| |
| |
| |
Fig. 1. - Titelblad uit den bijbel van 1585 (verkleind).
| |
| |
| |
De Amsterdamsche uitgever Cornelis Claesz (1578-1609).
Het jaar 1578 is het geboortejaar van het nieuwe Amsterdam. Jaren lang, sinds 1572, had de stad zoo goed als ingesloten gelegen tusschen de beide groote deelen van Holland die in handen van de geuzen waren; hare regeering hield vast aan de Kerk en aan den Koning, maar haar bewind was niet populair, de beste, energiekste krachten van de burgerij waren in ballingschap. Alles stond stil. Op het gebied van het boek had het oude Amsterdam veel goeds geleverd: prenten en kaarten nog meer dan boeken. In de jaren van stilstand was er slechts één uitgever overgebleven, Harmen Janszoon Muller, zoon en opvolger van Jan Ewoutsz, graveur en tevens boekverkooper, maar zeer weinig kwam in het licht, een enkel schoolboek, de Latijnsche kerstzangen van de rectoren, en een paar officieele uitgaven, o.a. de tekst van de zoogenaamde Satisfactie, eene schikking tusschen de stad en het opstandige gewest, die spoedig gevolgd werd door den overgang van de stad, de uitdrijving der oude regeering, de terugkomst der ballingen, en eene herleving op elk gebied.
Harmen Janszoon geeft na den overgang geregeld zoowel roomsche als gereformeerde boeken in het licht. Al spoedig verschijnen ook doopsgezinde uitgaven; Nicolaes Biestkens de bekende Emdensche bijbel-uitgever verhuist naar Amsterdam en zet er zijn werk voort.
Van meer beteekenis werd de vestiging van een Zuid-Nederlander, waarschijnlijk een Brabander, Cornelis Claeszoon. Van zijn persoon weten we weinig, maar de reeks van zijn uitgaven is zeer welsprekend. Moes beschreef er, van 1581 tot 1600, meer dan honderdvijftig; de geheele reeks tot zijn dood in 1609 heeft ongetwijfeld uit honderden uitgaven, boeken, kaarten, prenten, enz. bestaan.
Reeds in 1578 vinden we hem als boekverkooper genoemd. In 1580 als boekbinder; hij heeft bij de inrichting van de stedelijke bibliotheek de werken overgenomen, die van de Roomsche kerken en kloosters afkomstig, in een gereformeerde boekerij niet meer op
| |
| |
Fig. 2. - Titel van een nieuwsbericht van 1596 met Caert-thresoor-kaartje.
| |
| |
hunne plaats geacht werden, en levert eenige daarvan, die men te haastig had verwijderd, weer aan de Stad terug. In 1581 verschijnt zijne eerste ons bekende uitgaaf, een psalmboek. Verschillende bijbeluitgaven kennen we ook later van hem, maar dit terrein van werkzaamheid heeft hij na enkele jaren overgelaten aan zijn leerling en vriend Laurens Jacobsz.
Van 1582 af kennen we nieuwsberichten door hem in het licht gegeven; eenige tientallen zijn er bewaard, waaruit we mogen besluiten dat hij er veel meer zal hebben gegeven. Deze literatuur nam in die jaren zeer sterk toe: nieuwsberichten, plakaten, strijdschriften, oorlogsbulletijns. Toch was hij op dit gebied niet de voornaamste uitgever in Holland.
Dan komt een belangrijke reeks handboeken voor school en studie, en ook voor de praktijk van handel, landbouw, oorlogsbedrijf. Op dit gebied van studie en wetenschap heeft Amsterdam, heeft Cornelis Claeszoon steeds alleen het oog op den gewonen burger, niet op den eigenlijken wetenschapsbeoefenaar; geen Latijnsche boeken verschijnen te Amsterdam, daarvoor is Leiden de plaats. Wat Cornelis Claeszoon in het licht zendt, is bijna zonder uitzondering Nederlandsch. We zullen hier geene titels noemen; men vindt die in groote volledigheid en verscheidenheid in ‘De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw’.
Iets uitvoeriger zullen we stilstaan bij de hoofdwerkzaamheid van Cornelis Claeszoon, zijn uitgaven op het gebied van zeevaart, geographie en reizen. In het onmiddellijk voorafgegane tijdvak was het Zuiden vooraan op het gebied der geografie; we behoeven slechts Ortelius, Mercator en Plantijn te noemen, en kunnen verder voor dit onderwerp naar het standaardwerk van Denucé verwijzen.
