De Gulden Passer. Jaargang 1
(1923)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Antwerpsche drukkersmerken
| |
Jan Roelants
| |
[pagina 65]
| |
Op zijn beurt vond dela Montagne het merk in; ⁌ Een costelijk tractaetken inhoudende dye kennissen oorsake ende rechte genesinge des Steens... door den gheleerden ende experten Doctoor Gualterus Rijf Medecijn der Stadt van Straesborch.... Antw. Jan Roelants, 1553, in 4oGa naar voetnoot1). Ook dit blijkbaar zeldzame boekje, mochten we tot nu toe niet ontdekken. I. - Drukkersmerk van Jan Roelants, in Een schoon suyverlick boecxen... Antw. 1553.
Van uit een kunsthistorisch standpunt, biedt dit sierlijke merk echter ook een buitengewoon belang. Reeds bij den eersten aanblik herkent men in deze fraaie houtsnede, met een zoo ongemeene vastheid uitgevoerd, met dien zeldzamen zin voor sober, decoratief effect, in dien krachtig geteekenden boom, in het los golvende lint met de spreuk Amor vindt omnia, in die zoo gemakkelijke blad- | |
[pagina 66]
| |
vulling, het werk van een artist van meer dan alledaagsche bedrevenheid. Geen twijfel mogelijk, we staan hier wel degelijk voor een werk van een der beste houtgraveurs der XVIe eeuw. Een vergelijking van dit merk met het andere door Jan Roelants gebruikt in Die Institutie ende Leeringe van een Christelycke Vrouwe door Joannes Ludovicus Vives, Antwerpen, 1554, in 8oGa naar voetnoot1)II. Drukkersmerk van Jan Roelants.
(v. Havre, II, nr 1.) (zie plaat II), een zinnebeeldig figuur van het geloof, met lossen veerkrachtigen stap oploopend onder een sierlijke arcade, bracht ons tot de zekerheid dat beide merken wel van dezelfde hand moesten zijn. | |
[pagina 67]
| |
Wanneer wij ons vervolgens de vraag stellen, wie, in de jaren 1530 tot 1570 ongeveer (arbeidsperiode van Jan Roelants) de bekende graveurs waren die uitgeversmerken voor Antwerpsche typografen leverden, dan blijven we stil staan bij de namen van Dirk Vellert en Jan Swart. En het losse, zwierige karakter van bovenstaand merk van 1553 (plaat I) neigt vooral naar Vellert. Dit vermoeden werd ons bevestigd bij herlezing van de hoogstIII. Drukkersmerk van Michiel Hillen van Hoogstraeten (v. Havre, I, nr 4).
Antwerpschen schilder en plaatsnijderGa naar voetnoot1), aan wien hij o.a. toeschrijft een drietal merken van den Antwerpschen drukker Michiel Hillen of Hillenius van Hoogstraeten, nl. een naakte Tempus met een sikkel en een slangGa naar voetnoot2) (zie plaat III), en een andere die zijn kind verslindtGa naar voetnoot3), welke in twee verschillende formaten voorkomt (zie platen IV en V). De stijlverwantschap tusschen deze drukkersmerken van Hille- | |
[pagina 68]
