De Gulden Passer. Jaargang 5
(1927)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Is Lodewijk van Beethoven van Antwerpse oorsprong?Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tueren. Eenvoudig daarom willen we op dit feit wijzen om het gevaar te doen inzien van zekere lichtvaardige gevolgtrekkingen, die een kleinsteeds karakter vertonen en waarbij de strenge objectiviteit dreigt verdrongen te worden in de genetiese verklaring van het wezen van het Beethovense genie. Want het is best verklaarbaar en trouwens ook billik, dat de Vlamingen er in zekere zin trots op zijn, nu zij vast weten, dat de voorzaten van Beethoven afkomstig waren uit onze landouwen en voor ons is het wel een prettig gevoel, dat een van de ontzaglikste namen uit het kultuurleven van de XIXe eeuw een door en door Vlaamse klank heeft. Daarom mag het ons wel verwonderen, dat gedurende die ganse eeuw na Beethoven's dood. er zo weinig opzoekingen zijn geschied om, dank zij zekere archiefstukken, de Vlaamse afstamming van zijn grootvader Lodewijk beslissend toe te lichten en tegelijkertijd de genealogie van de Antwerpse tak der familie van Beethoven weer te trachten op te bouwen. Aan Ridder Leo de Burbure komt de eer toe zich het eerst aan dit vraagpunt te hebben geïnteresseerd en hij heeft niet geaarzeld om te beweren, dat Beethoven's voorzaten werkelik Antwerpenaren waren en dat Lodewijk van Beethoven, de kapelzanger van het Keurvorstelike Hof te Bonn wezenlik van Antwerpse afkomst was. Het zal wellicht overbodig zijn hier in biezonderheden te treden over deze geleerde man, die niet enkel een knap musicoloog was - zulks bewijzen zijn talrijke kleinere monografieën over Okeghem, over de Antwerpse clavecimbelbouwers, doch vooral zijn ‘OEuvres des anciens musiciens belges’ -, maar bovendien heel wat heeft gedaan voor de geschiedenis van onze stad, vermits hij een van de eersten is geweest om de archiva fabricae van de Kathedraal en van Sint-Jacobs te doorsnuffelen en te copiëren, voornamelik met het doel daardoor tal van kostbare bronnen tot de kunstgeschiedenis en de biografie uit de duisternis op te halen. Daarbij ging hij met zooveel zorg en methode te werk, dat zijn arbeid nog steeds de grootste diensten bewijst. Wij zijn hem dan ook een groot deel van de inlichtingen verschuldigd, die we over de Antwerpse van Beethovens hebben kunnen verenigen. Toch dient hier dadelik bijgevoegd, dat hij veeleer aan panegyriek deed dan wel aan wetenschappelike navorsing en dat hij bij het opstellen van zijn levensbeschrijving van ‘Louis van Beethoven, le vieux, voor de Biogra- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
phie nationale in 1868 een oppervlakkigheid heeft aan de dag gelegd, die de latere onderzoekers op dit gebied heeft misleid. Wat F.J. Fétis in zijn Biographie universelle des musiciens (1860) en Alexander Wheelock Thayer in zijn reusachtige Beethoven-biografie (1866) over de voorzaten van de componist mededelen werd hun in hoofdzaak door Leo de Burbure overgemaakt. Ook Ed. G. Grégoir, die zijn Notice sur l'origine du célèbre compositeur Louis van Beethoven in 1863 uitgaf, heeft uitsluitend gebruik gemaakt van de Burbure's bevindingen, zonder zelf een archieven-onderzoek in te stellen. Heel waardevol is zijn bijdrage niet.Ga naar voetnoot1) Ondertussen hebben wij, dank zij een paar uiterst voorname en afdoende documenten de lichtvaardigheid van de Burbure's beweringen kunnen constateren en tot twemaal toe vonden we in de genealogie der Antwerpse van Beethovens een onopgeloste moeilikheid, waarmee de Dendermondse musicograaf en archivaris helemaal geen rekening schijnt te hebben gehouden. De naam van Beethoven wordt in geschreven documenten voor het eerst te Antwerpen aangetroffen in 1666 en wel in het trouwregister van de sindsdien gesloopte Sint-Walburgis-of Burchtkerk. Daaruit vernemen wij, dat op 5 Mei van dit jaar zekere Laurentius van Beethoven daar in het huwelijk trad met Digna (of Dymphna) Birens of Bierincx. Deze Laureys was op 26 Desember 1643 te Rotselaar gedoopt als ‘filius legitimus van Arnold van Beethoven en Anna PasteelsGa naar voetnoot2) en uit het ‘Poortersboeck der Stadt van Antwerpen begonst Prima January 1655’ blijkt, dat hij op 26 November 1666 werd ingeburgerd, na den ‘eedt’ der poorters te hebben afgelegd en het vereiste ‘incoomgelt’ te hebben betaald. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laureys van Beethoven oefende het bedrijf uit van ‘tapper’ of wijntavernier, een bedrijf, dat we bij de Antwerpse Beethovens naderhand nog aantreffen. Terloops willen we er ook op wijzen, dat Beethoven's grootvader te Bonn insgeliks handel dreef in wijn terwijl hij het ambt van hofmusicus waarnam bij de Keurvorst Clemens August van Beieren. Over de levensloop van Laureys van Beethoven zijn we betrekkelijk goed ingelicht en dit dank zij de rekeningen van het Sint-Martensgulde of Gilde der Wijntaverniers en ook door de proceszakjes, waarin zijn naam meermaals voorkomt. Zo weten wij, dat hij zes jaar nadat hij het burgerrecht had verkregen, in 1672 een herberg openhield, Den Hert, in de Vleminckxstraat. Hetzelfde jaar betaalde hij ‘twaelf gulden incomgelt’ aan het Gilde van Sint-Marten en spande hij een rechtsgeding in tegen Theodoor de Rasier, de vaandeldrager van de burgerwacht, waarvan Laureys ook deel uitmaakte als sergeant. De alpheris stond voor meer dan tien gulden bij de waard uit Den Hert in 't krijt en zocht van alle uitvluchten om de betaling er van te verdagen en het duurde tot 19 September 1676 eer het Magistraat de Rasier veroordeelde tot de vereffening van de schuld en de kosten van het geding. Van 1680 tot 1681 bekleedde Laureys de waardigheid van deken, een titel waarop hij wel prat ging, zooals dit blijkt uit een verzoekschrift aan de stad, dat hij met zes andere meesters op 17 Augustus 1681 ondertekende en bewaard wordt in het archief van O.L.V.