scheikunde, de geneeskunde, de wetenschappen in het algemeen op de baan van den vooruitgang hebben gebracht, in een tijd toen de vrijheid van denken, spreken en schrijven niet bestond. Thans bereid ik twee bibliographieën. eene over de levensmiddelen vóór 1800, en eene over de kruidboeken, ook vóór 1800. Deze reeds lange reeks bibliographische opzoekingen hebben mij meer dan eens het bewijs gegeven welke talrijke vergissingen in de bibliographische bronnen bestaan. Ik noem alleen ‘De Dageraad’ van J.B. van Helmont waarover de Leidsche uitgave van 1615, die nooit heeft bestaan, bijna regelmatig wordt genoemdGa naar voetnoot4), terwijl de bestaande exemplaren van dit werk de jaren 1659 en 1660 dragen. Ik kan aldus hier herhalen wat ik vroeger schreefGa naar voetnoot5): Seuls les livres, c'est-à-dire les originaux, qui attendent, sous la vénérable poussière, les mains pour les prendre et les yeux pour les étudier, constituent le matériel véritable d'investigation d'histoire scientifique, tels les appareils et les produits attendant dans les laboratoires les manipulateurs adroits ou maladroits. C'est ce que d'ailleurs ont si bien compris ceux qui ont entrepris de republier les oeuvres des anciens auteurs afin d'en pouvoir plus aisément répandre la lecture et l'étude. Mais ce que je désire surtout faire remarquer c'est le manque de documentation exacte et complète du livre; chaque livre, chaque édition d'un livre devraient avoir une fiche bibliographique complète, - une indication sommaire ne suffit pas -, de manière à pouvoir, dans l'étude détaillée de l'histoire scientifique, permettre facilement les recherches et éviter les confusions’. | |||||||
[pagina 82]
| |||||||
Wat ik in 1921 schreef is nog heden waar. Ik heb ondertusschen in deze richting eenige wetenschappelijke schrijvers nauwkeurig bestudeerd. Maar er is daarover zeer veel te doen.
Ik besluit met de volgende wenschen:
Prof. Dr Alb. J.J. VAN DE VELDE Gent. |
|