De Gulden Passer. Jaargang 3
(1925)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Een bibliographische terechtwijzing
| |
[pagina 17]
| |
‘lieflycke’ geschreven was en niet ‘lieflijste’, wat, in een zeker opzicht, strikter overeenkwam met den tekst van het origineel. Angillis, die zijn lezers verwittigt, dat hij niet àl de edities, die hij opgeeft, in handen heeft gehad, maar zich dikwijls heeft moeten vergenoegen met werken en uitgaven te vermelden, ‘welke (hij) niet gezien, maar op andere lijsten aangetroffen (had)’, had ook te goeder trouw de Flora of Boogaerd der lieflijcke bloemen ende vruchten. Amst. 1615Ga naar voetnoot1) uit Schotel I overgenomen. Reeds vóór hem, in 1861, had BlommaertGa naar voetnoot2) van Schotel's werk gebruik gemaakt, waar hij gewaagde van Theocritus à Gandâ. Flora of boomgaerd der lieflijcke bloemen ende vruchten. Amst. 1615: hij voegde er echter bij: ‘Dit werkjen werd in de uitgave der verzamelde gedichten van HeinsiusGa naar voetnoot3) niet opgenomen.’ En dat algemeen aangenomen werd dat Dan. Heinsius onder zijn vaak vroeger gebruikten deknaam van Theocritus à Ganda in 1615 te Amsterdam een verzenbundel zou uitgegeven hebben, geheeten Flora, of boogaerd der lieflycke bloemen ende vruchten, is wel bewezen door het feit dat J.I. Van Doorninck er melding van maakte in zijn Bibliotheek van Nederlandsche Anonymen en PseudonymenGa naar voetnoot4). Het is daarom allernatuurlijkst, dat in zijn artikel over Dan. Heinsius in de Biographie NationaleGa naar voetnoot5), L. Roersch een Flora of boomgaerd der lieflycke bloemen ende vruchten (Amsterd., 1615) citeerde onder de Nederlandsche werken van den Leidschen hoogleeraarGa naar voetnoot6). Bij andere auteurs die, naast een min of meer breedvoerige studie over den schrijver der Nederduytsche Poemata, de verschillende uitgaven zijner dichtwerken opgeven, heb ik echter te vergeefs naar een Flora Of Boôgaerd gezocht. Waar de zaak me eerst zonderling begon voor te komen, was toen ik op de bibliotheek der Universiteit te Gent in een 4o obl. boekdeelGa naar voetnoot7), bestaande uit verschillende XVIIe eeuwsche verzenbundeltjes, volgend bijgeplakt titelblad ontdekte: | |
[pagina 18]
| |
Flora || Of || Boōgaerd der lieflijcke Bloemen || ende Vruchten /|| Waer In || Den strijdt tusschen Aprilis en Majus vermakelijck || en leerlijck wordt uytgheleyt. || Met || Noch eenighe nieuwe Liedekens en Dichten / tot || vermeerderingh desselven dienstigh. || Door B.R. || (Bloemenvignet) || 't Amsterdam, || By Dirck Pietersz. Boeckvercooper / op 't Water / || in de witte Pers. Anno 1615. || Deze tekst, waarvan de eerste woorden zoo zonderling gelijk met die van de zoogez. Flora van Heinsius luidden, diende als titel voor een 60-tal blzz. die ik weldra kon identificeeren als zijnde de eerste uitgave z. pl. n. n. n. jt. van D. Heinsius' Emblemata Amatoria, waarvan het eigenlijke titelblad, dat ontbrak, had moeten gegraveerd zijn, voorstellende ‘links een vrouw, aan koorden een wapenschild houdend, in 't midden Cupido op haar mikkend met gespannen boog, rechts een wapenschild. Bovenaan in cartouche het vers boven geplaatstGa naar voetnoot1), onderaan twee ledige cartouches’Ga naar voetnoot2). Ik kon verder in het boekdeel dat ik voor me had, niet één blad ontdekken, dat deel had kunnen uitmaken van de Flora Of Boôgaerd... Door B.R. Dit werkje, opgegeven door J.I. Van Doorninck in zijn Vermomde en Naamlooze Schrijvers, Leiden, 1881-83, I, kol. 73, en door