-kerk. Vanwege zijn eigenaardig karakter verdient dit document hier volledig medegedeeld: ‘De ondergeteekende deses, alle dienende ende oude dekens van S. Martens gulde diemen noempt de Wijntaverniers, verclaeren ende certifieeren voor de gerechte waerheyt, eedt presenterende des versocht wetende, dat over eenighe weken den ouden ende dienenden eedt camersgewijse vergadert synde, de voysen omgevraecht, eenpaerlyck geresolveert syn, dat den altaer deser gulde, gestaen in den ommeganck vande choor vande cathedrale alhier, daghelyckx sullen doen behoorlyck decken tot de commoditeyt van hunnen Heer Cappelaen ende andere Heeren deser kercke, die aenden selven souden gelieven te celebreren, ende dat tot coste van hunne gulde. In teecken als boven hebben hebben sy respec- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tivelyck dese acte van certificatie met hunne mercken ende gewoonlycke handtteeckens onderteekent. Ady, 17 Augusti 1681. Dit is het handt L V B teeken van Laureys van Beethoven. Dit is het handt E teeken van den deken Mattheeusens. Fransoos Smitsincx. Jacobus vander Stockt. Govaert Ketelers. Guilliam Bogardt. Maximiliaen de Smidt. Me presente: P. Meulewels, noto aplico.’ Toen in 1671 Digna Dierincx gevaarlik ziek geweest was, hadden de echtgenoten van Beethoven op 21 September de notaris ontboden om hun testament te laten opstellen. Zij drukten de wens uit begraven te worden op het kerkhof van de Predikheren (thans St-Pauluskerk), vijf en twintig missen dienden gelezen te worden voor hun zielerust en zij duiden mekaar aan tot algemeen erfgenaam, doch op de overlevende zou de plicht rusten de kinderen goed te voeden, hun het lezen en schrijven te doen onderwijzen en hen te laten leren ‘eenig ampt, conste ofte neiringhe, waarmede sy eerlyck hennen cost selen connen gewinnen; en zo de kinderen tot een geestelike of wereldlike staat moesten geraken of de leeftijd van vijf en twintig jaar bereiktens zou hun ieder een som van 25 pattakons, zijnde 62 1/2 Nederlandse guldens uitgekeerd worden. Voor het dienstjaar 1686-1687 vermelden de rekeningen van het gilde der tappers en wijnstekers de uitgaaf van een ‘somme van twaalf guldens op de uytvaert van de huysvrouwe van mon Deken Beethoven, die op 1 Julie 1687 in de Hoofdkerk voor de twede maal trouwt en wel met Catharina de Haen, bij welk huwelik Johannes van Soon en Leonardus de Haen als getuigen aanwezig zijn. Van Sint-Martensdag 1690 tot de 29e Maart van het volgend jaar vervulde Laureys een twede en laatste maal het ambt van deken. Tijdens dit dekenschap liep hij vanwege het gerecht een veroordeling op om zijn bakker niet te hebben betaald, bij wie hij van 1677 tot 1688 beweerde alles gekocht te hebben ‘met den blinckenden penninck, sonder nochtans oynt eenigh broodt op den kerff te laeten haelen’, doch Bartels, de bakker, werd in 't gelijk gesteld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en van Beethoven kon 47 gulden betalen voor ‘coecken, craeckelingen, witten en ander broot’ en daarbij ‘provisie inde costen ter taxatie.’ Tot overmaat van tegenspoed was Laureys, midden in zijn proces tegen Bartels, het slachtoffer van twee behendige dieven, die, terwijl de waardin ze een poos alleen liet om een paar klanten te bedienen, die op de verdieping om bier schelden, van de gelegenheid gebruik maakten om uit de schapraai van de welhebbende tapper een sommetje van nagenoeg vijfhonderd gulden te stelen en onmiddellik het hazenpad te kiezen naar Holland. Het spreekt van zelf, dat alle pogingen van Laureys van Beethoven om terug in 't bezit te komen van zijn spaarpenningen vruchteloos bleven en dat de man daardoor een gevoelige slag had gekregen. Ook toen hij in 1698 de ‘groote Ploege’ openhield ‘buiten St-Jorispoorte’ moest hij een verlies van 22 gulden boeken, tengevolge van zijn eigen onvoorzichtigheid kost en inwoon te hebben gegeven aan een onbekende, welke op zekeren dag spoorloos verdween zonder zijn rekening te vereffenen. Doch ditmaal was hij ruimschoots schadeloos gesteld door een paard, dat de oneerlike gast had moeten in steek laten. Uit zijn eerste huwelik had Laureys van Beethoven acht kindeten, drie meisjes en vijf zonen, allen geboren tussen 1667 en 1682. Het voorbeeld van een talrijk gezin was in die tijd helemaal geen uitzondering en ook bij de latere Beethovens te Antwerpen zullen we een groot aantal kinderen ontmoeten. Doch daar de kunst der kinderverpleging zo goed als onbekend was en er zelfs in de opvoeding van de zuigeling tal van gevaarlike, zelfs onverantwoordelike praktijken heersten, was het sterftecijter onder de kinderen zeer groot. Laureys verloor vijf kinderen uit het eerste bed op jeugdige leeftijd en éen van de