Er was echter één gebied, dat ook in dat tijdvak door en door Hollandsch was, de zeekaarten. In het midden van de 16e eeuw ligt de werkzaamheid van Cornelis Anthonisz, den zeeman-schilder die alle kusten en landen van het noorden beschreef en in kaart bracht, die van de Oostzee en omliggende landen de eerste werkelijk goede kaart maakte, een meesterwerk, eerst voor eenige jaren teruggevonden. Na hem hadden grooten naam als zeekaartmakers Adriaen Gerritsz van Haarlem, Govert Willemsz van Hollesloot, Aelbert Haeyen van Haarlem, Lucas Jansz Waghenaer van Enchuysen, Willem Barents van Terschelling. Voor stuurlieden die het in de praktijk gebracht hadden tot eene zoo groote vakkennis, dat anderen
| |
| |
Fig. 3. - Titel van De Zeevaert van Adriaen Gerritsz. 1588 (verkleind).
| |
| |
hun voorlichting zochten, was het teekenen van zeekaarten en het schrijven van de als ‘leeskaarten’ bekende handleidingen een bron van inkomsten. Bij de toeneming van de vraag naar hun werk kwam men tot het drukken van de teksten en het graveeren van de kaarten; de makers waren zelf de uitgevers van hun werk. Maar al gauw moesten zij dit opgeven, en de uitgaaf aan beroepsuitgevers overdragen. Lucas Jansz Waghenaer, de vermaardste van alle zeekaartenmakers, en de eerste die zijn geheele werk liet graveeren, en als atlas onder den titel Spieghel der Zeevaart uitgeven (1583) was zelf uitgever, met de Plantijnsche drukkerij te Leiden die voor den druk gezorgd had, als medeuitgever. Als derde ondernemer vinden we Cornelis Claeszoon, en als telkens nieuwe uitgaven, met tekst in verschillende talen noodig zijn, is hij de man die de onderneming geheel in handen heeft. Zoo worden ook Waghenaers tweede werk, het Thresoor der Zeevaart, en zijn Enchuizer zeecaertboeck uitgaven van Cornelis Claeszoon. Vele zeevaarders hielden zich aan oudere primitievere handleidingen, aan het werk van Govert Willemsz en Adriaan Gerritsz; ook deze boeken, bij het leven van de auteurs niet gedrukt, wist Cornelis Claeszoon in handen te krijgen en uit te geven, geillustreerd met houtsneden naar de geteekende kaartschetsjes. Ook het nog oudere Leeskaertboeck van Wisbuy, dat nog zeer veel werd gebruikt, herdrukte hij tal van malen en daarmede het nog beknoptere oude Graedboecxken, en het Waterrecht. Zoo is letterlijk het geheele apparaat voor de zeevaart in zijne handen; immers ook de gangbare handleidingen voor Cosmographie en zeevaart: het werk van Apianus, de Zeevaart van Peter de Medina, de Conste der Zeevaart van Rodrigo Zamorano, de werken van Robert Hues, van William Bourne gaf hij in Nederlandsche vertaling, en later als 't
noodig was, in herdruk. De fraaie Amsterdamsche zeekaarten van Aelbert Haeyen, de voortreffelijke atlas van de Middellandsche zee van Willem Barents, die hiermee Waghenaers werk voortzette, waren eveneens uitgaven van Cornelis Claeszoon.
De laatstgenoemde atlas heeft naast Willem Barents op een van de kaarten een anderen auteursnaam, Petrus Plancius. De cartographie van de zeeën is niet meer uitsluitend het werk van de practische stuurlieden; er is eene wetenschappelijke studie van cosmographie en geographie. Ds. Petrus Plancius is de man die Amsterdam gemaakt heeft tot den hoofdzetel van deze studie. Sinds 1592
| |
| |
komen zijne geografische werken op den voorgrond; zij vernieuwen en verdringen in zekeren zin het werk der groote voorgangers in Brabant. Het is de samenwerking van Plancius met Cornelis Claeszoon die dit heeft tot stand gebracht; deze wist zich op zijne aanwijzing een stel Portugeesche zeekaarten te verschaffen en octrooi te verkrijgen voor de uitgaaf van een nieuwe bewerking daarvan. De eigenlijk Hollandsche cartographie had tot dusver de zeeën van Europa in kaart gebracht; Plancius en Cornelis Claeszoon gaven van 1592 af goede nieuwe kaarten van alle landen en zeeën van de wereld; hoofdwerk was een zeer groote wereldkaart in 1592 verschenen; daarna ging het werk rusteloos door. Ook van de Nederlanden verschenen nieuwe kaarten, en Cornelis Claeszoon liet door de knappe graveurs-cartografen Jodocus Hondius en Petrus Kaerius ook kleine kaartjes graveeren die al spoedig (1598) een compleet wereldatlasje vormden: het Caert-thresoor. De reeks groote kaarten groeide steeds, en werd steeds, met de nieuwe ontdekkingen vernieuwd en aangevuld, maar heeft niet, zooals stellig wel de bedoeling was, tot de vorming van een volledigen atlas geleid. Dit hangt samen met eene onderneming van het begin van de 17e eeuw, waarin Cornelis Claeszoon ook betrokken was, de overneming van het werk van Mercator door Jodocus Hondius. Van 1606 af verscheen de nieuwe uitgaaf, van den grooten en van den kleinen atlas, ook een nieuwe groote wereldkaart, met portretten van Mercator en Hondius. Medeuitgevers van deze werken waren Cornelis Claeszoon, en Joannes Jansonius te Arnhem, later diens gelijknamige zoon te Amsterdam, die nog lang in de 17e eeuw de groote atlas-uitgever bleef, concurrent van de Blaeu's.
