De Gulden Passer. Jaargang 1
(1923)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||
Nog een nederlandsche Cato-vertaling.In zijn proefschrift: De ‘Disticha Catonis’ in het MiddelnederlandschGa naar voetnoot1) noemt Adr. BEETS 9 (of 8?) gedrukte Nederlandsche Cato-vertalingen opGa naar voetnoot2); Prof. Dr. Willem DE VREESE gaf een aanvulling op die lijstGa naar voetnoot3) en in 1920 bracht de Amsterdamsche Cato-vorscher Dr. M. BOAS het getal der gedrukte Nederlandsche bewerkingen op 19 (of 18?)Ga naar voetnoot4). Binnen kort zal dezelfde geleerde de tweeregelige berijming van BRAND doen kennen, waarvan hij in 1914 het bestaan loochendeGa naar voetnoot5), doch waarvan nu een exemplaar in zijn bezit gekomen is; jaren te voren reeds had ik een exemplaar aangetroffen in de Bibliothèque Nationale te Parijs, om niet te gewagen van een titeluitgaaf in een particuliere collectie te Antwerpen en een herdruk uit het jaar 1721, in het Britsch Museum te LondenGa naar voetnoot6). Op mijn beurt heb ik het genoegen een nieuwe vondst te vermelden. Het is een gewoon schoolboekje, dat in typographisch opzicht niets merkwaardigs oplevert. De titel luidt: DISTICHA || MORALIA, NOMINE || CATONIS INSCRIPTA, || CVM GALLICA ET TEV || tonica interpretatione: Graeca || Planudis conuersione, & || scholijs Des. Eras. || Roter. || Reliqua sequens pagina enumerabit (vignet) ANTVERPIAE, || Apud Henricum Henricium, ad || Coe- || miterium B. Mariae, sub Lilio. || ANNO 1574. || CVM GRATIA ET PRIVILEGIO. Het bevat 79 genummerde bladen kl. 8 vo (sign. A-K); het laatste blad is wit. Fol. 79 v. staat onderaan dit colophon: Louanij, Typis | |||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||
Iacobi Heybergij, Typog. Iurati. Anno 1574. 6 Iulij. Het geheele boekje door zijn er vrij wat drukfouten; vooral de Grieksche accentuatie komt er deerlijk gehavend af. De lof, dien de uitgever zichzelf onder den inhoud toezwaait: Omnia, summa cara diligentiaque excusa, is dus niet ten volle verdiend. Het eenig mij bekende exemplaar berust in het Plantijn-Museum te Antwerpen (nr A 3633); in geen andere bibliotheek van den eersten of tweeden rang in België noch in Holland en evenmin in het Britsch Museum te Londen noch in de Bibliothèque nationale te Parijs heb ik er een kunnen vinden. Schoolboeken hebben trouwens meer kans dan andere om zeldzaam te worden en zelfs geheel te verdwijnen: door de leergierige jeugd worden zij stuk gestudeerd en de boekenliefhebbers schenken er weinig aandacht aan. De inhoud is ongeveer als in de meeste uitgaven van Erasmus' ‘Catunculus’Ga naar voetnoot1), die mij in handen gekomen zijn:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||
Het boekje bevat dus ongeveer dezelfde toevoegsels als vele andere, wellicht de meeste uitgaven van Erasmus' Cato. De zes regels, door Erasmus als voorrede bij de vertaling der Demonicea door Agricola gevoegd, ontbreken. De twee laatste stukjes (fol. 78v.-79v.) integendeel vinden we niet in de uitgaven; Antverpiae apvd Martinum Caesarem, Anno. M.D.XXXIII: Antverpiae, Apud Ioannem Hillenium, in Rapo. Anno M.D.XLIII; Coloniae, apud Heronem Alopecium. AN.M.D,XXIII; Lipsiae excvdebat Nicolaus Faber. Anno M.D.XXIX en tal van andere. De twee laatstgenoemde drukken (1523 en 1529), die geen Grieksch bevatten, behelzen natuurlijk ook den oorspronkelijken tekst der Dicta Periandri niet. De drie laatste stukken (fol 78r.-79v.) ontbreken verder in de uitgaaf Colonie in edibus Quentell. Anno dni M.CCCCC.XV, die daarvoor de ecloga de vita humana van Ausonius (ed. PEIPER, blz. 87-89) geeft. Zij ontbreken insgelijks, om een laatste voorbeeld te noemen, in de uitgaaf Argentorati, ex aedibus Schurerianis Mense Marito. M.D.XVI, waar men in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||
de plaats de Epictetus-vertaling van Angelus Politianus, een tractaat van Plutarchus, een ode van Horatius en bovengenoemde ecloga van Ausonius vindt.