drie uit zijn huwelik met Catharina de Haen. Tot driemaal toe gaf hij zijn eigen voornaam aan een zoontje, wat wel bewijst, dat de kindertjes telkens jong stierven. De kleine Laurentius, die op 12 December 1676 werd geboren, werd over de doopvont gehouden door Caspar Schrijnemaekers, een man, die een trouwe vriend van de herbergier moet geweest zijn, daar uit het 17e Vierschaarboek blijkt, dat hij op 2 en 30 Julie 1688 nog ‘leveringhe neemt op de goederen van Laureys van Beethoven’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als momboir over de drie overlevende kinderen van zijn eerste vrouw, Maria Magdalena, zijn oudste dochter (geb. 23 Febr. 1667), Peeter (geb. 12 Maart 1674) en Geeraard (geb. 19 Feb. 1680), rustte op hem de last de goederen te besturen tot ieders voldoening. Samen met hen bezat hij in de Happaertstraat ‘eenen asyn hoff met een huysken daer opstaende’, dat, toen zijn vrouw nog leefde, belast was met 1300 gulden kapitaal aan jonkvrouw van Havre, ‘de welke hare rente verstaet gemindert te hebben ofte wel den selven hoff ende huyse wt te winnen’. Laureys kon onmogelik de rente afkorten en daar de huur van dit pand hem maar weinig opbracht, verkocht hij het eigendom voor 1418 gulden, met welke opbrengst hij de rente en enkele kleinere schulden afbetaalde. Doch zie, deze verkoop bleek niet wettelik te zijn daar hij geschied was zonder voorafgaande toestemming van het magistraat, waardoor hem volmacht diende verleend om als curator te mogen optreden voor zijn zoon Petrus, die het land had verlaten ‘sonder dat men weet waer hy sich onthout’. Op 17 September 1700 verleende het stadsbestuur hem die volmacht en op 8 Februarie 1701 werden huis en hof definitief verkocht op de Vrijdagmarkt. Bijna hetzelfde geval en onder nagenoeg gelijkaardige omstandigheden zullen we ruim vijftig jaar later ontmoeten bij de regeling der erfenis van Hendrik Adelard van Beethoven. Ook daar zullen we een Petrus vermeld vinden, die naar het buitenland was getrokken en waarvan niemand de verblijfplaats kende. Echter nu reeds nemen we de gelegenheid te baat om de aandacht te vestigen op de groote nauwkeurigheid, die het magistraat in het opstellen van dergelike erfenisacten eiste, vooral omdat de kwestie of Lodewijk van Beethoven al of niet een Antwerpenaar was slechts door het erfenisrekwest van 1753 kan beantwoord worden. De wijntavernier deed ondertussen nog uitstekende zaken en het ‘reciproque testament’ der echtgenoten van Beethoven, ondertekend op 25 April 1708 getuigt andermaal van zijn gegoedheid. De voornaamste clausulen van dit testament luidden aldus: de twee echtgenoten wensten bij de Predikheren begraven te worden; acht dagen lang zouden er dageliks twee missen worden gezegd tot lafenis hunner ziele; zij stelden elkaar wederzijds aan tot algemeen erfgenaam en schonken een kindsgedeelte aan de drie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovengenoemde kinderen evenals aan de twee dochters uit het twede huwelik: Maria Catharina en Isabella Theresia. Tussen Maria Magdalena en haar vader moet nochtans onenig-bestaan hebben. Om welke reden is onbekend, maar hij was haar beslist ongenegen, want zij werd niet alleen buiten zijn overige nalatenschap gesloten, doch hij schonk aan elk der nakinderen, toen zij vijf en twintig waren, 200 gulden. Isabella Theresia kreeg zelfs nog 100 gulden bij. Op 3 Januarie 1710 werd een codicil aan het testament van 1708 toegevoegd en wel omdat Isabella ondertussen overleden was. Enkele schikkingen van het testament ondergingen lichte wijzigingen en de van Beethoven's verkozen het kerkhof van O.L.V. ‘tegenover de decanye aldaer’ tot begraafplaats. Nieuwe codicil op 30 Junie 1715, toen Laureys een zware ziekte doormaakte. In bedekte termen drukte hij daarin zijn boosheid uit op zijn zoon Peeter, die hem ‘seer bestolen’ had, ‘soo in geldt als lynwaet, bedraeghende al eenige duysende’, wat hij ‘met droefheydt des herten nu verclaerde’. Verder werd er beschikt, ten opzichte van de enig-overlevende dochter uit het twede bed, Maria Catharina (geb. 8 Mei 1789), dat ‘alle de cleeren ende lynwaet tot den hooffde ende lijve dienende van dese dochter, wesende het selve lynwaet geteeckent met haeren naem, aen haer is toebehoorende, als oock een diamanten cruys ende eenighe cleyne diamanten steentiens, mede een scheir met zilvere ketingh, een gouden ringhsken ende een herthoute schappraeyken, als synde alle het selve gecocht met haer geldt, het gene met haeren sueren aerbeydt is gewonnen door haer, met vroegh ende laet te wercken’. Het is duidelik, dat de oude Laureys dit alles omstandig liet stipuleren om te beletten, dat na zijn dood, Peeter, de verloren zoon van het huisgezin, opdagen zou om zijn part te krijgen van de klederen, juwelen en meubelen zijner half-zuster. Ook de vrouw van zijn zoon Geeraard stond niet in zijn gratie en hij duchtte haer optreden, want de codicil verbiedt haar ‘wel expresselyck in het sterfhuis een voet te stellen, ofte haer erghens te bemoeien’. Een gelukkige oude dag zal de Rotselaarse tapper wel niet gesleten hebben. Peeter, die in 1689-1690 in de Liggeren van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pl. 1. Faksimile van een deel der verkoopakte ondertekend door Henricus van Beethoven en zijn vrouw Maria De Herdt.
