Een Aarts-rebel
Alexander Cohen, In opstand. - Amsterdam, Andries Blitz.
Met angst en beven ziet men de toekomst tegemoet en de kapitalist, die het eigenlijk niet meer is, maar graag dien schijn uit het met hoog dividend gezegend verleden ophoudt, bibbert als hij leest van relletjes, hetzij bij de bevriende naties over de grens, hetzij hier bij het eigen vreedzaam volk, dat ook een beetje modieus mee wil doen bij volkomen gemis aan besef in welk paradijs de zoo graag beklaagde proletariër hier leeft, vergeleken bij zijn klassegenoot aan den anderen kant van de landsgrens.
‘Wat mot ervan terecht komme?’ is de hoofdschuddende vraag aan menige bittertafel of bij het napraatje op het bridgeavondje. Is men echter vergeten, dat men in de 90'er jaren ook leelijk in de rats zat, toen de socialisten zoo raar begonnen te doen en de anarchisten nogal eng met bommen tekeer gingen? Het was benauwend. Vooral in Parijs. Vaillant, Emile Henry, Ravachol, Caserio, hun namen van succesvolle bommenwerpers zijn thans wat vergeten, doch de nette burgers hebben toentertijd doodsangst voor hen uitgestaan. De hoofden dier onruststokers kwamen door toedoen van een loot uit de stam Deibler in een mand met zaagsel terecht en de internationale samenleving ontwikkelde zich langs den vreedzamen ‘temps des équipages’ tot de wederzijdsche moord-in-het-groot als vereerde heldendaad ging gelden en vanwege de diverse gekweekte vaderlandsliefdes eenige millioenen menschen zonder Deiblers hulp, maar met die van Krupp of Guizot werden opgeruimd.
De anarchisten zijn vergeten, doch thans is men bevreesd, wat de helden als Baars of Lou de Visser of Hitler in hun schild voeren om van pacifisten als ‘le bon Herriot’ te zwijgen. In Moskou schijnt het burgerboordje weer in eere te zijn hersteld. Dat geeft
DE ANARCHIST
Houtsnede van G. Rohner uit ‘In opstand’
DE EIFFELTOREN
Houtsnede van G. Rohner uit ‘In opstand’
hoop, dat bij een mogelijke revolutie in hoofdzaak de winkels in heerenartikelen het zwaar te verduren zullen hebben.
Wanneer men het boeiend relaas leest van Cohens levenservaringen, dan krijgt men den indruk, dat het er eigenlijk in de 90er jaren gevaarlijker uitzag dan thans, al schonk toen een baisse niet ieder zulk een onbehagelijk gevoel.
Een paar jaar geleden vestigde deze uitermate buitenissige Fries weer de aandacht op zich bij het verschijnen van zijn markanten bundel ‘Uitingen van een reactionnair’. Thans liet hij het eerste deel verschijnen van zijn levensherinneringen. Het slot doet verwachten, dat andere deelen zullen volgen. Men kan deze slechts met spanning tegemoet zien, omdat deze wonderlijke rebel, deze geboren recalcitrant behalve over een onverbeterlijken kwajongensgeest ook over een meesterlijke pen beschikt. Eenmaal met hem het zonnelooze geboortehuis aan de Meelbrug te Leeuwarden betreden hebbende kan men het boek niet neerleggen voor men via al zijn recht-tegen-de-keer-in-gaan, zijn koloniale leven, grootendeels in cachot en ‘aan de kogel’ gesleten, via zijn oplaaiend anarchisme onder Domela Nieuwenhuis, zijn ‘majesteitsschennis’ en oprechte waarheidsliefde, zijn brandende passie voor Parijs, waar hij naast Zola, Louise Michel, Lugné Poe, Briand e tutti quanti ook de nor leerde kennen, voor men na al die vaak voor het slachtoffer minder prettige, maar voor den lezer zeldzaam boeiende levenservaringen aan het slot van dit deel met den uit drie landen verdreven balling de nachttrein Southampton-Londen verlaat en in druilregen en mist uitstapt in het ‘pretty London’. Vol eerbied voor dezen ‘kerel’, dit door alles heen sterke, stuursche karakter, dat zich met één enkel dun blaadje voor den mond het leven heel wat makkelijker had kunnen maken, legt men dit van het begin tot het einde onderhoudende boek neer. Bij de ouderen moet het veel herinneringen wakker roepen en den jongeren geeft het een kijk op een zeer na verleden, dat zij nergens anders zoo scherp, zoo fel belicht kunnen vinden. Vooral de
ongeloofelijke toestanden in de strafkolonie