De Gulden Passer. Jaargang 5
(1927)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Niet bestaande of uiterst zeldzaam geworden drukken van Dan. Heinsius' Nederlandsche werken, waaronder Antwerpsche.A.G. Chr. de Vries, de laatste auteur, die zich - en dit met uiterst veel zorg en nauwkeurigheid - bezig hield met de bibliographie van Dan. Heinsius' Nederlandsche werken, waarin emblemata voorkomenGa naar voetnoot1), verklaart, na 14 drukken er van te hebben vermeld en beschreven, dat hij naar een exemplaar van elk van vijf uitgaven door A. Angz. Angillis in de Dietsche Warande VI, Ao 1864, blz. 551-553Ga naar voetnoot2) opgegeven, te vergeefs heeft gezocht. Deze vijf uitgaven zijn:
* * *
No 1 vonden we voor het eerst in 1679 vermeld als volgt in de lijst der werken van Dan. Heinsius gevoegd bij de Oratio Funebris van den Leidschen Hoogleeraar uitgesproken door Antonius ThysiusGa naar voetnoot4): Emblemata amatoria Belgice, ibidGa naar voetnoot(5) 1616. in forma oblonga. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||
G.D.J. Schotel neemt het op onder de Geschriften van D.H. verschenen in zijn Letter- en Oudheidkundige Avondstonden, Dordrecht, 1841:Ga naar voetnoot1) Theocr. a Ganda. Emblemata Amatoria. Amst. 1616, langw. form. Het werd door denzelfden auteur nogmaals opgegeven in de bibliographie, die hij bij zijn artikel: Heins (Daniel), in Van der Aa's Biographisch Woordenboek, voegtGa naar voetnoot2): Theocr. à Ganda, Emblemata amatoria, Amst. 1616, langw. form. Ondertusschen had er A. Angz. Angillis van gewaagd in de ‘lijst van Daniel Heins' werken’, die hij in de Dietsche Warande liet verschijnenGa naar voetnoot3): 1616. Theocritus à Ganda Emblemata amatoria. Amst. 1616, langw. formaat. Een woordje meer er over hebben we nergens kunnen vinden, tenzij bij de Vries, die zegt er te vergeefs achter te hebben gezocht.
Wij denken nochtans een exemplaar van dezen zeldzamen druk op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel te hebben ontdekt. Hier volgt er de volledige beschrijving van:
Dan: Heinsii || Emblemata || Amatoria. || 't Amsterdam || Gedruct by Willem Janssen. || Kl. 8o, lang. form. (9,5 × 7,4) sign. A2-K3 [K4]. 8 niet gecijferde en 66 gecijferde bladen; rom. letter en cursiefletter. Behalve het titelblad, het privilegie en het vers: Aen de Ionckvrouwen..., bestaet dit bundeltje uit drie deelen: 1. Het Ambacht van Cupido; 2. de eigenlijke Emblemata Amatoria; 3. een keus uit Danielis Heinsii Neder-duytsche Poemata.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Uit bovenstaande beschrijving zal genoegzaam blijken:
Daarom meenen wij ook het bundeltje uit de koninkl. Bibliotheek te Brussel te mogen identificeeren met ‘Theocritus a Ganda Emblemata Amatoria Amst. 1616, langwerpig formaat’, opgegeven in Henning Witten, in de Avondstonden, in Vander Aa en | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
in de Dietsche Warande, maar onvindbaar voor de Vries - er nochtans bijvoegende dat het opgegeven jaartal 1616 ons bij de vier eerste vermeldingen en het vervangen van den echten naam van den schrijver daar zijn pseudoniem door Schotel en door Angillis, ons tamelijk zonderling voorkomt; - waar zij het vandaan haalden blijft ons een vraag....
* * *
No 3 staat reeds vermeld in Hennig Witten (op. et. loc. cit,): Nederduytsche Poëmata, ibid. (1) 1622, in 4. Verder in de Avondstonden (p. 177) en in Van der Aa (loc. cit.). Nederduytsche Poëmata, bij een vergadert en uytgegeven door P. Scriverius,... Amst. 1622, 4to, met den Lofs. van J.C. en andd. Gedicht., vroeger niet uitgegeven. Angillis' opgave is veel korter (op. cit. p. 553) en schijnt rechtstreeks uit Hennig Witten overgenomen: 1622. Ned. Poem. Amst. 1622 4o. In Hennig Witten staat naast deze 4o uitg. ook een 8o uitg. zelfde titel, zelfde pl. zelfde jt. vermeld; Schotel en Angillis, gewagen echter van die 8o uitg. niet. Dit en ook wat Schotel er bijvoegt: ‘met den Lofs. van J.C. en andd. Gedicht. vroeger niet uitgegeven’, brachten er ons toe te denken dat dit no 3 niets anders is dan Dan: Heinsii || Lof-Sanck || van || Iesvs Christvs || den eenigen ende || eeuwigen || Sone Godes: || Ende zijne andere || Nederduytse || Poemata || Nieuwelicx oversien, vermeerdert, ende || verbetert. || Met de Vytleggingen. || (Vignet met In defessus Agendo). 't Amstelredam || Bij Willem Iansz. Blaeuw, inde vergulde Sonnewijser. Anno 1622.Ga naar voetnoot2) 301 pp. 8o. Het is bekend dat in 1679 de bibliographie aan nauwkeurigheid nog buitengewoon veel te wenschen overliet; een opgave als: Nederduytche Poëmata, ibid. 1622. in 4. en 8. wanneer er maar één van bestond, moet ons niet verwonderen. Schotel zal er ook wel zóó over gedacht hebben; misschien heeft hij ondervonden dat er maar één uitg. Amst. 1622 der Ndd. Poemata bestond en zal er daarom ook maar één opgegeven hebben; alleen zal hij zich vergist hebben van formaat....Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Wat Angillis' opgave betreft, deze is eenvoudig in het kort overgenomen uit de Avondstonden of komt misschien rechtstreeks uit Henning Witten. Zulks gebeurt meer.... Dit alles noopt er ons toe te denken dat er een Amsterdamsche uitg. 1622 4o der Nederd. Poemata nooit heeft bestaan.
