op te leven, was er behoefte aan libretti. Met ‘Brinio’ en ‘De Roos van Dekama’ voorzag van Loghem in de behoeften van v. Milligen en Willem Landré.
In ‘zijn’ tijdschrift ‘Nederland’ werd de jarige gehuldigd door Frans Hulleman, die aan het slot van zijn artikel de volgende typeering geeft:
‘Mr. van Loghem is een fijn en zangerig dichter, die verdient geëerd te worden om zijn groote kennis, waarvan hij in vroeger jaren ons jongeren heeft doen smullen door de echt-vaderlijke wijze waarop hij het literaire gebak offreerde. Het werk is te “zoetig” voor dezen sarcastischen, hoonenden, fellen Tijd.
Maar men dient ieder dichter te beschouwen in het raam van den tijd. Gelukkig, is van Loghem niet aan individualistischen hoogmoed, aan dichterlijken ikheidstrots te gronde gegaan. Hij heeft dat menschelijke in zijn wezen behouden waardoor een dichter nimmer te-midden van zijne boeken of pagoden mag verstarren.
De geest van van Loghem is frisch en levendig gebleven. Dat is de schoone uitkomst van een werkzaam leven, hetwelk in alles en allen blijft belang-stellen.’