Litteratuur, van Sneeuw en IJs
Un Homme se penche sur son passé, door M. Constantin-Weyer. - Paris. Les éditions Rieder, 1928.
MEN heeft schoon te beweren dat sedert ettelijke jaren de Goncourt-prijs geheel in discrediet is vervallen, dat hij, als het ware stelselmatig, nimmer wordt toegekend aan het werk, dat werkelijk de aandacht verdient, het is een feit, dat èn de critiek èn het publiek de grootste belangstelling blijven betoonen aan die literaire gebeurtenis. Manoeuvres van de auteurs, intrigues van. de uitgevers, het kan allemaal waar zijn, het doet echter niets af aan het succes van het bekroonde werk.
Het boek van den heer M. Constantin-Weyer, Un Homme se penche sur son passé, waaraan dit jaar de Goncourt-prijs werd toegekend, verdient ongetwijfeld de belangstelling, welke het zonder dien prijs niet zou hebben gevonden. Maar het is zeker niet, wat men noemen mag: de meest interessante literaire prestatie van het afgeloopen jaar. Ik kan, wat mij betreft, volstrekt niet begrijpen dat niet één van de juryleden zijn stem uitbracht op het boek dat volgens mijn oordeel de onderscheiding verdiende: Les Conquérants van A. Malraux. Het is, het blijft mij een raadsel.
Ik moet bekennen, dat de vorige werken van den heer Constantin-Weyer mij onbekend zijn. Mijne opmerkingen gelden dus enkel zijn jongste boek. Dit is onbetwistbaar sympathiek, ook buiten alle literaire verdiensten om, want het is het werk van een auteur, die werkelijk beleefd heeft, wat
DE PRIX-GONCOURT 1928
MAURICE CONSTANTIN-WEYER
Schrijver van: ‘Manitoba’; ‘La Bourrasque’; ‘Cinq Eclats de Silex’; ‘Cavalier de la Salle’; ‘Un Homme se penche sur son Passé’.
hij beschrijft, hetgeen, niettegenstaande den schijn, niet zoo vaak voorkomt. Er is een accent, dat dienaangaande niet bedriegt. In den zin, dien men tegenwoordig aan dit woord geeft, is
Un Homme se penche sur son passé eigenlijk geen avonturenroman, niet alleen omdat de daarin verhaalde gebeurtenissen werkelijk werden beleefd (hetgeen de lezer eigenlijk niet dient te weten), noch omdat de verbeelding in dit verhaal geen rol speelt, maar vooral, omdat het boek de compositie mist, die aan het onverwachte avontuur zijne centrale waarde geeft. Dit boek is het relaas van den eenigszins avontuurlijken tocht van een pelsjager, die verliefd is op een Iersche vrouw, met deze vrouw trouwt en door haar wordt verlaten. Een vrij banaal avontuur, en men hoeft waarachtig niet tot de ijswoestijnen van het hooge Noorden op te klimmen om iets dergelijks te beleven. Ik zal niet beweren, dat het belang van de geschiedenis geheel gelegen is in het decor waar zij zich af speelt. Maar ik moet toch bekennen, dat het decor belangrijker is dan de geschiedenis. Daarmede is het boek als roman veroordeeld.
Het is natuurlijk niet, omdat het gegeven van dit