* * *
Het eerste gedeelte van het boekje, de Cato, verschilt van alle overige uitgaven van het Erasmiaansche conglomeraat door de Fransche en de Nederlandsche vertaling, die er bij gevoegd is. Voor de verschillende praefationes alsook voor IV 49 wordt slechts de Latijnsche tekst gegeven met het Grieksch van Planudes en het scholion van Erasmus; de eerste praefatio heeft deze echter niet gemeend te moeten toelichten. De lemmata van Joh. Sturmius zijn in het Latijn alleen. Voor de breves sententiae en de disticha heeft men dus telkens:
Dezelfde schikking dus als in tallooze andere veeltalige Cato's. Om slechts één buitenlandsch voorbeeld aan te halen: Dionysii Catonis Disticha de Moribus ad Filium, Cum Lemmatibus Sturmii, & Graeca Versione J. Scaligeri, Commentariis Illustrata, Ac in Academia Upsaliensi Ann. MDCLXXXI. Ad disputandum proposta: Nunc denuo revisa, ac Versione Svecana & Germanica aucta & in lucem edita a JESPERO SWEDBERG... Upsaliae, Ex officina J.H. Werneri, z.j. bevat voor elk distichon: het Latijnsche lemma, den Latijnschen tekst, het Grieksch van Scaliger, de Zweedsche en de Duitsche verzen en een Latijnschen commentaar. In onzen druk 1574 geven de twee moderne vertalingen meestal slechts een deel van het oorspronkelijke terug, en de moderne rijmpjes blijven beneden het middelmatige. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||
Hier volgen eenige staaltjes van beide bewerkingenGa naar voetnoot1): I 1:[regelnummer]
Dieu est esprit dont (sic) le dois par droicture:
Seruir d'esprit, & conscience pure.
Godt die eenen gheest is, soo ons is beschreuen,
Wilt eeren en lief hebben al v leuen.
I 10:[regelnummer]
Contre vn iaseur, remplit de sot langage,
Iamais ne pren debat, si tu es sage.
Met eenen clappaert altijt te kijuen vreest,
Elck heeft eê tonghe, maer weynich goedé geest.
I 29:[regelnummer]
Soit en cher temps, ou en bonne saison,
Pense tousiours de viure par raison.
Soo wel inden goeden als inden dieren tijt,
Maect dat ghy altijt by maten ghesparich sijt.
II 12:[regelnummer]
Par art magique, ou autre telle chose,
Ne t'enquier point que Dieu de toy propose.
Om tuwaerts te weten Gods wille oft ionste,
Ghebruyct gheen toouerije, noch swerte conste.
III 9 (10):[regelnummer]
Le bon conseil que te donne vn seruant,
Tu dois priser autant que du plus grand.
Indien v dijnen knecht, geeft een alsulcken raet,
Die goet is ende oprecht, siet dat ghy hem niet versmaet.
III 19 (20):[regelnummer]
Laisse crier ta femme en son courroux:
Femme plorant, mal pense à tous les coups.
Ghy moet altijt cleyn achten, ws wijfs woorden ghestoort,
Verschrickende ghedachten, brenghen haer tranen voort.
IV 28:[regelnummer]
De trop louer, trop chauld tu ne dois estre,
A quelque fin l'amy se faict cognoistre.
Wilt prijsen niet te seer, yemants gelaet mignoot,
Een goede vrient met eer, sait tooghen inden noot.
IV 47:[regelnummer]
Toy poure ayant femme de mauuais bruit,
Du faulx amy garde toy qui te suit.
Als ghy niet rijck ghehoudt, en sijt met een wijf vol blamen,
Maeckt dat ghy dien vrient schout, die v soeckt te beschamen.
De naam van den vertaler of de vertalers is niet te vinden. De Fransche bewerking der breves sententiae is gedeeltelijk geheel verschillend van die van den Gentschen drukker Joos LAMBRECHT (1541; zie blz. 135, nr 6), gedeeltelijk is zij plagiaat daaruit; zelfs zijn vier achtereenvolgende sententiae zonder of met geringe verandering in de vertaling van 1574 overgegaan: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||
1541: Antequä voceris, ad consiliû ne accesseris. Ne t'ingere point, d'aller au secret d'aultrui, si tu n'y es appellé. - 1574: Ad consilium ne accesseris, antequam voceris. Ne t'ingere point d'aller au secret d'autruy, si tu n'y se appellé. De Fransche bewerking der disticha is integendeel bijna geheel onafhankelijk van die van Lambrecht. Wel treft men soms in beide dezelfde rijmwoorden aan, b.v. I 10, 1541 langaige, saige; 1574 langage, sage; - I 16, 1541 en 1574 ieunesse, vieillesse. Doch in deze en andere gevallen, geldt het zeer gewone woorden, die door het Latijn aan de hand worden gedaan. Ook een geval van overeenkomst als het volgende: I 18:[regelnummer]
Cùm fueris felix, quae sunt aduersa caueto:
Non eodem cursu respondent vltima primis.
