Den Gulden Winckel. Jaargang 27
(1928)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen uitgever over een uitgeverTOEN de redactie van D.G.W. mij vroeg om ‘als uitgever’ te schrijven over het boekje van mijn grooten collega GrassetGa naar voetnoot*) voelde ik mij als een schooljongen die plotseling van zijn meester de opdracht krijgt om een opstel te maken over het hoofd der school. Ik had het boekje van den heer Grasset nog niet gelezen, en had al heel weinig zin om eraan te | |
[pagina 99]
| |
Ibsens Geboortehuis te Skien
beginnen. De titel is een beetje erg philosophisch, en niet aantrekkelijk voor iemand als ik, die na mijn eigen dagelijksche ‘action’ en ‘besoin de créer’ vermaak en afleiding zoek. Mijn ‘action’ bestaat voor een deel in het lezen van allerhande zwaar-op-de-handsche manuscripten (bah, wat is de Nederlandsche litteratuur vervelend) en in het op de ‘hoogte’ zien te blijven van die zoogenaamde litteratuur. Het oogenblik was evenwel gekomen, dat ik het boekje zou gaan lezen. Het heeft mij toen van de eerste tot de laatste bladzijde geboeid. Is het niet de grootste lof voor een boek dat niet behoort tot het domein der detective-romans en de galante litteratuur? ‘Tout a été pensé, tout a été senti, si tout n'a pas été dit’ zegt de heer Grasset, en hij zegt hier zelf niets nieuws. Ik geloof, dat de meeste dingen die de auteur in dit werk zegt, wel vaker gezegd zullen zijn. Het is waarschijnlijker, dat we zelf vaak bewust of onbewust ondervonden hebben, wat de heer Grasset ons hier vertelt. Men vindt er een heele reeks opmerkingen die als wandteksten ter vervanging van het in Nederland zoo geliefkoosde genre zouden kunnen dienst doen. En ieder, die met een zekere preciositeit een boekje met citaten wil versieren, zal er iets naar zijn gading in vinden. Zoo stel ik me voor, om, wanneer ik het volgende jaar mijn catalogue raisonné over de eerste dertig deelen der serie ‘Trajectum ad Mosam’ zal schrijven, dezen te beginnen met het citaat: II y a peut-être une naïveté à l'origine de toute entreprise. Dit ‘peut-être’ is voor mij geen ‘peut-être’ geweest. Maar gelukkig vind ik daarna de opmerking: ‘Il n'est pas d'entreprise, si vaste soit-elle, dont on ne puisse jeter la première base dans la minute même où on l'a conçue.’ Ik ben nu alleen een beetje van mijn belofte, om die catalogue raisonné te maken, geschrokken; de heer Grasset zegt n.l.: ‘Quand un homme d'action écrit ses Mémoires’ - en zal deze catalogus in zekeren zin niet een onderdeel van de ‘souvenirs de mon commerce’ zijn? - ‘il a cessé de comprendre son temps.’ Twee dingen zullen er dus mogelijk zijn: of ik ben geen ‘homme d'action’ (en dat lijkt me voor een uitgever een leelijk ding), of ik heb opgehouden mijn tijd te begrijpen. Over dit laatste kan ik zelf niet oordeelen. Wat is nu eigenlijk een ‘homme d'action’? Dat is, volgens de heer Grasset, een man die zich alleen interesseert ‘à ce qui peut être changé’, en een man, die de ‘action’ bemint om haarzelf, niet om het doel dat hij er mee bereiken wil, niet om de resultaten die hij bereikt, al is hij, zooals Grasset opmerkt, niet ongevoelig ‘aux avantages qu'il retire de son action’, of voor de eer die hij behaalt en de bewondering van anderen voor zijn werk. Eerlijk gezegd ben ik dan, als dit allemaal juist is, geen ‘homme d'action’. ‘L'action est peut-être le moins prétentieux usage de la vie’. Ik kan helaas de ‘action’ niet ‘an und für sich’ liefhebben. Ik geef toe, dat het vaak heerlijk is om zich met de volle 100% over te geven aan de ‘action’. Maar ik kom dan ook gauw tot de ontdekking dat deze in zichzelf niet het doel mag zijn. De heer Grasset is er, geloof ik, wel een aanhanger van. Hij kent zijn tegenstanders, en weet ze te apprecieeren: ‘Le goût de l'action et celui de la vie intérieure ne peuvent se partager un coeur sans le déchirer’. Hij zegt ook: ‘L'activite est fille de la sensibilité: les grandes actions viennent du coeur’. En hij verklaart: ‘Le mépris en lequel tiennent l'action ceux qu'on est convenu d'appeler les intellectuels vient de ce qu'ils en ignorent généralement les véritables mobiles’. Is dit misschien de verklaring: ‘Nous n'avons qu'un coeur à dépenser: tout ce qui est donné à l'action est pris à l'amour?
