Jhr. E.J. VAN LIDTH DE JEUDE
satie zoo nauwkeurig mogelijk te benaderen en vast te leggen. En onder de meer dan duizend korte verhalen van zijn hand zijn er enkele, die een vergelijking met de Maupassant doorstaan kunnen. Het is mogelijk om uit die overrijke productie een goede keuze te maken. Dit zou moeten gebeuren. Maar het Nederlandsche publiek wenscht geen verhalen in boekvorm te lezen, ook al zijn ze nog zoo geestig, ook al zijn ze nog zoo rijk aan vernuft en levenswijsheid. Verder zou er een bloemlezing uit de tooneelstukken in één bedrijf, welke Lidth in 1917, '18 en '19 geschreven heeft, gemaakt moeten worden. Maar het Nederlandsche publiek wenscht geen tooneelstukken in boekvorm te lezen, ook al zijn ze ... De volkomen afwezigheid van iedere litteraire pretentie bij Lidth - een van de charme's van zijn persoonlijkheid - behoeft toch geen reden te zijn om onze litteratuur voor goed een tweetal vriendelijke en vermakelijke boeken te onthouden! Ik heb hem herhaaldelijk aangespoord om eens een schifting te maken in de angstwekkend aangroeiende massa van zijn drukwerk. Maar altijd antwoordde hij, dat hem de lust en de moed ontbraken om in dat verleden te gaan rommelen. Hij was zoo geheel vrij van eerzucht en ijdelheid, dat hem dit een even nuttelooze als pijnlijke moeite leek.
Lidth debuteerde, als ik het wel heb, met een verhaal in ‘De Haagsche Post’, een bekroonde inzending op een prijsvraag. In den beginne schreef hij voor zijn puur plezier uit den rijkdom van zijn herinneringen. Later dwongen de omstandigheden des levens hem tot geregelden litterairen arbeid. Met een onverstoorbare opgewektheid maakte hij van wat zijn genoegen was een broodwinning. En zijn werklust en werkkracht kenden geen grenzen. Maar altijd, in zijn jeugd zoowel als in de jaren van zijn rijpheid, gaf hij meer aandacht aan het leven, aan zijn leven, dan aan de verbeelding ervan. Hij ging zóó met hart en ziel op in de vreugden en in de kwellingen van dit bestaan, hij had het zoo druk met doèn, hij werd zoo in beslag genomen door geluk en leed, door genot en angst, dat hem geen tijd, geen lust, geen energie meer over bleef voor de meditatie en het langzame opbouwen van een werkstuk. Hijzelf was de eerste om dat te erkennen; niet om het te betreuren, want hij aanvaardde zich zelf zooals hij was en hij voelde heel goed, dat er bij hem tegenover litteraire tekorten vele menschelijke compensaties stonden. Wanneer men Lidth uitsluitend naar zijn geschreven uitingen beoordeelt, doet men hem onrecht; wanneer men hem beoordeelt naar een oppervlakkigen omgang doet men hem ook onrecht. Hij was meer, oneindig meer dan een amuseur. Ik heb in tal van ernstige omstandigheden des levens Lidth kunnen gadeslaan en ik heb ervaren, hoe achter zijn joviale toon en zijn blague een warme, eerlijke humaniteit stak en hoe zijn humor een diepe melancholie verborg.
Alle feilen die de criticus in het werk van Lidth kan ontdekken veranderen niets aan dit ééne groote feit, dat hij in dit leven en après tout ook in onze litteratuur een aparte, levendige, boeiende persoonlijkheid was, in staat - er is geen zekerder waardemeter voor een mensch - om vriendschap te wekken en te behouden.
J. GRESHOFF