dat men geen onbillijkheden tegenover derden begaat. Brusse's feuilletons over de uitgeverij verwekten zoo ontstemming, niet alleen om de kwestie van de boekhandelskorting, maar ook doordat verschillende uitgevers het gevoel kregen dat (onopzettelijk) concurreerende bedrijven in de hoogte werden gestoken, ten koste van het hunne. En evenzoo deed de admireerende houding van den interviewer ten opzichte van de firma Nijhoff niet aardig tegenover de andere Haagsche boekverkoopers aan. Al vallen wij den Heer Mayer geheel bij in zake zijn idealen van het specialiseeren van den boekhandel, daar wij één straat van hem af zijn droomen reeds volkomen in vervulling hebben doen gaan.
Den heer Greshoff wenschen wij te complimenteeren over zijn van helder inzicht getuigende uiteenzetting betreffende de kortingskwestie. Doch als in een ‘groote stad’ gevestigd zijnde onderneming, willen we opkomen tegen de minder prettige woorden door hem aan de provinciale collega's gewijd.
De heer Gr. ‘wil iederen boekhandelenden vriend door een examentje bewijzen dat hij te kort schiet!’ Dit nu is een onbillijkheid. Hij zou dan eischen dat elk boekverkooper, en zelfs elk bediende, nog iets méér weet van zijn speciale liefhebberij voor moderne Fransche letteren, waar hijzelf een menschenleven in is opgegaan! Deze eisch is vooral onbillijk in ons land, waar de litteraire belangstelling zeer gering is en bijgevolg de verkoop van het litteraire boek in een algemeenen boekhandel slechts een miniem deel van den omzet uitmaakt. Doordat de heer Gr. zelf in letteren opgaat, verliest hij uit het oog dat de gemiddelde Nederlandsche ambtenaar, arts, advocaat, ingenieur en zakenman nooit belletrie koopt - in groote tegenstelling met den buitenlander - en dat de boekhandel het dus voornamelijk moet hebben van schoolboeken, studiewerken (rechten, techniek, economie, medicijnen), kinderboeken, modebladen, tijdschrift-abonnementen, platen, prentkaarten en papierwaren. De echte Hollander vindt het zonde van het geld dit voor een niet-vakboek uit te geven, ook al omdat hij zich boven de litteratuur verheven acht (en vaak terecht), anderzijds staat ze te ver van hem af. Dit schijnt voort te komen uit de eigenaardige positie die ze ten onzent inneemt: de echte Ned. aard en geest brengt een te zeer kleinburgerlijke kunst voort, terwijl het intellect zijn cultuur grootendeels uit het buitenland heeft geïmporteerd, zoodat er tusschen ‘leesboek’ en litteraire kunst ineens een wijde gaping is.
Zoo de heer Gr. dus hooge eischen aan den verkooper aangaande litteratuur zou mogen stellen, zij die het boek bij hun bedrijf noodig hebben zouden dan nog veel méér mogen eischen! De boekverkoopersstand zou er dan een van bibliothecarissen en archivarissen moeten zijn! Wel komt een goede bibliographie natuurlijk veel te hulp, maar niet alleen is de aanschaf daarvan kostbaar, doch het bijhouden er van bijna ondoenlijk, althans wat het buitenlandsche boek betreft. Staan er weliswaar allerlei bibliographische uittreksels ten dienste - om eenig inzicht in den aard van de nieuwe werken te krijgen moet men al gauw zijn toevlucht nemen tot (behalve de traditioneele en meest overschatte door Mayer genoemde) bladen als The Publishers' Circular voor Engeland, The Publishers' Weekly voor Noord-Amerika, de Frankfurter Zeitung, Journal des Débats, Bibliografia Español, Politiken voor Scandinavië, etc. Hierdoor is het, behalve aan in afdeelingen gesplitste of gespecialiseerde zaken, feitelijk alleen den importeurs van boeken uit een enkel land mogelijk ‘bij’ te zijn. Hierop vertrouwt een groot deel van den boekhandel, zoodat ten slotte alle zaken in gelijke conditie verkeeren, de groote zoo goed als de kleine, daar alle practisch uit dezelfde bibliographieën putten: de kleine uit die van den importeur. Het is daarom onbillijk te zeggen dat de laatste tot het verschaffen van inlichtingen niet in staat zijn.
Dat ze niet alle in gelijke mate de verlangde informaties geven, is echter de groote schuld van het publiek. Wij durven te zeggen, dat zij die zich het meest uitsloven met het samenstellen van uitvoerige en nauwkeurige titel- en prijsopgaven, de grootste teleurstellingen ondervinden. Hoe vaak dient het vragen van zulk een opgaaf niet tot het dekken van den aftocht naar een andere zaak, waar men het verlangde dadelijk hoopt te vinden; hoe vaak verzoekt men niet een opgaaf waarvoor men nooit terugkomt; hoe dikwijls is het opgezochte niet te duur, verlangt men het beste of het gekste voor een miniem bedrag, of wil men het als goed Hollander ten slotte niet koopen omdat men het eerst niet kan inzien, of gaan zij die meenen dat de verkooper zijn winst óp den buitenlandschen prijs legt het zelf bestellen; of tijgt men tevreden met de verkregen lijst naar zijn eigen boekhandelaar, waar men een vaste rekening heeft, maar die van al het onvruchtbare opzoeken al lang de brui heeft gegeven! En dan zijn er eindelijk nog degenen die de moeiten met een bestelling beloonen, maar bij ontvangst willen ruilen!
Dan is er nog het geval dat wel de verkooper, doch niet de importeur dien hij de aanvraag doorzond, er werk van wil maken, of al wat minder dubieus is laat voorgaan. De opdrachtgever weet als regel niet welke moeite men zich achter de schermen geeft om aan de ‘grillen’ van velerlei binnenloopers te voldoen (men diene te bedenken dat de beoefening van géén studie of liefhebberij zooveel beunhazen en geestelijk ontwrichten maakt als de letterkunde!). Een verontschuldiging van de onridderlijke houding tegenover den verkooper in vele zulke gevallen is dit echter niet.
Intusschen zijn wij het met den Heer Greshoff toch eigenlijk heelemaal eens...... we wilden slechts de àl te zeer verdrukten even een hand toesteken.
N.V. Litteraire Boekwinkel
VERBRAECK & COLMJON DEN HAAG