Het tweede deel des heeren Grasset's boek vind ik persoonlijk aantrekkelijker dan het eerste. We zijn hier dan ook een beetje verwijderd van de dogma's der ‘action’ en krijgen zelfs het gevoel, of hij er zelf niet meer heelemaal aan gelooft. De | |
[pagina 100]
| |
HENRIK IBSEN
Naar de schilderij van E. Werenskiold (1895) schrijver bevestigt het feit dat het niet noodig is ‘homme d'action’ te zijn om de behoefte tot ‘scheppen’ te voelen. De heer Grasset zegt trouwens dat deze behoefte eene natuurlijke is; ‘le besoin qu'a tout être de laisser son empreinte’. Maar nu sla ik weer aan het citeeren. En het is erg moeilijk om over dit boekje te schrijven zonder telkens te citeeren. Alleen nog een persoonlijke opmerking over den schrijver; een opmerking die hij zelf heeft uitgelokt. ‘Si vous voulez plaire à un homme d'action, ne lui parlez pas de ce qu'il a fait, mais de ce qu'il peut faire’. Goed, ik neem me vast voor om, als ik den heer Grasset eens ontmoet, hem niet te spreken over wat hij gedaan heeft. Ik zal hem, en terecht, veel lof toezwaaien. De heer Grasset heeft na den oorlog zijn uitgeverij opgewerkt tot een van de bloeiendste van Frankrijk. Hij heeft heel wat bereikt. Maar één ding begrijp ik niet: hoe is het mogelijk, dat een uitgever, die zich niet alleen toelegt op enorme oplagen, maar ook op wat men in Frankrijk noemt ‘éditions de luxe’ en - ‘demiluxe’, nog in verhouding tot zijn enorme activiteit op koopmanschappelijk gebied, zoo weinig aandacht schonk aan de aesthetische verzorging, aan het uiterlijk van het boek. Het is niet voldoende, dat een boek met een leesbare letter, op goed papier en met een opvallend omslag in de wereld gezonden wordtGa naar voetnoot*). Met een heel klein beetje moeite kan er van elk boek, ook van een heel goedkoop boek, dank zij moderne hulpmiddelen als de monotype een goed boek gemaakt worden. Als de heer Grasset me nu vraagt ‘ce qu'il peut faire’, dan zal ik hem antwoorden: ‘U kunt van uw boeken voortreffelijke boeken maken, als u ze naar het uiterlijk laat verzorgen en zoodoende karakter geeft. Misschien vindt u daar in Frankrijk niet direct de specialisten voor (ik weet wel dat u niet van specialisten houdt); maar in Nederland en Engeland vindt u voldoende menschen die u daar wel een handje bij kunnen helpen. Uw boeken behoeven daarom niet duurder te worden.’ Ik eindig met te verzekeren dat dit boek van den heer Grasset een boek is, dat niet ongelezen mag blijven. Men zal het trouwens herlezen. En vóór ik dit stukje beëindig - (Un homme d'action ne doit pas céder à la volupté d'écrire) - verzoek ik den Nederlandschen uitgever die een dergelijk boek zou schrijven, dit door mij te laten uitgeven. De heer Grasset had n.l. de goede gedachte om het boek door zijn ergsten concurrent, den heer Gallimard (Editions de la N.R.F.), te laten uitgeven. Is dit niet een voortreffelijke methode om de ‘action’ van zijn concurrent te leeren kennen? Mijn complimenten, mijnheer Grasset.
A.A.M. STOLS |
|