* * *
No 5 komt insgelijks reeds voor in Hennig Witten (op. et loc. cit.) Emblemata Amatoria Belgice,.... Rotterod. 1625. in 4; verder, in het Aanhangsel en Vervolg op het Naamregister of Versaameling van Nederduytsche Boeken.... door Johannes van Abkoude. Eerste deel, IIIde stuk. Leiden 1745; p. 91: Heinsius (D.) - Emblemata or Zinnebeelden | en Toneel des Werelds met tweeenseventig snaakse Tronien geteekend door Breugel, 4. met pl. Rott. 1625. In het Naamregister van.... Nederduitsche Boeken,... door Johannes van Abkoude,.... nu oversien,.... door Reinier Arrenberg, Rotterdam 1773, p. 176; wordt datzelfde werk opgegeven als volgt: Heinsius (D.) Emblemata of Zinnebeelden en Toneel der Wereld | met pl. geteekent door Breugel, 1625. Rotterdam | 4.; in den 2den druk van deze bibliographie, (Rott. 1788) werd echter ‘geteekent door Breugel’ weggelaten (p. 221). Eindelijk vinden we nog de Rotterdamsche uitgave der Emblemata vermeld in de Avondstonden (loc. cit.) en in Van der Aa (p. 433): Theocr. à Ganda, Emblemata Amatoria.... Rotterd. 1625. 4o.; alsook in de Dietsche Warande (p. 553): 1625. Th. a Ganda, Embl. amat. Rott. 1625 in-4o. Hier is het opvallend hoe de auteurs minder en minder zeker schijnen te zijn van hetgeen ze laten drukken. Van Abkoude beweert dat de Rotterdamsche uitgave 1625 der Emblemata ‘met tweeenseventig snaakse Tronien geteekend door Breugel’ versierd is. Arrenberg, die zijn werk hersien heeft, spreekt in zijn uitg. 1773, niet meer van ‘tweeenseventig snaakse Tronien’, maar alleen van ‘pl. geteekent door Breugel’. In zijn 2de uitg., 1788, zegt hij zelfs niet meer door wien deze platen geteekend zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Schotel spreekt niet meer van platen en Angillis natuurlijk ook niet. Sedert dien gewaagde niemand meer van dien Rotterdamschen druk, buiten H.G. Chr. de Vries, die er te vergeefs achter zocht. Ik kon het niet verder brengen dan hij en ben zeer geneigd om vermelde uitgave als nooit hebbende bestaan te beschouwen, zonder echter de manier te kunnen uitleggen, waarop van Abkoude het werk opgeeft. wat ons zou doen denken dat hij er een exemplaar van gezien heeft.
* * *
No 2 en 4 hebben we vermeld gevonden door Schotel in de Avondstonden (p. 177) en in Van der Aa (p. 432), door Angillis in de Dietsche Warande (p. 552 en 553), door L, Roersch in zijn artikel over Dan. Heinsius in de Biographie Nationale de Belgique (tome VIII, kol. 867)Ga naar voetnoot1) en door W. van Eeghem in de inleiding van zijn uitgave Antwerpen 1921 van W. Ogier's Gulsigheyt (p. 8). Wat deze twee Antwerpsche uitgaven der Nederd. Poemata betreft, heeft, naar we denken, G.D.J. Schotel de ‘primeur’ er van; waar hij het vandaan haalde blijft ons onbekend. Dat Angillis ze na hem vermeldde zal niemand verwonderen; dat L. Roersch het uit Van der Aa of uit de Dietsche Warande overnam is ook gemakkelijk te verklaren, en Van Eeghem citeerde ze ter goeder trouw, zonder bibliographische pretentie. Een bibliograaf echter mag zich niet vergenoegen met over te nemen, hij moet zien. Zoo heeft de Vries willen doen, hij is er niet in geslaagd. Zoo hebben wij zelf trachten te doen en wij zijn niet gelukkiger geweest dan de Vries.
BESLUIT. - Na onze vergeefche pogingen om een exemplaar van no 2 en 4, alsook van no 3 en 5 in handen te kunnen krijgen, - geraadpleegde bibliothekencatalogi, inlichtingen bezorgd door ettelijke bibliothecarissen uit Holland en België, (waarvoor wij ze hier ten zeerste bedanken!) liepen op niets uit - denken wij haast met zekerheid te mogen verklaren, dat net als er geen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
uitgave der Nederd. Poëmata, Amst. 1622, 4o, en der Embl. Amat. Rott. 1625, 4o, er ooit heeft bestaan er ook nooit een uitgave van Heinsius' Nederduytsche Poëmata te Antwerpen verschenen is, noch in 1619, noch in 1622. Misschien - zooals dit het geval was met de Flora of Boogaerd van B. Ruyssenbergh - schuilt er nog ergens in een of andere private boekenverzameling een exemplaar der hier besproken uitgaven. Het zou ons in dit geval uiterst aangenaam zijn bericht daaromtrent van den gelukkigen bezitter van zulke unica te ontvangen, ten einde onze woorden, hier wat hooger gedrukt, te moeten intrekken.
Gent, Juli '25.
Dr C. DEBAIVE. |
|