Pl. 2. Faksimile van de handtekeningen onder de notariële akte waardoor de erfgenamen van Hendrik-Adelard afzien van de zwaar belaste erfenis hunner ouders
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Sint-Lucasgilde vernoemd staat als leerjongen, die ‘leert schilderen bij Abraham Genoels’, liet niets van zich horen; Geeraard was overleden en met zijn oudste dochter en zijn schoondochter leefde hij in onmin. Bovendien was de man meermaals ziek en twee jaar vóor zijn dood liet hij een derde codicil aan het testament hechten, waardoor hij toelating gaf aan zijn vrouw om uit zijn sterfhuis ‘alsulcke meubelen weg te nemen als haer goedduncken sou’. Zijn uiterste wil was, dat Maria Catharina, dochter van zijn afgestorven zoon Geeraard, niet zou beschikken over haar erfdeel vóor haar vijf en twintigste jaar. Op 5 Desember 1723 overleed de tachtigjarige Laurentius van Beethoven. Hij werd begraven ‘opt kerckhof cathedrale’. Zijn zoon Geeraard, die niet mag verward worden met zijn homoniem, in 1712-1713 in de Liggeren geboekt als ‘beltsnyder’ en bij wie in 1732 zekere Francus Bonardt leerde ‘belthouden’, was evenals zijn vader tweemaal gehuwd. Van Maria Timmermans had hij een dochter, Maria Catharina (geb. 24 Oct. 1701), van Maria Hendrickx twee dochters en vier zonen, alle gedoopt in Sint-Jacobs tussen 1711 en 1719. Alhoewel de eerste was Laureys van Beethoven niet de enige van Beethoven te Antwerpen. In de parochie van Sint-Walburgis woonde rond de jaren 1675-1677 een Petrus van Beethoven, mogelik wel een broeder van Laureys (te Rotselaar geboren op 28 Desember 1652). Hij was getrouwd met Maria Simons en Digna Bierinckx, Laureys' eerste vrouw, was meter van hun oudste kind Petrus, gedoopt in de Burchtkerk op 28 November 1675. Hier nu ontbreekt een schakel in de genealogie der Antwerpse Beethovens. De Burbure beweert zonder bewijsgrond, dat Willem van Beethoven de zoon is van Laureys. Wel werd hem in 1670 een Guilelmus als derde kind geboren, doch dit zoontje moet vroeg gestorven zijn, daar we zijn naam niet ontmoeten onder de erfgenamen in 1708. Bovendien kan het onmogelik deze Willem zijn, die op 11 September 1680 (hij zou dan nog geen 10 jaar geweest zijn) in de Hoofdkerk in het huwelik trad met Catharina Grandjean. Wanneer we er rekenschap mee houden, dat Willem van Beethoven ongeveer twintig jaar moet geweest zijn toen hij trouwde, zo is hij rond 1660 geboren en daar de naam Beethoven pas zeven jaar later voor het eerst in de doopregisters der Antwerpse kerken wordt aangetroffen is het zo goed als zeker, dat hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van elders afkomstig moet zijn. Waar hij geboren werd en wanneer hij zich te Antwerpen kwam vestigen (hij vroeg het poorterschap niet aan) blijft voorlopig nog een raadsel, tot welks oplossing we een gelukkig toeval moeten afwachten. Mogelik is de man wel afkomstig uit de streek rond Leuven, waar trouwens de stamvader der Beethovens moet geboren zijn en de veronderstelling, dat hun patronimicum verbonden zou zijn aan het dorp Bettenhoven, dat op de grenzen van de provinciën Limburg en Luik, tevens op de taalgrens ligt, kan best verdedigd worden.Ga naar voetnoot(1) De inlichtingen over Guilliam of Willem van Beethoven zijn niet talrijk en ook niet zo belangwekkend als de levensbiezonderheden over Laureys. Van hem weten we alleen, dat hij insgeliks herbergier was en in 1704 als ‘incommeling’ 12 gulden betaelde aan het Gilde der Taverniers. Toen woonde hij in de ‘begaerdestraet’. Van het echtpaar van Beethoven-Grandjean zijn acht kinderen gekend, waaronder éen zoon ons voornamelik interesseert. Hendrik Adelard (of Henricus Alardus zoals de doopacten hem steeds noemen) werd op 8 September 1683 in de Kathedraal-Noord kwartier ten doop geheven door Hendrik van Beethoven, die eigenlik Adelard de Redincq, Baron de Rocquigny, vertegenwoordigde en door Jacqueline Grandjean, deze laatste naar alle waarschijnlikheid een tante van de dopeling. Hendrik Adelard was sedert vijf jaar getrouwd toen hij met zijn vrouw Maria Catharina de Herdt op 3 October 1713 eigenaar werd van een huis in de Lange Nieuwstvaat. De scabinale protocollen van dit jaar bevatten een acte vóor schepenen Vonck en De Man gepasseerd, waaruit we vernemen, dat ‘Henricus van Beedthoven (sic), meester cleermaecker en de Joffrouwe Maria de Herdt mits de somme van drie duysent twee honderd guldens in coninckx wisselgeldt van d' heer Pedro de Vos, coopman ende oudt aelmoessenier deser stadt, een huys “kochten” met vloere, neercamere, plaetse, achterceuckene, halven borneputte, regenbacke, gedeelte van de weerdribben, met oock den waterloop van denselven huyse over d'erve vanden ganck van de huysinge van d' Heer Coenraet Schetz oft actie hebbende hier neffens soo die aldaer tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nochtoe geloopen heeft ende loopen moet, gronde ende allen den toebehoorten genaempt Sphera Mundi daerna ter tyt de Witte Arent vythangende is, gestaen ende gelegen in de Lange Nieuwstraet alhier tusschen Simon Symons huys ende erve ofte actie hebbende aen d' een syde Oostwaerts aldaer alle de mueren mitsgaders den voors. borneputte tusschen beyde staende t' elcke syde gemeyn syn halff ende halff ende des voors. Heer Coenraet Schetz huysinge ende erve aen d'ander syde westwaerts ende oock achter noortwaerts aldaer alle de muere oock tusschen beyden gestaen t' elcker syden gemeyn syn halff ende halff’. Deselfde dag nemen de echtgenoten van Beethoven-de Herdt op de Sphera Mundi, juist gelegen naast het hoekhuis van de Markgravestraat (op de plaats waar de woning van Hendrik Adelard stond draagt het huidige huis het nummer 31), vóor Notaris Francot en ten voordele van Joffrouwe Anna Maria de Ranter, weduwe van Sr. Olivier Coutan, een hypotheek van ‘twee duysent vier honderd guldens wisselgelt, ieder schellinck gerekend tot zes stuyvers’ en wel tegen de volgende voorwaarden: alle jaren, en voor het eerst op 3 October 1714, zal Hendrik