Tooneellitteratuur
Introduction to the Study and Interpretation of Drama by J.W. Kaiser. - Amsterdam, N.V. Swets en Zeitlinger.
Als in zijn introductie de heer Kaiser tegen de ‘present-day Students of Literature’ van leer trekt en hun verwijt, dat zij zich alleen maar(!) ten doel stellen ons vermogen te ontwikkelen om literaire producten emotioneel en artistiek te genieten; waardoor zij gevangen blijven in dezelfde eenzijdigheid, die het kenmerk is van de kunstschepping zelf, dan zijn wij geneigd voor deze arme beschuldigden een lans te breken. Wanneer echter de schrijver aan het eind van zijn inleiding tot de conclusie komt, dat we den kunstenaar kunnen begrijpen door zijn werk en we hem door begrijpen beter recht laten wedervaren dan door hem te dulden als een vrijwillige balling buiten ons burgerlijk bestaan, waarvan hij de eentonige verveling van tijd tot tijd weet te verdrijven, dan vallen we hem weer gaarne bij.
Bestaat hier soms een verwarring tusschen begrijpen en leeren kennen? Inderdaad: door zijn werk leeren wij den dichter kennen; toch houdt dit nog niet in, dat we hem ook begrijpen. Maar als we dit bereiken, als zijn stem ons vertrouwd geworden is en zijn rhythme ons eigen, dan zullen wij eerst tot het juiste begrip van zijn werk kunnen komen, want dan zullen we het met verhelderden blik bezien en ieder onderdeel zal zijn beteekenis en zijn waarde krijgen, niet door onze toevallige ontvankelijkheid, maar in zijn verband tot de schepping zelve. En dan zitten we meteen weer midden in de gewraakte partijdigheid. Intusschen: laat ieder gelukkig zijn met zijn eigen geesteshouding ten opzichte van kunst. Jammer alleen dat deze - in dit geval althans - tot averechtsche resultaten leidt. Een frappant voorbeeld hiervan wil ik u aantoonen. Bij zijn interpretatie van ‘De Koopman van Venetië’ gelukt het den schrijver Antonio's minachting voor de vrouw te constateeren, om deze tenslotte, gestaafd door de sonnetten, op den dichter over te brengen. Nu zijn deze sonnetten een zeer individueele en directe uiting, terwijl zijn tooneelwerken den dichter de vlucht openen in de fantasie, de mogelijkheid om zichzelf te herscheppen vrij van de beperking van zijn karakter en levensomstandigheden. En juist in dit fiere, gekozen zelf vinden we Shakespeare als de stralende minnaar, de eeuwig verliefde, die in geen enkele vrouw een engel ziet, maar toch in zijn milde verteedering en liefhebbende bewondering aan bijna allen een heiligend aureool schenkt.
Portia, met haar even wijze als liefderijke woorden over de genade, met haar strijdvaardige doortastendheid, haar handigheid als hoogere wijsheid faalt, met haar charmante speelschheid met ondertoon van ernst, als zij in de ringenscène, tot vergeven zoo zeker en zoo gaarne bereid, in naam van de liefde verantwoording vraagt - Portia: the next best? Als die uitspraak het resultaat is van 's schrijvers methode van literatuurstudie, dan schaar ik me maar liever bij de arme, in 't ongelijk gestelde present-day students.
F. STERNEBERG