leen jammer dat zij wat lang van stof is en geen kans heeft gezien om het wat langdradige relaas, dat met drie gelukkige verlovingen eindigt, ietwat op te fleuren. Het verloop van haar roman is rustig als een kabbelend beekje, waarin geen enkele steen ligt, die het water opstuwt. Eliza, Jim's zuster is niet de hoofdpersoon in dit werk; dat is Jim, want om hem draait het heele boek. Wel zeer goed is de reis beschreven die Eliza en haar moeder naar Londen maken, om daar te logeeren bij
zeer ouderwetsche familieleden die nog van die dienstboden hebben als in den goeden ouden tijd, waar de oudoom zelf nog het vleesch voorsnijdt en alle gerechten in zilveren schalen worden opgediend. Het lezen van dezen roman brengt ons in een atmosfeer van rust, die weldadig aandoet; door velen zal het echter wel wat erg zoetsappig worden bevonden; mijn genre is het niet!
‘The New Forest’ is het woud dat zich uitstrekt ten Westen van Southampton. Marryat heeft in zijn Children of the New Forest indertijd een roman geschreven, die speelt in den tijd van Cromwell. Dit romantische woud heeft A.R. en R.K. Weekes tot achtergrond gediend voor een meer modernen roman, waarin zelfs het communisme een zekere rol speelt: A Fool in the Forest (Constable). Een jeugdige aristocraat vermomt zich als landlooper om stof te verzamelen voor een roman, die een staking der boerenarbeiders als hoofdthema heeft. Hij biedt zijn diensten aan op een boerderij waar een Spaansch-Engelsch drietal moeizaam aan den kost tracht te komen. Door de staking midden in den drukken tijd komen zij werkkrachten te kort en nemen den landlooper aan. Hoewel deze door het gebruik maken van ‘Cockney-taal’ zijn broodgevers om den tuin weet te leiden, krijgt Cary St. Clere hem in de gaten en doorziet hem vrij spoedig. Het duurt natuurlijk niet lang of een wederzijdsche genegenheid begint in beider harten te ontluiken. Wanneer nu Ashley Fane, alias Sam Smith (landlooper), alias Maurice Mead (auteur en pseudoniem) bij een brand die door de stakers gesticht is, als levensredder optreedt, verovert hij daarmede uiteindelijk het hart der Castiliaansche schoone en de tijd is nu rijp om in de gestichte verwarring, waarbij de held door een dorpsagent wordt gearresteerd, wegens deelneming aan communistische relletjes, klaarheid te brengen en het doek te laten vallen over een algemeene omhelzing en verzoening. De werkelijke ‘fools’ in dit boek zijn echter Scotland Yard en de dorpsagent en niet de held waaraan het boek zijn titel ontleent.
Onlangs kreeg ik een der merkwaardigste boeken toegezonden, welke ik ooit onder oogen kreeg: Cannibal Jack, dat bij Faber & Gwyer het licht zag. Reeds de manier waarop de uitgave van dit werk tot stand kwam, vormt een verhaal op zichzelf! In de tachtiger jaren toch kwam James Hadfield, een missionaris, William Diapea (Cannibal Jack) op een der Stille Zuidzee-eilanden tegen. Hij hielp hem aan wat kleeren en in ruil gaf Jack hem zijn dagboek of liever gezegd een der fragmenten daarvan. Hadfield nam het mee naar Londen en borg het weg; veertig jaar later vond zijn zoon het door een toeval en bracht het naar een uitgever, die het gretig aanvaardde en terecht, want het opgedischte relaas is zoo uitzonderlijk, doch aan den anderen kant weer zoo geloofwaardig, dat het een der meest markante geschriften is, die het leven in dat doolhof van eilandjes beschrijven, die in dien Oceaan verspreid liggen. Eenigen tijd geleden besprak ik elders Monckton's: A New Guinea Resident Magistrate (Lane), waarin eenige sterke staaltjes aangaande het leven in Nieuw Guinea worden opgedischt door een ambtenaar van het Engelsche (thans Australische) Binnenlandsche Bestuur. Europeanen van diverse pluimage verschijnen daarin op het tooneel; hun avonturen zijn vol afwisseling; gewoonlijk beginnen zij als paarlvisschers of als ‘traders’, houden nu weer eens een hotelletje, waarbij de ‘Bar’ het meeste geld in het laadje brengt, dan weer beginnen zij een plantage of monsteren aan op een van de vele zeilscheepjes die daar rondvaren en handel drijven tusschen de eilandjes, waarbij waardelooze kralen en blikken zakmessen als ruilobjecten dienen om kostbare producten als schildpadschilden of paarlmoer etc. te verwerven.
Voor Cannibal Jack schreef Stacpoole de voorrede en hij noemt hem daarin terecht ‘The King of Wanderers’ in ‘A Home of laziness and unrest’.
Toen Diapea stierf moet hij totaal 1000 nakomelingen hebben gehad, voorwaar een prestatie; zelfs toen hij reeds zeventig was nam hij nog een nieuwe vrouw (de hoeveelste?). Of hij zelf werkelijk aan cannibalisme heeft meegedaan, wordt in zijn dagboek niet duidelijk. Hij had echter den naam en zijn bijnaam is daar het bewijs van. Stacpoole zegt dan ook: ‘Hoeveel in dit boek is waarheid en hoeveel daarvan wordt ons onthouden?’
Hadfield zegt in de inleiding, dat hij aan den oorspronkelijken inhoud van het manuscript vrijwel niets heeft gewijzigd, doch dat één passage is weggelaten, omdat zelfs de meest welwillende censor die zou moeten schrappen! Jack zwierf niet alleen rond in de Zuidzee, maar doolde ook rond in China en Japan en in Britsch Indië; de ‘nautchgirls’ bekoorden hem daar maar matig: ‘zij worden door veel kerrie in hun eten warm, om zich daarna door waaiers weer te laten afkoelen!’. In die streken werd de orde bewaard door oorlogschepen die daar af en toe verschenen. Over de Engelschen, zijn landgenooten, is hij het minst te spreken; die zijn altijd veel te ethisch en trekken eerder partij voor den inlander dan voor den blanke; de Amerikanen zijn niet veel beter, want wanneer zij al in schijn partij trekken voor den blanke, loopt het toch op niets uit: ‘Nothing but wind with Yankees’; de Franschen en de Duitschers weten er beter den wind onder te houden! Te vuur en te zwaard weten zij den inlander tot rede te brengen, maar zij falen dikwijls, omdat de ‘black rascals’ zich listig weten te verbergen.
Van missionarissen moet hij niets hebben en dat is geen wonder, want handelaren en missionarissen komen in dergelijke streken steeds met elkaar in conflict, dat kan niet anders.
Wie belang stelt in die eilandengroep rond den evenaar, waar een menschenleven toen in het geheel niet en thans nog niet erg veel waard is, leze dit merkwaardige boek. Men zal verbaasd staan over de nuchtere wijze waarop Diapea zijn lotgevallen, die hem dikwijls zelfs in levensgevaar brachten, te boek heeft gesteld.
ETTY LEAL