van Beethoven ‘een hondert vijftigh guldens in de voors. specie’ intrest moeten betalen aan de rentegeefster of haar erfgenamen, ‘te waerne van alle andere voorcommeren ende calangien, vytgenomen twelff stuyvers tsjaers aen het clooster van Nazareth by Lier ende achtthien stuyvers erffelyck aen den Hertogh van Brabant’. De van Beethovens ondertekenden die dag eindelik een derde stuk waardoor zij ‘aan d' Heeren Aelmoesseniers tot behoeff van de camer vanden arme deser stadt’ een huis verkochten, dat sedert 9 Februarie 1708 het eigendom was van Maria Catharina en haar onderwijl overleden zuster Suzanna, (gest. 18 Desember 1708) en genaamd was ‘de gulde weireldt, gestaen ende gelegen in de Clare straete alhier tegenover het clooster van de arme Clarissen’. De handtekening van de twee comparanten is merkwaardig van geschrift en we vonden het wel gepast ze hiernaast te reproduceren. (Pl. 1). Nog éenmaal ontmoeten we de handtekening van de meestercleemaecker in 1719, toen hij de functie waarnam van dienende opperdeken van het kleermakersambacht. Op 16 Januarie verklaarde hij samen met de dienende deken, twee oud-dekens en twee ouderlieden van het ambacht ‘den procureur Raspens te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
constitueren ende magtich te maecken in hunne saecke, die sy genootsaeckt syn te staen tegens de meesters ende supposten van denselven ambaghte,’ waar bijgevolg tussen meesters en gezellen onegheid scheen te heersen. Maria Catharina de Herdt schonk haar man niet minder dan twaalf kinderen, alle gedoopt in Sint-Jacobs tussen de jaren 1709 en 1728. Hier volgen hun namen met de datum van hun geboorte (of liever hun doopsel): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alhoewel het in de sterfregisters van de Sint-Jacobskerk helemaal onmogelik is zich te vergewissen over het overlijden van een kind, vanwege de onvolledigheid der aantekeningen (zo staan b.v. op 10 Junie 1721 vermeld onder de afgestorvenen, die op het kerkhof werden begraven: ‘twee kynder Beethoven uyt de neu straet), is de lijst der kinderen van Hendrik Adelard sprekend genoeg om dadelik te zien, dat zijn twaalf telgen in 1728 niet alle meer in leven waren. Reeds het feit alleen, dat hij tot viermaal toe de voornaam Jan aan een zoon geeft, bewijst dat, vóor de geboorte van de vierde, de eerste drie Jannekes gestorven waren. De Burbure heeft het dus mis, wanneer hij meent de moeilike financiële toestand van de meester-kleermaker te moeten toeschrijven aan zijn talrijk gezin in wiens onderhoud hij nauweliks zou hebben kunnen voorzien. Nooit heeft Hendrik Adelard zijn twaalf kinderen bij elkaar gezien en het feit, dat hij in 1736, bij de terugbetaling van de hypotheek op ‘Sphera Mundi’, verplicht was die onmiddellik door een nieuwe van hetzelfde bedrag te vervangen, getuigt veeleer voor de luttele opbrengst van zijn bedrijf, dat nooit schitterend moet gegaan zijn, zoals dit trouwens ook blijken zal uit latere documenten. Naar de bewering van Ridder Leo de Burbure zou Ludovicus, het derde kind van Hendrik, geboren het jaar vóor de aankoop van het huis der Lange Nieuwstraat, op 23 Desember 1712, later de grootvader van Beethoven zijn geworden. Laten we nagaan of zijn thesis bestand is tegen de waarheid. Alhoewel niet gans onmogelik is er toch weinig kans toe, dat de meester-kleermaker en zijn vrouw aan hun zoontje, dat ter wereld kwam op 9 Desember 1728 dezelfde voornaam zouden gegeven hebben als aan zijn twaalf jaar vroeger geboren broertje, indien hun eerste Lodewijkje intussen niet reeds overleden was, want vooral met het oog op mogelike vergissingen en bijgevolg moeilikheden in erfeniszaken, zullen de ouders wel vermeden hebben dezelfde naam aan twee hunner kinderen te geven. Doch daarmee blijven we op het gebied van de veronderstelling. Zerkerheid geven ons echter een drietal geregistreerde acten van 1753 en 1754. In 1745 was Hendrik Alardus op 10 September overleden. Het Liber mortuorum van Sint-Jacobs deelt ons mee, dat hij ter aarde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
besteld werd ‘opt minderbroederskerkhof’ met de vermelding: ‘niet afgesongen’. Zijn weduwe overleefde hem nog acht jaar: zij stierf in November 1753. Op dit ogenblik waren er nog vijf van hun kinderen in leven: Maria Abigaël, de oudste dochter, die getrouwd was met Balthasar van Postel. Deze was kamerdeken van het gilde der diamantbewerkers en de zoon van Arnold van Postel, die in 1748 het huis Den Keyser op de Meir bewoonde. Een van zijn broeders was geprofest in de abdij van Sint-Michiels; Joannes Franciscus Robertus, die uitgeweken was naar Maastricht, doch steeds in briefwisseling was met zijn familie; Clara Dymphna, de twede dochter, nog ongehuwd, Petrus Franciscus, insgeliks uitgeweken, zonder echter ooit iets van zich te laten horen; en Ludovicus, de jongste zoon der van Beethovens. De rekwestboeken hebben ons een zeer interessant stuk bewaard, dat in dezen van groot belang is en dat we hier in zijn voornaamste bepalingen willen samenvatten. Het betreft de erfenis van wijlen Henricus van Beethoven als van wijlen Maria de Herdt, die zo zwaar belast bleek te zijn, dat de erfgenamen aan het magistraat de toelating vroegen om ‘aen de Sterffhuysen te mogen renuncieren ende abandonneren’. Het rekwest, dat op 14 Desember 1753 werd opgesteld deelt ons mede, dat ‘Sr. Balthazar van Postel en syne huysvrouwe maria van Beethoven mitsgaders den suppliant (van Postel. die als curateur was aangesteld) alnogh als gemaghtigt van synen swaeger Joes Franciscus Robertus van Beethoven woonende tot maestright (die aldaar voor notaris Caris op 25 November 1753 een procuratie had ondertekend) alsmede clara en ludovicus van Beethoven alhier niet geraeden en hebben van aan te nemen De Sterffhuysen van hunne ouders ende schoonouders maer ter contrarie aen de Selve Sterffhuysen Reets hebben gerenuncieert’, volgens acte op 6 September 1753 voor not. Steenecruys. De suppliant drukt tevens het verlangen