De Gulden Passer. Jaargang 7
(1929)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Tijdschriften - revuesVroeg - zestiende - eeuwsche Engelsche drukken te Antwerpen. - Mej. M.E. Kronenberg hield op 19 Maart 1928 in de Engelsche Bibliographical Society een lezing onder den titel Notes on English Printing in the Low Countries (Early sixteenth century). Deze studie verscheen in de Transactions van de Society en werd nu door de University Press te Oxford herdrukt. Waar de Nederlanden vóór het einde van 1500 ongeveer 2000 boeken drukten, bracht Engeland er gedurende dat tijdvak slechts ± 360 op de markt. Daar zulks blijkbaar onvoldoende was voor de behoeften van dit gewest, vonden de uitheemsche drukkers in Engeland een ruim veld voor exportatie. De Nederlanders en vooral de Antwerpenaars hebben daar goed gebruik van gemaakt. Geeraard Leeu was de baanbreker, wiens werk op dat gebied wij leeren kennen uit E. Gordon Duff's Fifteenth Century English Books (Bibliographical Society. Illustrated Monographs, No XVIII - Oxford, 1917). Na Leeu's dood in 1493 komt er een tijdelijke stilstand in den uitvoer van Antwerpsche Engelsche drukken, maar omstreeks 1504 begint er een nieuwe werkzaamheid in die richting met Jan van Doesborch, over wien Robert Proctor zijn bekende monographie schreef (Bibliogr. - Society, Illustrated Monographs, No II - London 1894). Proctor kende slechts 32 drukken van Doesborch. Latere opzoekingen hebben dat getal op 45 gebracht, waaronder 16 in de Engelsche taal, meestal werken van verbeelding uit het Nederlandsch vertaald, en enkele taal- en spraakkundige uitgaven. - De Nederlandsche uitgevers, die voor Engeland werkten, werden geholpen door landgenooten, die als hun agenten te Londen optraden. Tot de belangwekkendste dier helpers behooren Peter Kaetz en Franciscus Byrckman. Kaetz schijnt maar een paar jaren te Londen vertoefd te hebben. De Byrckmans daarentegen bleven er veel langer en woonden daar op St. Paul's Churchyard. Mej. Kronenberg verwijst naarde studie van J. Cools voor de Byrckmans in ons tijdschrift (p. 71-82-1924) en vult ze aan met zeer interessante bijzonderheden over het karakter van F. Byrckmans, ontleend aan de brieven van Erasmus (Ed. Opus epistolarum D. Erasmi daar P.S. Allen. Oxford). Volgens Erasmus en Vives was deze Byrckman, al noemde hij zich zelf ‘honestus mercator’ een weinig te vertrouwen personage, leugenaar en oneerlijk in handelszaken. Omstreeks 1528 komt er groote verandering in den aard der boeken, die onze drukkers naar Engeland exporteerden. De gereformeerde geschriften van Luther, Tyndale, Joye, Frith e.a. worden nu binnengesmokkeld, niettegenstaande de menigevuldige proclamaties van de Engelsche overheid, waarvan de oudste reeds uit 1526 dagteekent. De apostolische legaat Aleander, die naar de Nederlanden gezonden was om de Reformatie-beweging te beteugelen, vermaande tegen de Duitsche boekhandelaars, die te Antwerpen hun agenten hadden, en te Londen zelf werd Thomas More aangesteld om in de boekhandels Lutheraansche boeken op te sporen. De eerste Antwerpsche drukker, die gereformeerde boeken naar Engeland zond was Christoffel van Ruremond, die reeds in 1526 Tyndale's vertaling van het Nieuw Testament drukte. Van deze uitgave, die aanleiding gaf tot een bekend rechtsgeding, | |
[pagina 48]
| |
is totnogtoe geen exemplaar gevonden (E. Gordon Duff: A century of the English Book - trade. - Londen 1905. - Mej. M.E. Kronenberg, Gulden Passer, p. 113, 1926). Verder werkten nog voor Engeland Hans van Ruremond, Christoffel's broeder; de weduwe van Christoffel; Martinus De Keyzer en zijn weduwe; Matthaeus Crom; Adriaen Kempe de Bouchout; Henrick Peetersen van Middelburch; Guilielmus Montanus; Joannes Hoochstaten (Hans Luft); en Willem Vorsterman. Mej. M.E. Kronenberg vertelt bij al die namen al wat ze weet over hun Engelsche uitgaven en dat doet ze als naar gewoonte met al de nauwgezetheid, de uitgebreide bibliograpische belezenheid en den fijnen humor, die men steeds bij haar bewonderen moet.