Er is een zakelijke samenhang tusschen deze reeks van kaartuitgaven, en de nieuwe groote zeereizen. Ook op dit gebied werd Cornelis Claeszoon de groote uitgever. In 1592 was Jan Huyghen van Linschoten na een afwezigheid van 12 jaren in Holland teruggekomen met een kennis van landen en zeeën, zeevaart en handel, zooals niemand vóór hem die hier had kunnen hebben, en tevens met een zeldzamen aanleg om dat alles te boek te stellen. Van zijn groote werk, het Itinerario werd Cornelis Claeszoon de uitgever. Met het bijbehoorende Reys-geschrift, dat alle koersen ter zee naar Oost en West bevat, vormde het eene handleiding voor zeevaart en handel over de geheele wereld. De verschillende stukken verschenen in 1595 en 1596 en nog tal van malen daarna in verschil-
| |
| |
Fig. 4. - Titel van Olaus de Groote, Wonderlijcke Historie c. 1598.
| |
| |
lende talen. Ook de eigen Nederlandsche plannen voor de groote vaart waren toen reeds in uitvoering. De belangstelling in vreemde landen en werelddeelen was algemeen, en Cornelis Claeszoon liet een reeks reis- en landbeschrijvingen in Nederlandsche vertaling verschijnen: in 1595 het Duitsche boek van Hans Staden (1556) over ‘een land in America gelegen’; Mendoza's beschrijving van het groote rijk van China; in het volgende jaar (1596) Pigafetta's boek over Congo, de ‘wonderlijcke Historie van de Noordersche landen’ van Olaus Magnus, de ‘Spiegel der Spaansche tyranny’ van Las Casas; in 1597 Lery's beschrijving van Brasilie; in 1598 Zarate's ‘Conqueste van Indien’.
Eene nog belangrijkere reeks was tegelijk reeds begonnen: de beschrijvingen van de sinds 1594 ondernomen Nederlandsche reizen, In 1597 waren Heemskerk met de zijnen na de overwintering van Nova Zembla teruggekomen; het verhaal van de drie noordelijke reizen werd door Gerrit de Veer te boek gesteld, en Cornelis Claeszoon gaf dit boeiende boek uit in eigenaardig breed formaat met tal van prenten. Van Houtmans reis naar Indië verschenen reeds in 1597 twee journaal-uitgaven, in het volgende jaar de hoofduitgaaf, het journaal van Willem Lodewycksz. Nog in hetzelfde jaar twee Engelsche reisjournalen in Hollandsche vertaling, in 1601 het groote reisjournaal van Van Neck's reis naar Indië, in 1602 de reis van Olivier van Noort om de wereld, en de beschrijving van Guinee door De Marees, in 1603 de reis van Bicker en Heemskerck. Van de vijf voornaamste dezer journalen volgden Fransche vertalingen, van die van De Veer en Houtman ook Latijnsche. Verscheidene verschenen nog in herdruk; het werk werd nog in 1610 door de weduwe van Cornelis Claeszoon voortgezet. Daarna ging de uitgaaf in andere handen over; eenige tientallen van jaren daarna onderging zij nog eene vernieuwing in het standaardwerk: Begin ende Voortgang vande Vereenigde Nederlandtsche Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie door Isaac Commelin bezorgd en door Jan Jansz uitgegeven.
De oorspronkelijke uitgaven van Cornelis Claeszoon zijn in het vergeetboek geraakt, men kende die oude belangrijke reisjournalen langen tijd alom slechts door de Latijnsche en Duitsche verzameluitgaven van De Bry en Hulsius. Eerst in onzen tijd zijn zij door Frederik Muller en Tiele aan de vergetelheid ontrukt, en nu ver-
| |
| |
Fig. 5. - Almanaktitel van 1605.
| |
| |
schijnen ze gaandeweg door de zorg van de Linschoten-Vereeniging in nieuwe uitgaaf.
Zeer kort is hiermede de hoofdwerkzaamheid van Cornelis Claeszoon geschetst; een uitgevers-loopbaan die hem recht geeft op een plaats onder de groote uitgevers, die onze natie tot blijvenden roem zijn.
Tot besluit mag hier nog worden gewezen op eene werkzaamheid van minder groote beteekenis, maar die geheel vergeten was, en toch wel aandacht verdient. Cornelis Claeszoon was ook uitgever van almanakken, prognosticaties, profetien en dergelijk klein goed, waarvan weinig bewaard blijft. Moes heeft in de ‘Amsterdamsche boekdrukkers’ slechts nu en dan een boekje van deze soort kunnen beschrijven. Na de afsluiting van zijne beschrijving is er nog een bundeltje fragmenten van Kantoor-almanakken van den grooten uitgever voor den dag gekomen, dat nu in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek wordt bewaard. Eenige aardige bladen hieruit werden door den spreker als een klein congres-geschenk aan zijn toehoorders aangeboden.
C.P. BURGER Jr.
|
|