hem daar aan Ruysschenberch toegeschreven, alhoewel zóó zeldzaam geworden dat het in niet een enkele openbare bibliotheek van Holland of van België te vinden is, was me inderdaad alras bekend, dank zij de welwillende vriendelijkheid van den heer Dr D.F. Scheurleer, die me dit unicum uit zijn persoonlijke boekenverzameling ter inzage wel wilde opsturenGa naar voetnoot3). Ik had aldus met alle zekerheid kunnen vaststellen dat de Universiteitsbibiotheek te Gent alleen het titelblad bezat van de Flora Of Boôgaerd van B. R(uysschenberch); van een Flora Of Boôgaerd van Th. à Ganda was er, noch in dit bundeltje, noch elders in onze verzamelingen, een spoor te ontdekken. Ook niet in een andere | |
[pagina 19]
| |
bibliotheek van België of van Holland, ook niet op de Bibliothèque Nationale te Parijs of op die van het Trinity College te Dublin was er een exemplaar van te vinden. En nochtans bestonden er bibliographische aanwijzingen! Buiten die, reeds hooger opgegeven, vermeldde J.I. van Doorninck nog in zijn Vermomde en Naamlooze schrijvers, naast de Flora of Boogaard der lieflijcke bloemen ende vruchten, waerin de strijd tusschen Aprillis en Majus vermakelijck en eerlijck wordt uytgeleyt. Door B.R. [Ruysschenberch]. Amst., D. Pietersz. 1615. 4oGa naar voetnoot1), een Flora, of boogaerd der lieflycke bloemen ende vruchten. Door Theocritus à Ganda [Daniel Heinsius]. Amst. 1615. 4o.Ga naar voetnoot2). Had een Flora of Boogaerd van Dan. Heinsius nooit bestaan en hadden we hier te doen met een verwarring? - of waren de exemplaren van dat werk uiterst zeldzaam geworden en zou men op een of anderen dag er een ergens in een oude nog niet gansch geïnventorieerde bibliotheek ontdekken? Misschien was het een unicum van die uitgave, het boek dat zich bevond op het Britisch Museum en in het Catalogue of Printed Books aldus was opgegeven: [Floras Lust Hof beplant met lieflijke bloemen door Theocritus à Ganda, Daniel Heinsius]. Amstelredam, 1608. obl. 4oGa naar voetnoot3). Ik stond er wel erg sceptisch tegenover, gezien de aanmerking die er was bijgevoegd: ‘Imperfect; the printed titlepage is wanting. The above is supplied in Ms.’ - maar toch... Ook ben ik Mr. R.F. Sharp, Keeper of Printed Books op de Bibliotheek van het British Museum, ten zeerste verplicht zoo vriendelijk te zijn geweest, me bij mijn eerste aanzoek een volledige beschrijving van het boek in kwestie te hebben laten geworden; het heeft me in de gelegenheid gesteld met alle zekerheid het zoogezegde Londensche exemplaar van de Flora van Dan. Heinsius te kunnen identificeeren, als zijnde een exemplaar van een ander zeer bekend en niet zeer zeldzaam werk van den zelfden auteur, nl. de Emblemata Amatoria: Iam demum emendata, uitgegeven ‘t' Amstelredam, By Dirck Pietersz Boeckvercooper in de vvitte Persse, in de oude brug-steech aen 't water. 1608.’ (Colophon.) | |
[pagina 20]
| |
Een verwarring betreffende de auteur dan? Theocritus à Ganda in plaats van B.R.? - Best mogelijk; maar hoe was deze ontstaan? - De oorsprong er van meen ik te hebben ontdekt in het Gentsche ‘exemplaar’. Het bundeltje, waarvan ik in het begin sprak, en dat aanleiding gaf tot mijn opzoekingen, bevat, behalve het vooraanbijgeplakte titelblad van de Flora van B. R(uysschenberch): 1. de eerste uitgave van D. Heinsius' Emblamata Amatoria, zonder het titelblad. - 2. Den Nievwen Lvsthof gevolgd van het Brvylofts Bancket, Amsterdam, z. jt. - 3. Zeven bladen met Ms. gedichten (XVIIe eeuw). - 4. Twaalf