lust opwekken de misselijke producten van den wand te scheuren. De kalender van ‘De Baanbreker’ geeft u beteren kost. Hij heeft dan, men zal het reeds begrepen hebben, tot doel den mensch in contact te brengen met ‘de geestelijke en maatschappelijke stroomingen van dezen tijd’ (uit het Voorwoord). Het is onmogelijk een volledig overzicht te geven van den rijken en gevariëerden inhoud van den nieuwen kalender. Wij zullen ons met enkele aanduidingen moeten vergenoegen. Bepalen wij ons dan allereerst tot de afbeeldingen. Wij noemen houtsneden van Henk Melgers, den illustrator van de Hollandsche vertaling van Anna Seghers' ‘Aufstand der Fischer von Sankt Barbara’, van Charley Toorop (‘Boerengezin’), vele reproducties van Diego de Rivera, den schepper van de bekende muurschilderingen van het Ministerie van Onderwijs te Mexico City, houtsneden van Masereel, reproducties uit Sowjet-films (o.a. uit ‘Menschenarsenaal’), een teekening van Käthe Kollwitz (‘Het water in’), photo's van moderne bedrijven, een reproductie van het in de Borinage vervaardigde schilderij van Christiaan de Moor ‘In het daglicht terug’, reproducties van beeldhouwwerken van Hildo Krop, houtsneden van A. Daenens, photo's van tooneelscènes van Meyerhold, van moderne architectuur van J.J.P. Oud en Rietveld, van de arbeidende jeugd in Rusland, van Grosz, Otto Dix, een photo van Piel Jutzi's ‘Mutter Krausens Fahrt ins Glück’, enz.
Zijn de illustraties belangrijk, niet minder interessant en wel gekozen zijn de teksten die tusschen de eigenlijke kalenderbladen zijn geplaatst. Wij treffen proza aan van Henriëtte Roland Holst, Erwin Piscator, Rosa Luxemburg, Jef Last, Nico Rost, J.J.P. Oud, Koos Vorrink, Rietveld, Ilja Ehrenburg, E. Smedes, C.J. Graadt van Roggen, enz. Speciaal Nico Rost heeft voor den nieuwen kalender van ‘De Baanbreker’ verschillende, wel is waar eenzijdig georiënteerde, maar toch zeer goede teksten geschreven. Wij citeeren uit hetgeen hij schrijft over de mijnwerkers der Borinage:
‘Overal stuit men hier op oude vervallen huizen, in geen dorp der Borinage ziet men ruime scholen of kinderspeeltuinen, nergens parken en bloemen, nergens ook maar iets, waardoor het leven in dit Zwarte Land een beetje gelukkiger en vroolijker zou kunnen worden. Waarvoor zouden schoonheid en geluk hier ook dienen? Hier is industrie. Hier zijn charbonnages. Twaalfhonderd meter onder de straat, waarop we loopen, zijn op dit oogenblik de mineurs aan het werk. De nachtploeg is een paar uur geleden boven gekomen en slaapt, zoodat we meest vrouwen en kinderen ontmoeten. Grooter in aantal dan de menschen zijn de kipkarretjes, die aan een dikke stalen draad over onze hoofden zweven. Ze suizen over ons heen naar de terrins en laden daar hun ballast af. Anderen rijden regelrecht - ook zonder menschelijk gezelschap - naar het Borinage-kanaal, waar de schepen steeds klaar liggen en jaarlijks 15.000.000 ton wegsleepen. Die varen het land uit en het geld met hen mee - naar de directeuren in Brussel, Luik, Ukkel, Ostende en Blankenberghe. In de Borinage heerscht armoe.’
Men veroorlove ons nog een ander citaat, teneinde voor den lezer het karakter van den kalender nader te bepalen. Ziehier dan wat Ilja Ehrenburg schrijft over ‘De loopende Band’ (uit zijn boek ‘Das Leben der Autos’):
‘Vijf en twintig duizend arbeiders zijn in de fabrieken van Citroën werkzaam. Eens spraken zij in verschillende talen. Nu zwijgen ze. Wanneer men hun gezichten nauwkeuriger opneemt ziet men, dat deze menschen uit verschillende landen hierheen gekomen zijn. Hier zijn Parijzenaars en Arabieren, Russen en Chineezen, Bretagners en Provinçalen, Spanjaarden en Polen, Negers en Annamieten. Eens ploegde de Pool den akker, de Italiaan weidde zijn schapen, de Donkozak diende trouw en geloovig den Czaar. Nu staan zij allen aan denzelfden band. Zij spreken niet met elkaar. Langzamerhand vergeten zij den zin der woorden, woorden die warm zijn als het vel der schapen of rauw als kluiten aarde van versch omgeploegd land.
Het geloei der machines maakt de Provençalen en de Chineezen doof. Hun oogen worden glasachtig en dof. Zij vergeten alles op deze wereld: de kleuren van den hemel en de naam van hun geboorteplaats. Zij gaan voort schroeven aan te draaien. De automobiel mag geen lawaai maken. De ingenieurs zitten na te denken hoe men een volkomen geruischlooze auto zou kunnen vervaardigen. De kooper is zoo nerveus. Zij, die aan den band werken zijn niet nerveus; hebben geen zenuwen. Hebben alleen handen om een wiel aan te leggen, een schroef aan te draaien.’
Niet slechts het arbeidersprobleem neemt een groote plaats in in de door ons besproken publicatie van ‘De Baanbreker’, ook de oorlog krijgt zijn deel. De kalender van ‘De Baanbreker’ bevat verschillende teksten, die zich scherp uitspreken tegen den oorlog, een der voornaamste ‘objecten’ der huidige struisvogelpolitiek. Zeer is het ons inziens toe te juichen, dat hier de stem wordt verheven tegen een der afschuwelijkste domheden der menschheid. Hier geen bloedeloos pacifisme of vage humanitaire idealen: het gezonde menschenverstand moet kunnen begrijpen dat iedere oorlog, om wat voor redenen ook begonnen, niet meer is te tolereeren.
Wij hopen dat het ons gelukt is in kort bestek eenig begrip te geven van den weekkalender 1931 van ‘De Baanbreker’. De genoemde publicatie achten wij zeer belangrijk. De kalender van ‘De Baanbreker’ is in bijna alle opzichten, zoowel naar den inhoud als naar het uiterlijk, geslaagd. Wij hopen dat hij even veel succes zal hebben als zijn voorganger. Wij hopen ook dat het ‘De Baanbreker’ mogelijk zal zijn op den ingeslagen weg voort te gaan.
J.F. OTTEN