De Gulden Passer. Jaargang 5
(1927)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ridder Leo de Burbure van Wesembeek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zeer kunstbegaafde vrouw die o.a. een misboek schreef, teekende en met kleuren ‘afzette’, nu in het bezit van zijn neef, den heer C. van der Linden, waar ik het mocht bewonderenGa naar voetnoot3). Leo de Burbure was officier der Leopolds orde en lid der Koninklijke Akademie van Belgie. Hij stierf zonder kinderen na te laten, te Antwerpen, den 8 December 1889, in het prachtig huis der Venus straat, dat hem sedert 1859 behoorde. Leo de Burbure was een rijk man zeer beslagen op allerhande gebied. Hij wijde zijn gansche leven aan het opzoeken van allerlei historische en plaatselijke gebeurtenissen, vooral uit de XVe en XVIe eeuw, van zijn geliefkoosd Antwerpen dat hem een tweede moederstad geworden was. Hij bezat eene niet talrijke maar uitgelezen boekerij. Hij was groot van gestalte met een ietwat stuur opzicht, dat gewijzigd werd door zijn hoffelijk voorkomend optreden. Ook was hij van eenieder hoog geacht en bemind vooral voor zijn rondborstig en toegevend karakter. Hij hielp met raad en daad dààr waar hij helpen kon en nooit werd zijn hulp te vergeefs ingeroepen. Voor elk werk dat meer licht op onze oude geschiedenis of vooraanstaande personen kon werpen was hij steeds te vinden, zoo was hij, o.a. een der eersten die zich geestdriftig aansloten bij de uitgaaf van het heerlijk standaardwerk: De Graf- en Gedenkschriften der Provintie Antwerpen.Ga naar voetnoot4) Onder de werken van de Burbure noem ik:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Onze oudheidkundige was ook muziekoloog en bedreven toondichter. Hij toondichte:
Leo de Burbure bezat eene reeks zeer zeldzame muziekwerken onzer oude Antwerpsche toondichters gedrukt te Antwerpen bij P. Phalesius. De heer van der Linden schonk die kostbare muziekboekjes aan ons Conservatorium. Daar echter werden ze weggenomen om op het archief geplaatst te worden. Nu berust die verzameling in het Plantin-Museum.Ga naar voetnoot5) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Toen ik mij ter plaats begaf om het oude huis van ridder de Burbure te bezoeken werd ik zeer minzaam door de bezitters, Mijnheer en Mevrouw Elsen ontvangen en er werd mij tevens gelegenheid geschonken hun prachtig huis - het bevindt zich naast het vroegere huis van de Burbure - te bewonderen. Verscheidene zalen daarin stammen nog uit den tijd van Joannes Petrus Franciscus van Schorel, heer van WilrijkGa naar voetnoot6) en bestaan daar tot heden met hunne sierlijke Louis XV zolderingen, met zijde behangen muren, oude Aubusson stoelen, luchters, prachtvolle schouwen, kostelijke uurwerken en verrukkelijke schilderwerken gestoffeerd en opgesmukt. De voorouders van den heer Elsen woonden reeds daar en alles is er met liefde en groote zorgvuldigheid of piëteit onderhouden en bewaard gebleven. Het voormalig huis van de Burbure, ik zegde het reeds is nu in 't bezit van den heer Elsen. Sedert de dood van de Burbure is zijn huis - het grenst tegen den Berg van Barmhartigheid - geheel omgebouwd en daar op het eerste voor aan de straat, waar zijne boekerij aangebracht was en hij zijne werken schreef of zijne liederen of kantaten dichtte, bevinden zich nu de bureelen van zekere ondernemingen. In den zeer grooten hof verheft zich nog het sierlijke koetshuis dat Mevrouw Lunden de Coninck daar in 1759 deed bouwen. Ook een liggend standbeeld voorstellend den gevleugelden Tijd bevindt zich daar nog Het schijnt afkomstig te zijn uit de Sint Jacobs kerk. Destijds gaf de Burbure, uit zijne titels van eigendom, inlichtingen aan A. Thys, over de opvolgende bezitters van het oude huis, waarvan ik het volgende wil meedeelen: Rond 1505 was de plaats, waarde Venusstraat doorgetrokken werd, ingenomen door raamvelden. Te beginnen