Boeken. - livres.
P.G. de Waal: De Leer van het Boekhouden in de Nederlanden tijdens de zestiende Eeuw (J.J. Romen & Zonen, Roermond, 1927).
Dit omvangrijke proefschrift ter verkrijging van den graad van doctor in de handelswetenschap aan de Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam biedt voor de geschiedenis van den handel te Antwerpen een buitengewoon belang. Het wil een beeld geven van de ontwikkeling van de leer van het boekhouden, meer bepaald in de Nederlanden gedurende de 16e eeuw, en steunt hoofdzakelijk op de leerboeken, die in dat tijdsbestek in bedoelde gewesten verschenen. Zoo moet een dergelijk werk, buiten zijn algemeene beteekenis voor de geschiedenis van de ontwikkeling der boekhoudingstechniek, ook meer in 't bijzonder van beteekenis zijn voor de Antwerpsche bibliographie, die op dat speciale gebied in de Nederlanden van dien tijd het leeuwenaandeel aanbracht.
In een eerste goed gedocumenteerd hoofdstuk bespreekt de auteur de ontwikkeling van den handel in de 15e en 16e eeuw. Hij weidt uit over het terrein, den aard, den vorm en den omvang van den handel. Het aandeel van Antwerpen in dit hoofdstuk is zeer aanzienlijk. Onmiddellijk daarop volgen de hoofdstukken, waarin gehandeld wordt over de boekhouding vóór Luca Paciolo, over die van Paciolo zelf, van Benedetto Cotrugli en de overige Italiaansche schrijvers van de 16e eeuw. Na een studie over de Duitsche leerboeken, komt de schrijver tot de Nederlandsche schrijvers over dat vak.
Het zuidelijk gedeelte der Nederlanden was toen het centrum van den internationalen handel, terwijl het Noorden nog in een zekere mate van afzondering leefde. De behoefte aan een ontwikkeld boekhoudingssysteem deed zich aldus in het Zuiden veel sterker gevoelen.
Van de negen zestiende-eeuwsche auteurs over de boekhouding, die hun werken in druk uitgaven, te weten: Jan Ympijn, Valentin Mennher, Pierre Savonne, Claes Pietersz., Bartholomeus Cloot, Elcius Mellema, Bartholomeus van Renterghem, Martin van den Dycke en Zacharias van Hoorebeke, zijn er vijf Zuid-Nederlanders. Zes hunner lieten hun werken te Antwerpen verschijnen, één deed zijn boek te Amsterdam het licht zien, één te Franeker, en één te Middelburg. Zelfs het werk van den Fries Mellema illustreert de boekhouding van een Zuid-Nederlandschen koopman.
Na dit vastgesteld te hebben, schrijft de heer De Waal: ‘Bij het groote overwicht van Antwerpen als handelsstad en de groote welvaart der Zuidelijke Nederlanden, is dit alleszins verklaarbaar en daarbij komt, dat ook de wetenschappen meer in de zuidelijke dan in de noordelijke Nederlanden hun zetel hadden. Al zou men oppervlakkig gezien denken, dat het boekhouden van die dagen geen kunst was, die een hooge mate van intellectueele ontwikkeling eischte, dan dient men daarbij in het oog te houden, dat het juist de grootste kooplieden en dus de beschaafdsten waren, die boekhielden terwijl het ware,