| |
IV. - Drukkersmerk van Michiel Hillen van Hoogstraeten. (v. Havre I, nr 6).
V. Drukkersmerk van Michiel Hillen van Hoogstraeten (v. Havre, I. nr 5).
| |
[pagina 69]
| |
nius en de twee van Roelants is treffend: men vergelijke b.v. maar alleen den boom die voorkomt op den tweeden Tempus van Hillenius (pl. IV) met dien van het eerste Roelants-merk van 1553 (pl. I). Maar de schoonheid van het andere reeds bekende merk van Roelants van 1554 (pl. II) is ook aan Beets niet ontsnapt. En ‘in die rijkgetooide Fides onder een boog waar groote acanthus-s-spiralen de hoeken vullen’ heeft de geleerde Amsterdamsche kunsthistoricus bij den eersten blik een werk van Dirk Vellert meenen te herkennenGa naar voetnoot1). Al deze vergelijkingen brengen ons dus tot dit besluit: zoo de Fides van Roelants, en de eerste en de tweede Tempus van Hillenius houtsneden zijn van Dirk Vellert (en daaromtrent rust het vermoeden van Beets op zeer vaste gronden), dan is ook de boom met de spreuk Amor vindt omnia een nog onbeschreven prentje van dezen merkwaardigen kunstenaar. | |
Christoffel Plantin.Het hierbij gereproduceerde Plantijnsche drukkersmerk (plaat VI), is aan van Havre niet onbekend gebleven: hij nam het op in deel II, Plantin, nr 27Ga naar voetnoot2). Van de menigvuldige houten merken die de beroemde Antwerpsche aartsdrukker in zijn boeken gebruikte, is dit echter een van diegene, die al dadelijk treffen door een zeer persoonlijken stijl, in de opvatting, in de samenstelling en in de graveertechniek. Het wijkt geheel af van de veel malscher, veel zwaarder uitgevoerde houtsneden der Antwerpsche graveurs, die gewoonlijk voor de drukkerij van den ‘Gulden Passer’ werkten, en als zoodanig staat het dan ook geheel alleen. De zoo eigenaardige versieringstrant van ‘putti’ en opgerolde cartouchen, de uiterst fijne dune arceeringen, die aan het geheel een eenigszins grijze tint bijzetten, zoo sterk afstekend tegen den weelderig-zwoelen stijl der Antwerpsche xylografen, en daarbij ook dit eenigszins raadselachtige stadspanorama op den achtergrond van het middenveldGa naar voetnoot3), | |
[pagina 70]
| |
alles schijnt er, dunkt ons, op te wijzen dat dit merk toe te schrijven is aan een niet-Antwerpschen kunstenaar. Dit vermoeden was bij ons reeds bijna zekerheid geworden, toen wij het merk vermeld vonden in den Illustrierter Katalog der Ornamentstichsammlung des Oesterreichischen Museums fürVI. Drukkersmerk van Christoffel Plantin.
(van Havre, II, Nr 27) Kunst und Industrie, Erwerbungen seit 1889, bearbeitet von Franz Ritter (Wien 1909)Ga naar voetnoot1). Daar was het zonder aarzelen toegewezen aan Tobias Stimmer, den Zwitserschen illustrator en glasschilder, geboren te Schaffhausen in 1539, gestorven in 1582. En | |
[pagina 71]
| |
dit op grond van het monogram van Stimmer, de in elkaar gestrengelde letters TS, welke op het Weensche exemplaar voorkwamen, nl. op den voorsten zijkant van den platten steen, waarop de passer een cirkel trekt. Dit monogram komt echter niet voor noch op het origineele houtblokje, dat nog steeds in het Museum Plantin-Moretus bewaard wordtGa naar voetnoot1), noch op de afdrukken welke de Plantijnsche bibliotheek van dit merk bezit, nl. op de laatste blz. van het Thesaurus Theutonicae Linguae, Antv. Plantin, 1573. Toen wij in September 1922 het Weensche exemplaar onder-zochten in bijzijn van den heer Franz Ritter, conservator van het ‘Oesterreichisches Museum f. Kunst u. Industrie’, toen bleek het dat bedoeld monogram daar met de hand was op aangebracht. Hetgeen wij dus in zekeren zin als een soort vervalsching konden aanzien, moest echter beschouwd worden als de daad van een argeloozen, maar dan toch scherpzienden verzamelaar, die in bedoeld werk terecht den stijl van Tobias Stimmer had herkend. Want dat deze inderdaad de teekenaar, zooniet de graveur, was geweest, dit werd ons weldra bewezen door nadere vergelijking met andere wèl gemonogrameerde prenten van Stimmer: dezelfde versieringstrant, dezelfde motieven, dezelfde fijne, grijze techniek. De vraag rees nu echter: hoe was Christoffel Plantin in bezit gekomen van een voor zijn drukkerij door den Zwitser Tobias Stimmer gegraveerd merk met den passer? Dat Plantin het aan Stimmer zou besteld hebben, dit moest alvast worden opzij geschoven. Vooreerst was het al niet waarschijnlijk, dat hij, die hier te Antwerpen zoovele bekwame teekenaars en graveurs te zijner beschikking had, zich zou hebben gewend tot een kunstenaar die ver van hier in Duitschland verbleef. En waarom zou hij eventueel maar dit ééne merk alléén en verder geen andere boekversieringen aan dezen vreemdeling hebben besteld? De oplossing van het kleine raadsel werd ons echter weldra door de Plantijnsche archiefstukken veropenbaard. Toen Jan Moretus in 1572 te Frankfort was voor de jaarlijksche boekenmesse, toen schreef hij dd. 12 September aan zijn schoonvader Plantin het volgende;
Depuis le present escript le Sr Bernard Jobin tailleur de figures a Strasborgh est venu vers moij et m'a baillé une marque taillee en buis dont je vous envoye | |
[pagina 72]
| |
icij une monstre disant qu'il la avoit taillee pour la vous donner priant que la prinsiez en gré etc. et si luij en bailliés quelque chose encontre qu'il estoit content, sinon que il seroit joyeulx d'entendre qu'elle vous pleust, et n'a faict sinon a playsir la ditte marque a cause que vous estes tel Imprimeur etc. Je luy aij donné ung Monumenta MontaniGa naar voetnoot1) luy disant que ne les baillois en recompense mais que vous avec le temps le recognoisseriés envers luij etc.Ga naar voetnoot2).