platen gegrav. door Goltzius en voorstelleden de twaalf maanden. - Een blad met een Ms. gedicht (XVIIe eeuw). - 6. Spiegel Vande Doorluchtige... vrouwen... Beschreven door Theocrutû à Ganda, Amsterodami 1606. - En gansch vooraan, tegenover het titetblad van de Flora, een ergens uitgeknipt en op het schutblad aangeplakt gegraveerd portret van Daniel Heinsius. Het maakte deel uit van de beroemde verzamelingen van Jacob Koning, op 14 Oct. 1833, te Amsterdam openbaar verkocht. Degene die den catalogus voor deze veiling heeft opgemaakt, werd eerst getroffen door de afbeelding van de Leidschen hoogleeraar; verder kon hij in het gansche bundeltje alléén een naam ontdekken; ‘Theocritū à Ganda.’ Hij stelde deze voorop en zoo schijnen àl de onder dien zelfden band voorkomende werkjes Theocritus à Ganda als auteur te hebben - voor de Flora of Boogaerd kan zulks zelfs geen twijfel lijden -, want op nr 1486 p. 331 van het IIe deel van den Catalogus Der Letterkundige Nalatenschap Van Wijlen Jacobus Koning, Amst. [1833], staat volgende beschrijving te lezen: ‘T. à Ganda, Flora of Boogaerd der lieflijcke Bloemen ende Vruchten. Amst. 1615. - Den Nieuwen Lusthof Enz. ib. - Bruylofts-bancket. ib. - Spiegel van de Doorluchtige, eerlicke, Cloucke, Deuchtsame ende verstandege vrouwen. Amst. bij Jodocus Hondius 1606. - Allen lang formaat, met platen, in éénen band. (Tusschen de twee laatste werkjes vindt men eenige met eene oude hand geschrevene, gedichten en een twaaftal door J. Goltzius gegraveerde platen, de twaalf maanden voorstellende.)’ Iemand die de twee eerste regels van die opgave las en het bundeltje niet in handen nam, om het zelf te onderzoeken, MOEST de Flora of Boogaerd aan Theocritus à Ganda toeschrijven - En zoo | |
[pagina 21]
| |
deed Schotel, die voor de onder Heinsius' geliefden deknaam uitgegeven Nederlansche werken naar koning Katal. d. II, bl. 331, euterpe d. I, bl. 98-106 en p. cunaei epist., p. 48 verwijst. Nu, alléén op de eerste aangegeven plaats: koning Katal. d. II. bl. 331, is er sprake van een Flora of Boogaerd. Schotel is dus dienaangaande zijn wijsheid gaan putten in den Catalogus der veiling Koning; Blommaert, Angillis, Van Doorninck en Louis Roersch hebben hem rechtstreeks of onrechtstreeks nageschreven en degene die het ontbrekend titelblad wilde teruggeven aan het exemplaar der Emblemata Amatoria, uitg. 1608, dat thans op het Br. Museum berust, heeft het waarschijnlijk gedaan, hoe mis en hoe gebrekkig ook, naar de opgave van het kataloog Koning of naar die uit de Letter- en Oudheidkundige Avondstonden, want, naar het oordeel Mr. R.F. Sharp, schijnt deze tekst in de eerste helft van de XIXe eeuw geschreven. Gezien er nergens een exemplaar van de Flora of Boogaerd door Theocritus a Ganda te vinden is; gezien er, buiten de zeven hooger aangeduide plaatsen, nergens melding wordt gemaakt van zulk een werk; gezien de manier waarop deze zeven vergissingen kunnen verklaard worden, meen ik te mogen besluiten dat, ondanks Schotel, Blommaert, Angillis, Van Doorninck, L. Roersch en den onbekenden schrijver van het Londensche titelblad, Daniel Heinsius onder den deknaam van Theocritus à Ganda nooit een Flora of Boogaerd der lieflijcke Bloemen ende Vruchten te Amsterdam, noch in 1615, noch in 1608, heeft laten verschijnen; dat er alleen maar één verzenbundel zoo geheeten, te Amsterdam in 1615 verschenen, bestaat - en wel de Flora of Boogaerd van Bernardt Ruysschenberch. Gent, febr. '25. C. Debaive. |
|