uit om eveneens te mogen handelen uit naam van ‘synen uytlandighen swaegere Petrus van Beethoven Die hij niet en is wetende waar den selven sigh is op houdende’, en deelt het magistraat mee, dat het ‘meeste deel van de crediteuren’ hem als curateur hebben aangesteld teneinde de erfenis te likwideren. In die hoedanigheid vraagt hij aan de Schepenen ‘authorisatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omme de goederen so Roerende als onroerende publiequelyck te mogen vercoopen De cooppenningen onder syne quitte te ontfangen ende de coopers Der onroerende goederen te goeden, vestigen ende erven soo Des behoort...’, wat hem op 17 Desember werd toegestaan. (Rekwestboek 1752, fol. 74). Al de bepalingen van het rekwest worden bevestigd door de acten vóor notaris Petrus Gabriel Steenecruys gepasseerd op 6 Desember. Bij de geacteerde verclaring van Maria, Jan, Clara en Louis van Beethoven,Ga naar voetnoot1) die ‘den sterfhuyse by desen repudieren ende abandonneren sonder hun in eeniger manieren deselve te willen aendragen ofte bemoeyen’, laat Balthasar van Postel enkele dagen later een apostille voegen en wel om helemaal met de wet in orde te zijn. ‘Insgelyckx in den naeme van Peeter Beethoven uytlandigh’ ziet hij af van het bewuste sterfhuis. Op verzoek van de kinderen van de weduwe Beethoven verschenen ook op 6 Desember bij deselfde notaris een elftal schuldeisers, aan wie zij hun besluit bekend maakten. ‘Tot eviteringe van alle onkosten kozen deze Balthasar van Postel tot curateur’ met maght omme denselven boedel ende sterfhuise te vereffenen ende liquideren soo des behoort ende met het prevenu aen de ondergeteeckende ende verdere crediteuren bij preferentie oft concurrentie te voldoen hunne respective crediten’. In al deze stukken was er dus helemaal geen spraak van de Lodewijk van Beethoven, die rond zijn negentien jaar het ouderlik huis zou verlaten hebben om eerst enige tijd te Leuven te toeven en van daar naar Bonn uit te wijken. Daar het geboortejaar van deze Lodewijk hetzelfde is als dat van de hofmusicus, die de grootvader werd van de meester der ‘Eroica’ en op wiens portret, in 1777 door Radoux geschilderd, inderdaad te lezen staat: AEtatis 61, is het begrijpelik, dat de Burbure hem heeft willen identifiëren met de ‘uytlandighe Petrus’, steun zoekende in het feit, dat de peter van Lodewijk Petrus (Bellewaert) heette en dat het kind in de huiskring steeds naar zijn peter zou genoemd zijn. We moeten toegeven, dat we ons een poos hebben laten verleiden door deze spitsvondige veronderstelling, doch van af het ogenblik, dat we ook een Petrus onder de kinderen van Hendrik Adelard hadden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevonden, was het klaar, dat de Burbure de waarheid heeft verwrongen. En dan nog dit: de Burbure beweerde, dat Lodewijk tengevolge van een twist met zijn ouders thuis zou weggelopen zijn. Bij de afstammelingen dier familie leefde in 't midden der vorige eeuw nog steeds een mondelinge traditie betreffende een zoon van van Hendrik Adelard, die op zekere dag zijn stad had verlaten om er nooit meer terug te keren. Doch de overlevering had zijn naam niet bewaard en de Burbure heeft daarvan behendig gebruik gemaakt om het feit op Lodewijk toe te passen, wanneer het dank zij het rekwest en de acten van 1753-1754 immers klaarblijkelik is, dat Peeter bedoeld werd. Door de Heeren Borgemeesteren en Schepenen der stad aangesteld tot curateur over den boedel van wijlen Hendrik Adelard en zijn vrouw, verkocht Balthasar van Postel op 28 Januarie 1754 voor de som van twee duizend vier honderd zeven en vijftig gulden het huis ‘Sphera Mundi’ (of Witte Arent) aan Jacobus de Smet en Anna Maria Wuyts, zijn huisvrouw. De kopers verklaren ‘tot hunnen laste te nemen het openstaende put ende brantgelt’ en inspectie te hebben genomen van de wyckboecken deser stadt ende tselve huis tot hunnen contentemente te syn bevonden ontlast van alle renten, verboden arresten, verbintenissen, etc.’ Om de hoogste prijs van dit huis te maken had de schoonzoon van de afgestorven Maria Catharina ‘hetselve tot diversche Vrijdaegen ter Vrydaeghs merckt, alle man even naer, doen uitroepen’. Op Vrijdag 28 Desember was de meestbiedende Jacob de Smet gebleven. Deze nieuwe eigenaar legde met zijn vrouw in de handen van de notaris de eed af, dat de koop ‘niet is geschiedende om hetselve huys te brengen in eenige doode handt, direcktelyk nochte indirecktelyck ingevolge de Majesteits placcaerten.’Ga naar voetnoot(*) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan enkele bewaard gebleven verkoopacten en testamenten zijn we de inlichtingen verschuldigd, die hier volgen en betrekking hebben op de kinderen van Hendrik Adelard, met uitzondering nochtans van Peeter, die ver van het ouderlik huis zijn geluk was gaan zoeken. Ook over de Maastrichtse broeder weten we maar weinig: slechts éenmaal wordt zijn naam nog aangetroffen en wel in het ‘reciproque testament, van de echtgenoten van Postel-van Beethoven. Deze verschenen op 28 Februari 1763 vóor notaris J.B. van Hencxthoven en ‘aenmerckende de broosheyt der menschelycker nature, de sekerheyt des doots ende de onsekerheyt van d'ure deselve’ besloten zij ‘met wel bedachte sinnen, onbedwonghen ende onverleyt van imanden’ deze schikkingen te treffen, welke na hun dood van kracht zouden worden: Zij kozen ‘voor hunne doode lichaemen’ tot begraafplaats de kerk der abdij van Sint-Michiel, ‘laetende de forme van hunne begraeffenisse, missen ende pieuse wercken tot laeffenisse der ziele van d'eerst afflijvighe te geschieden in de volle dispositie ende discretie van de lanxtlevende’. Zij duidden elkaar wederzijds aan als algemeen erfgenaam, doch de langst-levende zal van de erfenis aan hun zoon Balthasar van Postel, ‘geproffesiden religieus in d'abdye van Everbode’ honderd gulden betalen, die voor die som honderd missen van requiem zou moeten ‘celebreren’. De overlevende belooft tevens aan de kerkmeesters van voornoemde parochie