* * *
M. Hugues Vaganay vient de publier dans la Revue Hispanique (Tome LXXII New York-Paris, 1928) un essai de bibliographie sur Les Traductions françaises de la douzième partie de l'Amadis espagnol. Cette étude présente de l'intérêt pour la bibliographie anversoise puisque G. Silvius, Jean Waesberghe et Chr. Plantin ont édité une traduction française de cet ouvrage.
* * *
Het Mirakelspel van Mariken van Nieumeghem en het Engelsche Volksboek. Onder dezen titel liet Mej. M.E. Kronenberg in De Nieuwe Taalgids (XXIII, Afl. 1, 1929) een uiterst belangrijke studie verschijnen, waarvoor haar de Nederlandsche bibliographen zoowel als de philologen zullen erkentelijk zijn. Zij heeft door tusschenkomst van het ‘Photostatdepartment’ van de Henry E. Huntington Library te S. Marino (Californië) een photographische reproductie gekregen van het eenig bekend exemplaar van het Engelsche volksboek Story of Mary of Nemmegen, Antwerpsche druk van Jan van Doesborch (1518-1519). Sedert Juni 1924 is deze bibliotheek in het bezit van dit exemplaar, afkomstig uit de ververzameling Christie Miller op Britwell Court. In 1920 werd het bij de veiling eigendom van de firma Quaritch te Londen, die het in haar cataloog No 369 op L. 900 noteerde! Het onderzoek van deze photographische reproductie heeft Mej. Kronenberg tot verscheidene merkwaardige besluiten gebracht. Totnogtoe was het hier de gangbare opvatting, dat het Engelsche volksboek de vertaling was van ons bekend Middelnederlandsche mirakelspel Mariken van Nieumeghen. Dit is niet het geval; het Engelsche volksboek en het Nederlandsche spel zijn onafhankelijk van elkaar ontstaan, maar beide stammen wel af van een zelfde Nederlandsch prozaverhaal. Deze stamvader is tot op 't huidige oogenblik niet terug gevonden. Het Engelsche volksboek is waarschijnlijk de letterlijke vertaling van dat verdwenen Nederlandsch prozaverhaal, dat dan, ook bij Jan van Doesborch, ietwat vroeger zal verschenen zijn. Het bekende mirakelspel van Marieken Nijmegen is dan volgens Mej. Kronenberg de dramatiseering van het vroeger verschenen proza-verhaal, omgewerkt tot tooneelstuk zooals wij dat in onzen tijd zagen doen met zooveel verhalen. Met Dr. | |
[pagina 49]
| |
Jan Gessler (zie Gulden Passer V, p, 79-88, 1929) Neemt Mej. Kronenberg aan, dat de bewerker van dit mirakelspel een lid is geweest van de Antwerpsche Violieren. ‘De spreuk Uyt ionsten versaemt, waarop tot twee keer toe gezinspeeld wordt (vrs. 195 en 227) en misschien zelfs nog een derde keer (vrs. 1143), geeft een duidelijke aanwijzing in die richting. Al deze toespelingen zijn stellig latere toevoegsels van den tooneel-bewerker; in het Engelsche proza nog niets, dat er op doelt’. Mej. Kronenberg's studie brengt ook licht in het zooveel besproken vraagstuk van de verhalende proza-fragmenten, die in het Middelnederlandsche mirakelspel tusschen den tooneeldialoog ingelascht zijn. Velen hielden ze voor latere invoegsels Mej. Kronenberg houdt ze integendeel voor fragmenten van het oorspronkelijke Nederlandsche verhaal, die de tooneelbewerker niet kon ontberen. ‘Overal, waar de gang van 't verhaal zich slecht leende tot den dramatischen vorm, heeft de dichter brokstukken van de bestaande proza-versie overgenomen’. ‘De schrijver van het Mariken-spel, er is geen reden het te verbloemen, heeft de “handeling” meestal stumperig uitgedrukt, door ingevoegd proza. Voor mij een bewijs, zegt Mej. Kronenberg, dat hij niet de oorspronkelijke vinder van Mariken is geweest, maar een bestaand verhaal omwerkte’. Het Engelsche volksboek bevat telkens de zuivere vertaling van die proza-fragmenten, zoo dat het voor de hand ligt aan te nemendat de Story of Mary of Nemmegen de vertaling is van het verloren Oud-Nederlandsche Mariken-verhaal, waarvan het Mirakelspel een latere dramatische om, werking is.