1541:[regelnummer]
Si es heureux en grand' prosperité,
Craigné tousiours mauluaise aduersité.
1574:[regelnummer]
Pense de loing en ta prosperité,
Que suruenir te peut en aduersité.
kan niet als bewijs van verwantschap gelden; de gelijkheid der rijmwoorden is als hierboven te verklaren, en dat slechts de eerste helft van het distichon vertaald is, is in beide bewerkingen een zeer gewoon verschijnsel. Reeds meer verdacht is de overeenkomst in de twee volgende disticha: II 3:[regelnummer]
Linque metum lethi: nam stultum est tempore in omni,
Dum mortem metuis, amittis (sic) gaudia vitae.
1541:[regelnummer]
Ne craignéz point la mort quoy qu'on te die,
Vous perdriéz les soulas de ceste vie.
1574:[regelnummer]
Ne crain la mort: car c'est à toi folie,
De perdre ainsi les solas de la vie.
II 21:[regelnummer]
Quod potu peccas, ignoscere tu tibi noli:
Nam nullum crimen vini est, sed culpa bibentis.
1541:[regelnummer]
Si tu commetz mal, en yuroignerye,
N'accuséz point le vin, mais ta folye.
1574:[regelnummer]
Du mal que fais par ton yurongnerie.
Le vin ne blasme, ains ta propre folie.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||
In één geval kan de verwantschap wel niet betwijfeld worden: IV 39:[regelnummer]
Cede locum laesus fortunae, cede potenti.
Laedere qui potuit, prodesse aliquando valebit.
1541:[regelnummer]
Si les gros gens t'ont faict quelque dommage,
Tu ne fras pas semblant, si tu es sage.
1574:[regelnummer]
Si les puissans, t'ont faict tort ou dommage,
N'en fay semblant: & tu feras que sage.
Nog ecn Fransche Cato-vertaling was in Vlaanderen verschenen: die van LEFÈVRE-GROSNET, welke de reeds genoemde Joos LAMBRECHT zich in 1546 (zie blz. 135 nr 7) op de onbeschaamdste wijze toegeigendeGa naar voetnoot1). Bij één vers zou men geneigd zijn tusschen de berijming van 1574 en die van Jehan LefèvreGa naar voetnoot2) een zekere verwantschap aan te nemen, t.w. III 9 (10):[regelnummer]
Vtile consilium dominus ne despice serui.
LEFEVRE: Se ton servant un bon conseil te donne...
1574:[regelnummer]
Le bon conseil que te donne vn seruant,...
Er bestaan nog zeer enkele aanrakingspunten tusschen beide bewerkingen (I 20; III 18 (19); IV 12), doch telkens geldt het slechts een paar gewone woorden, die een vertaler gemakkelijk in de pen konden komen. Daar beide overal elders geheel van elkander verschillen, schijnt het geraden, ook de zooeven aangestipte overeenkomst aan het toeval te wijten. De Motz dorez van GROSNET en De gulden Vertelsprakê van LAMBRECHT heb ik niet te mijner beschikking, doch het ware wel een ongeloofelijk toeval, zoo de man van 1574 juist die gedeelten had geplagieerd, welke in die twee drukken veranderingen ondergaan hadden. Wij mogen dus veilig besluiten, dat zijn Fransche berijming onafhankelijk is van de Motz dorez en van die, welke Lambrecht onder zijn eigen naam drukte. Of zij zonder behulp van andere, in Frankrijk gedrukte vertalingen tot stand gekomen is, weet ik niet te zeggen: in de Fransche Cato-literatuur ben ik niet thuis. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||
Zijn Nederlandsche rijmpjes, hoe pover ook, heeft de man van 1574 evenmin geheel zonder vreemde hulp klaar gekregen. Bezwaarlijk kan het toeval zijn, dat men op enkele plaatsen dezelfde paar woorden vindt als bij Lieven VAN DEN CRUYCE (1541): I 38:[regelnummer]
Quem superare potes, interdum vince ferendo,
Maxima enim morum semper patientia virtus.
1541:[regelnummer]
Dien ghy verwinnen mueght, wilt somtijts sparen,
Niet beter dan lijdzaemheyt, zonder mesbaren.