insgeliks honderd gulden te schenken ‘tot voltrecken van de choor derselve kercke ende alsoo tot augmentatie der fondatie’. Balthasar van Meurs en aan Maria van Beethoven, hun twee petekinderen, worden ieder in het testament gezet voor honderd gulden. Verder werd bepaald, dat de nalatenschap in twee helften zal verdeeld worden. Als erfgenamen van de eerste helft noemen de comparanten de kinderen van Theresia van Postel, zuster van Balthasar, gehuwd met Jacob Brems en de kints kinderen van wijlen Anna Isabella van Postel. Voor de andere helft komen in aanmerking de zuster en de broeders van Maria Abigaël, met dien verstande nochtans, dat eerst alle ‘crediteuren van haerder testatrice ouders wijlen’ eerst zullen voldaan worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot executeur testamentaire stellen zij aan Joannes Franciscus (Robertus), wat bewijst, dat deze te Maastricht wonende van Beethoven nog steeds vriendschappelike betrekkingen onderhield met zijn Antwerpse bloedverwanten. Tien jaar na het opstellen van dit testament liet de weduwe van de ondertussen overleden Balthasar van Postel, weer vóor notaris J.B. van Hencxthoven haar testament acteren. Dit geschiedde op 19 Mei 1773. Ziehier de voornaamste bepalingen, die de twee en zestigjarige Maria Abigaäl wenste vervuld te hebben na haar dood. Zij verlangde begraven te worden binnen de parochie ‘waeronder sy sal comen te overleyden by soo verre sy buiten de stad comt te sterven, andersints kiest sy haere begraeffplaets binnen d'abdye van Sint michiel alhier onder den sarck daer haeren man begraeven light’. Aan haar zoon Joannes Chrisostomus, vice pastor ofte vicarius in Cosen (tussen Hasselt en Sint-Truiden), moest door de executeur 100 gulden uitbetaald voor evenveel missen van requiem en in het ‘covent tot sints bernaerts’ (Sint Bernardus aan de Schelde) dienden 50 missen gecelebreerd à vijffthien stuivers per mis. Volgen de namen van verschillende familieleden, wie de testatrice iets uit haar nalatenschap wil schenken. Aan Joannes Chrisostomus’ laet zij haer beste kleed tot het maecken van een Carsuyvel, twee van haer beste kappen voor het maecken van een communiecleedt, haere twee Lusters voor de kerck daer hij bij tijde pastor sal wesen, 36 ellen nieuw lijnwaed voor 12 nieuwe hemden, haer besten sitsen sack en rock en haer silveren mostaertpot en peperbusse’. Sr. Nef, schoenmaker op de Meir, krijgt 32 gulden; Clara van Meurs, haer nicht, den creponnen sack en kanten mantille, en Maria van den Hoeck (een dienstmeid?) zes van haer beste hemden en evenveel van haar beste trekmutsen. Eindelik stelt zij aan tot enige en universele erfgenaam, voor eene helft van haar bezit, haar broeder Ludovicus (Josephus) van BeethovenGa naar voetnoot(*) en de kinderen van Clara voor de andere helft, als executeur testamentaire eveneens Lodewijk van Beethoven. In afwachting, dat we ook over Clara enkele levensbiezonderheden ontdekken zullen we even de levensloop volgen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lodewijk-Jozef, Hendrik's jongste zoon en enige mannelike nazaat te Antwerpen. Vermoedelik is hij wel de Lodewijk-Jan, die in 1743 de tekenlessen volgde aan de Academie te Antwerpen en wiens voornaam verkeerdelik in de registers werd aangetekend. Het staat echter vast, dat hij op 18 Maart 1766 met zijn vrouw Maria Theresia Claessens mits 5000 gulden van Jan Reginald Taelman en Joanna Maria Stobbeleers, een huis kocht met ‘winckele, keuckene, neercamere, plaetsen, hove, gronde ende allen den toebehoorten genoemt het groodt schalienhuijs daer nu den venetschen Spiegel wythangt gestaen ende gelegen op de Steenhouwers veste alhier... tusschen de Crauwe oostwaerts en den Clynen Spiegel westwaerts.Ga naar voetnoot(*) De verkoopacte stipuleerde, dat de ‘gaelderije t' eynde van den hoff by gedooghsaemheyt is hanghende in den muer ten suyden competerende aen heere Greffier Vinck ende sulckx door dito heere Vinck nist langer moet gedooghd worden als hem believen sal’. De echtgenoten van Beethoven, die gegoede lui moeten geweest zijn, namen dezelfde dag eene rente van 2500 gulden ten voordele van Joncker Jean François Michel Lunden, waarvan de jaarlikse intrest 156 gulden en 5 stuivers bedroeg. Wij bezitten hun ‘reciproque testament’, op 23 Januari 1769 verleden vóor van Hencxthoven. De echtgenote van Beethoven was op dit oogenblik ‘eenighsints sieckelyck naer den lichaeme’, zodat notaris en getuigen aan haar ziekbed het stuk ondertekenden, De van Beethovens kozen hunne begraafplaats ‘binnen de Cathedrale kercke van Onse Lieve Vrouwe en ordonneerden begraeven te worden met satyne cruys op het baercleedt.’ In de kerk der Eerw. Paters Augustynen en aan den authaer van den Heyligen Augustinus zullen acht daegen lanck iederen dagh twee baermissen metden de profundis ende misereri achter elcke misse gecelebreerd worden, terwijl het altaar behangen is in 't zwart met satyne cruys, en versierd met ‘ses nieuwe wassche keerssen’. Vòor de beelden naast het altaar zouden ook kaarsen ontbrand worden. In de kerk van ‘den derden ordre’ zal hun neef, de Eerw. Heer van Postel, toen nog broeder te Averbode, vijf en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twintig missen lezen tegen acht stuivers per mis en vijftig tegen tien stuivers. De langstlevende erft het hele bezit, doch zo hij ‘sigh tot anderen houwelycke begheeft’ zullen de geërfde goederen ‘seffens devolveren op hunder beyder wettige kinderen in vollen eygendom’. Als voogd over dese laatste stellen zij Frans Jozef Vleugels aan, oud-aalmoezenier. Reeds op 5 Maart 1769 werd Maria-Theresia in Sint-Andrieskerk begraven. Hetzelfde jaar verloor Lodewijk-Jozef nog een dochtertje, Maria Theresia Jozefa (begraven in de Engelenkelder van Sint-Andries) ging op 8 October 1770 een twede huwelik aan met Maria-Theresia Jacobs, en op 21 Maart 1772 verkocht hij voor 6667 gulden zijn winkelhuis aan de reeds genoemde Vleugels uit de Hoogstraat. Lodewijk's twede vrouw stierf kort na de verkoop van het huis en op 3 November huwt van Beethoven voor de derde maal, weer met een Maria Theresia, geboren Schuerweghs. (Pulle. 