Het schijnt ons niet vermetel te beweren dat de hier bedoelde ‘marque taillee en buis’ geen ander is dan datgene wat we hebben herkend als een werk van Tobias Stimmer. Weliswaar wordt de Straatsburgsche drukker-uitgever Bernard Jobin door Moretus in zijn brief ‘tailleur de figures’ genoemd, en hij beweerde tevens dat hij het zelf had gegraveerd om het den grooten confrater Plantin als een blijk van hulde aan te bieden. Stimmer's naam schijnt Jobin daarbij zorgvuldig verzwegen te hebben. Maar het is bekend dat Stimmer als boekillustrator zeer veel voor Jobin heeft gewerkt. Het schijnt daarbij ook vast te staan dat hij zelf nooit de graveerstift ter hand heeft genomen, maar dat zijn teekeningen in hout werden gestoken door bekwame ‘Formschneider’, wier monogram dan ook meestal naast dit van Stimmer zelf op diens prenten voorkomt. Nu ligt de slotsom immers voor de hand: Bernard Jobin de drukker heeft aan zijn gewonen teekenaar Tobias Stimmer de teekening van een Plantijnsch drukkersmerk besteld; als ‘tailleur de figures’ heeft hij het zelf alsdan in hout gesneden, om het blokje te Frankfort in 1572 aan Plantin via Moretus ten geschenke te geven. Reeds het jaar nadien, in 1573, werd het mooie drukkersmerk gebruikt in de uitgave van het Thesaurus Theutonicae Linguae. | |
Govert Back
| |
[pagina 73]
| |
VII. - Drukkersmerk van Govert Back. 1499.
samengesteld uit twee afzonderlijke blokjes, het eene met de vogelkooi, en het andere met een schild waarop de letters G B. Dela Montagne kende dit merkje slechts door de vermelding van du Puy de MontbrunGa naar voetnoot1). Wij vonden het terug in den volgenden druk van Back: DIT NAERUOLGHENDE zijn de voormen en̄ ghelikenissen vēdā pennigā || vē goudā en̄ zeluerā diemā vē nv voortdan mūtā || zal vēdā seluā ghewichte en̄ alloye als zij voren gheweest hebbā binnā allen den mūten || mijns ghenadichs heerā des eertshertoghen vē oostrijc ec Niet ieghenstaende der ver || anderinghe vēdā pointā/ gheordineert inde maent vē sporkele Int iaer. M.CCCC.XCIX. in 4oGa naar voetnoot2). Hetzelfde muntenblad vertoont ook een tweede merk, weerVIII. Drukkersmerk van Govert Back.
een variante op het bekende ‘vogelhuys’ dat hier door twee ‘putti’ wordt gedragen. (pl. VIII) Het komt ook voor in: Questiones natu || rales arestolis ⁛ || De varijs corporum humanorum dispositiōb9 .|| audientibus valde suaues || hsn. Aristoteles onder een boom. NAT. I.4|| in fine: ⁌ Expliciūt questiones naturales arestotilis. || Imp̄sse Antwerpie per me Godfridum Back. || hsn. drukkersmerk. Z.j.c. 1505Ga naar voetnoot3) Dit laatste merk werd reeds gereproduceerd door Nijhoff in zijn Art typographique II. 7. A.J.J. DELEN. |
|