van de Paardenmarkt tot aan de Keizerstraat behoorden die gronden aan een rijken lakenwever, met name Pauwel Elout. Daarom werd die straat vooreerst Pauwel Eloutstraat, later de Venisstraat genoemd, na zekeren Venis die daar woonde. Die naam verbasterde snel in | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dien der liefdegodin en de naam Venus bleef behouden. De erfgenamen van Pauwel Elout, zijne weduwe en hare twee dochters, verkochten het erf. in 1513, aan Mathias van Duysborch en deze, op zijn beurt, verkocht de landerijen aan de stad om er de Pauwel Elout straat door te trekken. In 1552 kocht de woordenboek- en historieschrijver Jan Servilius het huis waarvan spraak (heden nr 17)Ga naar voetnoot7). Korts nadien, in 1559 werd het huis eigendom van Jan Asseliers, de beroemde secretaris der stad. In 1561 kocht hij er nog aanpatende gronden bij, groot 17 roeden, en andere, uitkomend op den Toogh, groot 53 1/2 roeden. Hij bouwde daar, met andere kapitalisten, 35 magazijnen, welke de stad, ten gevolge eener overeenkomst met de Engelsche kooplieden, hen ten gebruike afstond. Ze werden toen als bijmagazijnen van het Engelsch huis, in de Prinsstraat, gebruikt. Die groote eigendom, genaamd de Engelsche pakhuizen, bleef ten deele in de familie Asseliers, tot in 1619, toen de stad de pakhuizen kocht om daar den Berg van Barmhartigheid te bouwen. In 1576 kwam de Duitsche kolonel Karel Fugger, die zoo een schandelijke rol speelde tijdens de Spaansche Furie, het huis (no 17) met geweld bewonen en daar hadden de onderhandelingen met de Spaansche krijgsoverheden plaats om onze ongelukkige stad, op 4 November, aan dood en verderf over te leveren. Jan van Asseliers stierf in 1583 en liet zijne zaken in zulken ontredderden toestand dat zijne kinderen, in 1586, het huis ter Vrijdagmarkt moesten zien verkoopen. Het waren de erfgenamen van Antonius Raes die het kochten, als ingeschreven schuldeischers. Kort nadien, in 1594, ging het huis over in 't bezit van Ridder Gaspard Rovelasca, ten prijze van 550 florijnen jaarlijksche rent. De erfgenamen van RovelascaGa naar voetnoot8) verkochten, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in 1615, den eigendom aan Hendrik van de WerveGa naar voetnoot9) en aan zijn schoonzuster Catharina Wijts, ten prijze van 12.300 fl. Dan, in 1645, ging het huis over, voor 25.900 fl. aan de kinderen van Stephanus Lunden-Stevens. In de verkoopakt was bepaald dat de koopers gedurende een jaar en zes maanden de wapenblazoenen boven de poort moesten behouden. Nadien kwam het huis in bezit van Maria Lunden die met Jan Tholincx trouwde. Het echtpaar stierf kinderloos en de neef van Jan Tholincx, Jan Joseph baron Vecquemans, heer van La Verre, erfde het goed. In 1731 liet hij het huis aan zijn vierden zoon, Jan Joseph Vecquemans, die het nog ditzelfde jaar verkocht aan den bankier Lod. Frans De Coninck-Le Candèle. Na zijnen dood deelden de kinderen de erfenis en het huis in de Venusstraat werd de eigendom van Helena Maria de Coninck, weduwe van Guilihelmus-Carolus Lunden. Zij was het die in 1759 het sierlijk koetshuis in den hof deed bouwen. Op den voet van een der zuilen leest men: heLena MarIa De ConInCk pont JVbebat. Na het afsterven dezer dame kwam het huis in 't bezit van Jan Egidius Peeters, heer van Aertselaer en Cleydael. Dan, rond 1789, bracht Hendrik Joseph Stier die het geërfd had, groote verandering aan de gebouwen, die daar van in de XVIe eeuw stonden. Men weet dat de heer Stier bezitter was van het beroemde portret van Mejuffer Susanna Lunden, door P.P. Rubens geschilderdGa naar voetnoot10). Na den heer Stier werd J.M. van Havre bezitter van het huis. Hij stierf den 7 September 1844 en het huis werd geërfd door E.C.H. baron van Havre (1845). Deze stierf den 4 Mei 1854 en zijn zoon H. van Havre verkocht, in 1859, het huis aan ridder L. de Burbure. Ben. LINNIG. |
|