8 October 1752). Met deze vrouw woonde hij op de Oever, waar hij op 6 Mei 1774 een dochtertje van vier maand verloor. Toen nu ook de derde vrouw van Lodewijk-Jozef overleden was, ging de weduwnaar zich te Oosterwyck bij Baerle-Hertog vestigen bij zijn dochter Anna Theresia en haar man Van der Brugge. Daar stierf hij op 11 November 1808. Daar een jaar later zijn zoon Frans-Jacob naar Maastricht uitweek, bleef zijn dochter Maria-Theresia, de enige overlevende van die tak der familie van Beethoven te Antwerpen. Zij was op 11 Januarie 1775 alhier geboren en op 6 September 1808 getrouwd met Jozef-Michiel Jacobs. Dit echtpaar had vier kinderen,Ga naar voetnoot(*) waaronder Jacob, de latere landschapsschilder en leermeester van Theodoor Verstraete, en Lodewijk, die naar Leuven ging wonen, waar thans zijn achterkleinkinderen nog leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We hopen, dank zij de inlichtingen, die we hier hebben kunnen verenigen, doch die helemaal geen aanspraak maken op volledigheid, de genealogie der Antwerpse van Beethovens in een nieuw daglicht te hebben geplaatst en vooral te hebben doen uitschijnen, dat Lodewijk van Beethoven, het derde kind van Hendrik Adelard, dat op 23 Desember 1712 hier gedoopt werd, onmogelik de grootvader van Beethoven kan geworden zijn, om de eenvoudige reden, dat hij in 1753 niet meer leefde. Het is dus niet te Antwerpen, dat we hem zullen moeten zoeken, de jonge man, die door een buitengewoon kapittel, gehouden op 2 November 1731 in de Sint-Pieterskerk te Leuven, voor een tijdperk van drie maand, als zangmeester werd aangenomen.Ga naar voetnoot(*) Jammer genoeg noemt de aanstellingsacte de geboorteplaats van de zanger niet, doch er is veel kans toe, dat hij afkomstig was uit de buurt van de stad, van een dier talrijke dorpen, waar de naam van Beethoven in de burgerlike stand nog steeds aangetroffen wordt. Alle hoop is niet verkeken om de een of andere dag de ware geboorteplaats van de grootvader van Beethoven te ontdekken. Tevens zou dan wellicht ook licht komen in zijn verwantschap met de Antwerpse, de Mechelse en de Bonn'se Beethovens, die toch alle afkomstig zijn uit een van Vlaanderen's mooiste en weelderigste streken: Haspegouw. André M. Pols. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel:Wij geven hier voor het eerst de Nederlandse vertaling van de acta capitularia der Leuvense Pieterskerk, waardoor Lodewijk van Beethoven als tenor aldaar wordt benoemd. 2 November 1731. Een buitengewoon Kapittel werd gehouden tijdens hetwelk werd besloten het volgende door den Heer Secretaris van het Kapittel in de archieven te laten optekenen, met betrekking tot den Heer Zangmeester: dat deze laatste op zijn kosten zonder verwijl dient aan te stellen een of meedere plaatsvervangers, door het Kapittel aan te nemen, die geheel zullen voldoen aan de plichten van voorn. Heer Zangmeester, zoowel in het koor (niet alleen voor de muziek maar ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de Gregoriaanse zang) als in het odeum en in zijn eigen huis voor de opleiding van de koorzangers (indien dit laatste niet door hem zelf kan gedaan worden), krachtens de voorwaarden van zijn aanstelling, en dit voor een tijdperk van drie maanden, om na te gaan of zijn toestand zich niet zodanig zou verbeteren, dat hij zelf zijn taak zou kunnen vervullen. De secretaris legde dit voor aan voorn. Heer Burgemeester, die antwoordde dat hij een smeekschrift zou indienen en dat hij hoopte het vandaag nog in handen te bezorgen aan den E.H. Deken, opdat het tijdperk van drie maadden. hem voorgeschreven, wezenlik zou kunnen nagezien worden naar recht en oordeel. Wat ik getuig. J.N. Graus (secret.)
Item stelde de E.H. Deken voor, daar heden nog de plaats van tenor in deze kerk vrij is, voor welke zich Ludovicus van Beethoven aanbood. of de Heren (Kanunniken) deze laatste zouden willen aannemen en de Heren namen hem aan mits voors. voorwaarden, opdat hij zich niet in het bezit van zijn ambt zou nemen, vooraleer deze voorwaarden aangenomen en ondertekend te hebben. 9 November 1731.
Werd voorgelezen volgend smeekschrift van den Heer Tenor Zangmeester: Aan de Zeer Eerwaarde Heer Deken en aan de andere Eerwaarde Heren Kanunniken van de vermaarde en collegiale kerk van den H. Petrus te Leuven. Verklaart met de meeste eerbied Ludovicus Colfs, zangmeester, dat hem door de Heer Secretaris van het Kapittel werd voorgelegd de beslissing van de Z.E. en de E.H. Kanunniken, waarbij de ondergetekende wordt aangezet, ingevolge de voorwaarden van zijn aanstelling, een plaatsvervanger aan te duiden, die hem zou vervangen in voorn. kerk en te huis (indien het nodig is). Daar hem niemand beter voor dat werkt geschikt schijnt dan Ludovicusvan Beethoven, duidt hij deze laatste aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ootmoedig de Z.E. en de E.A. Kanunniken verzoekende deze plaatsvervanging wel te willen goedkeuren, etc. L.F. Colfs, zangmeester.
Het Kapittel keurt goed de persoon van Ludovicus van Beethoven voor een tijdperk van drie maanden in de plaats van de zangmeester aan te nemen, luidens de beslissing van dit Kapittel, door de Heer Secretaris aan voorn. Zangmeester bekend gemaakt, nochtans met dien verstande, dat het Kapittel het recht heeft voorn. plaatsvervanger af te stellen vóor het einde der drie maanden, wanneer het zulks wenselik vindt. Aldus besloten in het Kapittel, deze 9e November 1731.
Bij verordening van mijne Heren, J.N. Graus, secret.
P.S. Wij danken hier van harte de twee stadsarchivarissen, de Heren Jan Denucé en Floris Prims om hun hulpvaardige bereidwilligheid, waardoor zij onze genealogiese opzoekingen zeer hebben vergemakkelikt. Vooral de laatste heeft onze aandacht gevestigd op de lichtvaardige beweringen van de Burbure en onze opsporingen in een andere richting georiënteerd.
A.M.P. |
|