Den Gulden Winckel. Jaargang 29
(1930)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Onze Gepatenteerde Zederechter en Beëedigd MoralistHET proces tegen een weekblad, ‘De Zwarte Kat’ genaamd, dat - als men de magistratuur gelooven mag - een verderfelijken invloed op de jongelingschap uitoefent, heeft een vermakelijke episode gehad.Ga naar voetnoot*) Beklaagde's advocaat, die blijkbaar een grootebroer noodig had, heeft niets beters weten te vinden dan om den ouden heer Borel van ‘Het Vaderland’ er bij te halen. Die - het zijn mìjn woorden niet, gelukkig! - beschouwd moet worden als een specialiteit op het gebied der pornografie. Allerliefst, niet waar? Mij doet het onweerstaanbaar denken aan den boer uit Perigord, die er met een zwijn aan den lijn op uit trekt om truffels te zoeken. Waarom, weet ik natuurlijk niet. Een advocaat uit Zuid-Holland heeft niets van een boer uit Perigord en de truffel is veel te smakelijk om met het weekblad ‘De Zwarte Kat’ vergeleken te worden. Maar men heeft nu eenmaal soms van die vreemde, onverklaarbare associaties van gedachten en beelden. Overigens prefereert de oude heer Borel van ‘Het Vaderland’ ‘De Zwarte Kat’ boven ‘De Zondaar’ van Alie Smeding en ‘Jij en Ik’ van mevrouw Edith Werkendam. D.w.z. op het gebied, waarop de oude heer Borel specialiteit is. De litteraire waarde van al deze geschriften blijft buiten bespreking. Het werkje van mevrouw Werkendam heb ik niet gelezen en zal ik niet lezen. Maar de ‘Zondaar’ ken ik. Het is een stom-vervelende, gerekte ethische verhandeling; een roman (als roman mislukt) met een zedelijke strekking, welke er duimen dik opligt. Om die strekking duidelijk te doen uitkomen, geeft de schrijfster eenige voorbeelden van wat er gebeurt voor verschrikkelijks, wanneer men afwijkt van het rechte pad der deugd. En het spreekt van zelf dat deze voorbeelden onstichtelijk zijn, onstichtelijk moeten zijn, om het bedoelde effect te kunnen hebben. Wie ‘De Zondaar’ pornografie noemt is, ter keuze: òf zeer dom, òf te kwader trouw, òf een grijsaard met de mentaliteit van een schooljongen die vieze woorden in zijn dictionnaire zoekt. En zeker heeft hij nooit een ‘echt’ pornografisch werkje ter hand genomen! Er zijn menschen die bezwaar hebben tegen een krachtig en rond uitgesproken meening. En het is inderdaad niet netjes om precies te zeggen wat men denkt. Ik voor mij heb echter nog méér bezwaar tegen lasteraars, die insinueeren dat het een schrijfster om vuilschrijven te doen is, terwijl dat manifest NIET waar is, terwijl ieder eerlijk en verstandig mensch weten kan, wanneer hij onbevangen leest, dat de bedoelingen van die schrijfster, integendeel, moraliseerend zijn. Het is niet mijn wensch om ‘De Zondaar’ als kunstwerk te verdedigen. Het is onverdedigbaar. Het eenige wat ik beweer is, dat het boek met pornografie - goddank voor de pornografie! - niets, maar dan ook heelemaal niets, te maken heeft. Wie zoo volkomen onmachtig is om uit een geschrift op te maken, wàt de schrijver gewild heeft, lijkt mij niet de aangewezen man om als kriticus zedelijke en aesthetische leiding te geven. En leiding geven is, naar het mij toeschijnt, nu juist de lieve lust der vaderlandsche kriticussen. En wie een ernstig auteur noemt in een verband, als door den ouden heer Borel hier geschied is, mag misschien in het woord ‘oud’ een verzachtende omstandigheid vinden, maar mag verder in geen geval eenige aanspraak meer doen gelden op de qualificatie van ‘heer’. J. GRESHOFF |
|