Een liedeken van de ‘Violieren’ op den vrede te Cateau-Cambrésis.
Op 3 April 1559 werd, na de schitterende overwinningen van Egmont te St. Quentin en Gravelines, de vrede gesloten tusschen Filips II en Engeland eenerzijds, en den koning van Frankrijk Hendrik II anderzijds, te Cateau-Cambrésis, een kleine stad in het Noorden van Frankrijk.
Dit tractaat stelde een einde aan een oorlog, waarvoor onze provintiën zich zonder eenige geestdrift veel geldelijke opofferingen moesten getroosten, en wij kunnen dus best begrijpen, dat er bij die gelegenheid in onze voornaamste steden heel wat vreugdebedrijf plaats greep.
Te Mechelen werden groote feesten ingericht, waarover G.J.J. Van Melckebeke ons allerlei mededeelt in zijn Geschiedkundige aanteekeningen rakende de Sint-Jans Gilde (1862).
Te Antwerpen werd de vrede gevierd van 9 tot 18 April, met een reeks openbare vermakelijkheden, waarover wij tal van bijzonderheden vinden in Papebrochius' Annales Antverpienses (II, 453), ontleend aan Caukerkius. Mertens en Torfs geven in hun Geschiedenis van Antwerpen (IV, 263) dienaangaande dezelfde inlichtingen.
Buiten het verlichten van den O.L.V. Toren met driehonderd brandende lantaarnen; het oprichten van triomfbogen, standbeelden en kasteelen, waarbij de Florentijnsche, Genueesche, Duitsche, Spaansche en Engelsche kooplieden zich onderscheidden; het uitdeelen aan het volk van stoopen wijns en op de straten aan het spit gebraden ossenvleesch; mastklimmingen en hardloopen voor vrouwen; enz., waarover de aangehaalde werken gewagen, lieten de dichters zich ook niet onbetuigd.
Jonker Jan van der Noot heeft o.a. in zijn eigenaardig en verdienstelijk bundeltje Het Bosken, naast een Ode ‘Aen den H. Van der Noot, Heere van Carloo, & c.’, die den Graaf van Egmont te Grevelingen redde, toen diens paard onder hem doodelijk gekwetst was, een Rondeel laten verschijnen op den Vrede van Cateau-Cambrésis: Van de Peys tusschen Ph. Coninck van Spaengien, Hertoch van Brabant, & c en Hend., Coninck van Vranckrijck.
De Coussemaker gaf in zijn Trois chants historiques (1854 blz. 20-24) naar een handschrift uit de 17de eeuw ook een Liedeken