Jacques Perk
1881 - 1 november - 1931
IN November 1881 heeft Willem Kloos een In memoriam aan Jacques Perk gewijd, dat aldus eindigt:
‘Thans is hij daar, waar zijn meesters zijn; zijn fouten waren de onvolkomenheden, die zijner jeugd aankleefden - laten wij ons dan zijn beeld voor oogen houden en streven naar de hoogte, waarheen hij ons den weg heeft gewezen.’
Het beeld van Perk heeft Kloos steeds voor oogen gehouden en na dit In memoriam is het monumentale, klassieke proza gevolgd, dat de inleiding vormde tot de uitgave van Jacques Perks gedichten. Hoe vaak heeft Kloos niet in de 50 jaren na den dood van den dichter voor hem getuigd en gestreden. Onvermoeid heeft hij zijn werk verklaard en verdedigd. En thans is bijna een geheele aflevering van De Nieuwe Gids aan zijn jongen vriend gewijd. Zelf opent Kloos met een aantal sonnetten, Denkend aan Jacques Perk, waarop een Fransch vers van Mathilde volgt, dat zij in het poëzie-album van Dora Perk heeft geschreven. Drie brieven van Perk aan zijn vriend den tooneelspeler A. Ising Jr. volgen.
Hélène Swarth stond drie gedichten af ter nagedachtenis aan Jacques Perk, waarvan het laatste geschreven is op het schutblad der Gedichten van Jacques Perk te Brussel op 14 Augustus 1883. Het slot van deze terzinen luidt:
Sonnetten, kleine, parelreine zangen,
Gelijk Petrarca voor zijn Laura dichtte,
Hebt gij gebeeldhouwd in uw zielsverlangen -
Blank monument, dat Schoonheidsliefde stichtte,
Een zuilenrij omkransd van groenen lauwer
- Symbool van 't Leven, waar de Dood voor
Op 't graf eens dichters blikt de hemel blauwer.
Augusta Peaux heeft een aardige herinnering aan Perk opgehaald uit omstreeks 1870, waaruit blijkt, dat hij een echte jongen was.
Van de andere bijdragen is vooral belangrijk het artikel van den Zuid-Afrikaan J.F. Marrais over Jacques Perk en Lamartine en van jhr. W. van Lennep over Jacques Perk en de Religie.
Waar ik bijzonder de aandacht voor vraag is de bijdrage van dr. P.H. Ritter Jr. over Jacques Perks verwanten. Wel is waar heeft natuurlijk Ritter Perk zelf niet gekend, maar hij kende wel de familie Perk en logeerde langen tijd bij Perks lievelingszuster Dora. Daar heeft hij veel over den dichter gesproken en ook verschillende documenten ontvangen, waarvan hij hier eenige overdrukt. Het zijn juist deze onuitgegeven geschriften, die de familie en kennissen nog blijken te bezitten, welke een aardigen kijk geven op de figuur van Perk. Hoe een heel anderen indruk maakt hij op ons, als we zijn vroolijke brieven lezen en daarom zou het heel jammer zijn, als die brieven, verzen en andere documenten verloren gingen, zonder dat men er kennis van heeft kunnen nemen.
Heeft dr. J.P. Boyens niet in zijn proefschrift over mr. Carel Vosmaer medegedeeld, dat de brieven van Kloos en Perk aan Vosmaer uit het Vosmaerarchief verdwenen zijn? Blijkbaar heeft de familie Vosmaer ze vernietigd en als dr. Greebe ze niet bijtijds gecopieerd had zouden we deze, zeker belangrijke, correspondentie over de uitgave der gedichten van Perk en van den jong-gestorven dichter aan Vosmaer niet meer kunnen raadplegen.
Dr. Aeg. W. Timmerman heeft in de N.R.C. van 31 October jl. fragmenten uit brieven en een sonnet gepubliceerd, door Perk aan en voor v.d. Goes geschreven. Dr. Ch. van Deventer drukte in De Gids brieven van Perk af en dr. Greebe in zijn boek onuitgegeven gedichten. Zoo zal er wel meer zijn: de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam bezit brieven van hem; het Gemeente archief van 's-Gravenhage eveneens. Al die kleine briefjes, al die eenvoudige documenten doen ons den mensch Perk beter kennen. Reeds in de aflevering van Juli 1897 van De Vlaamse School reproduceerde Pol de Mont eenige portretten van Perk en een paar regels door hem in 1868 en 1877 geschreven, die een typischen kijk geven op den geest van dezen merkwaardigen mensch.
Zou alles niet verzameld kunnen worden en in chronologische volgorde uitgegeven? De litteratuur over Perk zou met een belangwekkend document verrijkt worden.
G.H. 's-GRAVESANDE