* * * Een onbekende Almanack van Dodonaeus (1540). - In de Universiteitsbibliotheek te Cambridge heeft Mej. M.E. Kronenberg een Almanack des iaers ons Heeren 1541 gevonden, samengesteld door R. Dodoens. Er is alle reden om dit werkje voor zijn eersteling te houden. Op het titelblad noemt zich de auteur: ‘M. Rembert Dodens, Medecijn te Mechelen in de langhe Schepscrate’. Als eerste publicatie van Dodoens gold totnogtoe de Cosmographica in astronomiam et geographiam isagoge, 1548; en er werd beweerd, dat Dodoens zich eerst in 1546 te Mechelen vestigde. De thans te Cambridge gevonden Almanack legt de verplichting op deze data en feiten te herzien. - Nog een bijzonderheid, die voor de Antwerpsche bibliograghie van belang is! Volgens het colophon was deze Almanack ‘te coope Tantwerpen in onzer vrouwen pant, op de Camerpoortbrugge, bij mij Jan Cock’. Van dezen drukker kenden wij geen drukkersmerk. Het komt hier voor op bl. I b.
* * *
De Drukker en de Componist van het Maximiliaanboek 1515 is een bijdrage van Prosper Verheyden, in het Antwerpsche Archievenblad (October, 1928), waar wij aantreffen wat er op het Antwerpsche archief te vinden is over Jan de Gheet, den | |
[pagina 50]
| |
drukker, en Benedictus de Opitiis, organist in O.L. Vrouwe - Lof - Kapel te Antwerpen, den componist van dat mooie werk, waarvan de firma Nijhoff in 1925 een fac-simile-uitgave bezorgde en dat sedertdien werd bestudeerd door Ch. Van den Borren (Musica Sacra, September 1927) en Dr. P.C. Burger (Het Boek, p. 23-48, 1928). * * *
La Revista del Centro de Estudios Extremenos (Vol. II, 1928, p. 171-236. Badajoz, Imprenta del Hospicio provincial) publie une étude bibliographique sur l'oeuvre d'Arias Montanus, le célèbre collaborateur de Plantin: Avance para una Bibliografia de obras impresas de Arias Montano, par M. Luis Morales Oliver, professeur auxiliaire à l'Université de Madrid. L'auteur se plaint de ce que jusqu'ici on s'est borné à des éloges lyriques sur Arias Montanus et son oeuvre, sans faire un réel effort scientifique pour les mieux connaître. Il voudrait que sa bibliographie de l'oeuvre imprimé du savant soit le point de départ d'une nouvelle manière d'honorer le théologien et l'orientaliste que l'on connait encore très imparfaitement. La liste de M.L. Morales Oliver comprend 707 éditions, parmi lesquelles un nombre considérable d'anversoises. * * *
In het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis (XXI, 3, 1928) liet Bruno Becker een studie verschijnen over de uitgaven van de Nederlandsche ‘Theologia Deutsch’ van Luther in de 16e eeuw. Hij geeft een volledige beschrijving van de hem bekende Nederlandsche vertalingen van dit werkje in dien tijd: de eerste van Claes de Grave te Antwerpen in 1521; de tweede zonder jaartal doch volgens B. Becker van na 1557, en waarschijnlijk te Antwerpen bij W. Vorsterman gedrukt; de derde de Plantijnsche uitgave van 1590. Hij voegt er nog de beschrijving bij van twee Nederduitsche vertalingen uit dezelfde eeuw. Alles wat B. Becker over de drukkers en vertalers weet, geeft hij hier ten beste. Vooral hetgeen hij mededeelt over de aanhangers en bestrijders der Theologia Deutsch in de Nederlanden der 16e eeuw is van belang. In den kring van het Huis der Liefde van Hendrik Niclaes en ook van Hendrik Jansen Barrefelt of Hiël stond dit boekje in hoog aanzien. Zoo begrijpt men hoe het komt dat Plantin er een latijnsche en een fransche uitgave van bezorgde, en Jan Moretus een Nederlandsche. De gedachten, die Plantin ontwikkelt over ‘le premier fondement necessaire pour devenir disciple de Jesus Crist’ in een brief aan F. Ximenes (1587), komen heelemaal overeen met de opvattingen der Theologia Deutsch. Plantin zelf schreef aan D. Laurentius (1580), dat de inkwisiteurs ten tijde van Alva, op zoek naar kettersche boeken, de Theologia Deutsch nooit als dusdanig hebben beschouwd. ‘Is libellus ab inquisitoribus laudatus fuit, tantum, abest, ut inter reprobatos adscriptus fuerit’. Plantin heeft nooit gehoord, dat de godgeleerden van zijne Koninklijke Majesteit dit werkje afkeurden. De Calvinisten integendeel doen dat wel, en zouden er zich in verheugen indien het boekje verboden werdGa naar voetnoot1). Plantin had gelijk want Calvin, Beza, Marnix en andere Calvinisten veroordeelden de Theologia Deutsch. M.S. |
|