Muzen en correctie
Hooggeachte Heer Redacteur,
Het kan ù zeker niet onbekend gebleven zijn, dat de heer J. Greshoff nog al eens een hooge toon aanslaat, om niet te zeggen: een groote mond opzet. Die heer moest, vóór hij anderen aanvalt, eens naar zichzelf kijken. Ik zie n.l. in ‘Helikon’ No. 3 een gedichtje van zijn hand: ‘Tot een Clowntje van Tijtgat’, waarin hij tot twee maal toe schrijft l'équière in plaats van l'écuyère. En iemand met een zoo onvoldoende kennis der Fransche orthografie, wil zich een oordeel over Fransche letteren aanmatigen: foei!
Met groote hoogachting en dank voor de plaatsing,
Uw dw.
J. GRESHOFF
Schaerbeek, 3 Maart 1931.
Tot onze spijt zijn wij het met uw oordeel over den heer Gr. niet eens, weliswaar wel wat deszelfs mond betreft, doch niet voorzoover zijn oordeel over Fransche letteren aangaat. Wij achten hem daartoe volkomen competent, weshalve wij op zijn langdurige medewerking in deze rekenen.
Uw pietluttige haaiachtige vitterij over een schoolrijdster met qu of cuy doet niets aan die competentie af, doch bewijst veeleer, dat het op den Helikon onder de correctie voerende muzen een pan is, waarschijnlijk teveel afgeleid door het mannelijk schoon van den speelschen heer Stols.
Die dames zijn nogal slordig, zooals ook Helikon No. 2 bewijst, daar men blijkbaar op dien zangberg Sesam voor 'n Ninon de Lenclos, of Mata Hari houdt, op wie men een hartelijk prosit uitbrengt.
RED. D.G.W.