1574:[regelnummer]
Dien ghy verwinnê moecht ende doen groot leyt,
Dien maect lieuer te winnen met lijtsaemheyt.
II 11:[regelnummer]
Aduersus notum noli contendere verbis...
1541:[regelnummer]
Kijft met dijn vriêdt niet,...
1574:[regelnummer]
Met uwen vrient kijft niet...
IV 18:[regelnummer]
Cùm sapias animo...
1541:[regelnummer]
Hebdy goet verstand...
1574:[regelnummer]
Nu ghy hebt goet verstant...
Met De gulden Vertelsprakê van Joos LAMBRECHT (1546) vertoont de vertaling van 1574 treffende gelijkenis, op plaatsen waar gene het oorspronkelijke nog al vrij weergeeft: I 1:[regelnummer]
... nobis vt carmina dicunt
1546:[regelnummer]
Alzoo wij vindê wel beschréven
1574:[regelnummer]
... soo ons is beschreuen.
II 9:[regelnummer]
Consilio pollet, cui vim natura negauit.
1546:[regelnummer]
Die van naturen heeft cleyne maght
Magh zijn subtijl, côst gaet voir craght.
1574:[regelnummer]
Sulcke hebben wijsheyt en const voor haer crachten.
II 31:[regelnummer]
Somnia nec cures: nam mens humana quod optat
Cum vigilat, sperans per somnum cernit idipsum.
1546:[regelnummer]
Der droomen zuldy achten niet
Want alsmê tsdaeghs iet hoord of ziet
Datmen wenscht of heift vercoren
Dat côt den mensche tsnachts te voren,
1574:[regelnummer]
Het droomen niet en, acht want dat thert heeft vercoren,
Dat compt hem in den nacht, al slapende te voren.
De bewerking van 1574 hangt meer van die van Lambrecht dan van die van Van der Cruyce af; mijn aanteekeningen uit De gulden Vertelsprakê, waarvan slechts één exemplaar bekend is (Univ. Bibl. Amst.) laten me echter niet toe, den graad dier afhankelijkheid nader te bepalen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||
Andere dan de twee genoemde Nederlandsche bewerkingen schijnt de vertaler van 1574 niet gebruikt te hebben.
Van het boekje van 1574 bestaat een herdruk met adres en jaartal: Lovanii, Apud Rutgerum Velpium, Bibliopolam Iuratum, sub Castro Angelico. Anno 1577. Bijna altijd is de eerste druk bladzijde voor bladzijde trouw weergegeven; zelden komt iets op eene andere bladzijde te staan; de herdruk bevat dan ook juist zooveel bladen als de eerste uitgaaf. De eenige eigenaardigheid welke hij oplevert - afgezien van de drukfouten, vooral in het Grieksch - is, dat voor het Nederlandsch civilité-letter gebruikt werd. Ook deze herdruk is in de Nederlandsche Cato-literatuur onbekend; ik heb er insgelijks maar één exemplaar van gevonden (Kon. Bibl. Brussel, V.H. 15381.8o); het is samengebonden met eenige Latijnsche. vooral theologische werken uit de XVIe eeuw.
* * *
Door die dubbele vondst is het getal der bekende Nederlandsche Cato-drukken in Zuid-Nederland tot het einde der XVIe eeuw op 9 (of 8?) gebracht:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||
Na 1600 bestaan er, voor zoover ik weet, slechts 4 Zuid-Nederlandsche drukken meer:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||
Vóór de XVIIe eeuw is integendeel geen enkele Noord-Nederlandsche druk van een Nederlandschen Cato bekendGa naar voetnoot1), maar van toen af en bijna twee eeuwen lang werden in Holland des te dapperder Nederlandsche Cato's vervaardigd, geplagieerd, gedrukt en vooral herdrukt. Een laatste berijming verscheen aldaar in 1835. Eerlang hoop ik een lijst van alle mij bekende Nederlandsche Cato-drukken uit te geven, met aanduiding van één of meer vindplaatsen. Zij vermeldt thans 65 (of 64?) drukkenGa naar voetnoot2) van 22 (of 21?)Ga naar voetnoot3) verschillende vertalingen en het lijdt geen twijfel, dat zij onvolledig is. Niettemin zal zij reeds de groote rol doen beseffen, welke de Disticha met hun plat-huisbakken wijsheid in het onderwijs en de opvoeding der Nederlandsche jeugd hebben gespeeld; want verreweg de meeste dier boekjes waren voor het schoolgebruik bestemd. In dit opzicht ware ook gewenscht: een lijst der Cato-drukken, die hier te lande zonder Nederlandsche vertaling werden uitgegeven. A. GEEREBAERT S.I. |
|