Een dagdievige klerk schreef dezen poetischen uitval rond 1568 in het grootboek van zijn patroon, een Antwerpsch koopman. Kort daarop verliet hij zijn prozaïsch bedrijf en ging het bier van Francfort a. R. proeven. Maar het Antwerpsch Stadsarchief bewaart in zijn Insolvente boedels zijne onjuiste optellingen en bovenstaande ijdele verzuchting.