merkelijke vergrooting vatbaar zijn, zonder de decoratieve sierlijkheid van het stuk aan te tasten. Men hoede zich voor de verkeerde gevolgtrekking, dat Rueter dus niet op grooter schaal werk van minstens even groote belangrijkheid zou kunnen leveren. De praktijk logenstraft dit trouwens. Wij wenschen slechts te constateeren, dat deze kunstenaar zich den eisch stelde, om binnen een raam van bepaalde afmetingen, in een houtblokje van zekere grootte, een boekmerk te leveren in een voorstelling, welke in die begrenzing past. En daarin is hij geslaagd. Er heerscht hier een treffende eenheid van inhoud en schaal.
Wijzen we voorts op de hooge rust, welke in dit werk omgaat. Daar ook hier vaak begripsverwarring dreigt, ware deze kwalificatie nader te bezien. Rust is toch niets anders dan evenwicht, voorname stilte van stijl, afwezigheid van schittering door harmonisch-ingezette verdeeling, een rhythmisch spel van licht en donker, een plastisch gebaar van den kunstvorm. Stilte, déze diepe, statige stilte is verre van doodschheid; zij is leven evengoed als de uiterlijke wildheid daarvan op hare wijs.
Dit is een van de kenmerken van Rueters arbeid op het gebied van boekversiering. Deze sierstukken zijn volkomen zichzelve, leven in eigen sfeer, bewegen zich fraai om eigen schoonheids-as en willen niet door eenig wangebaar daarbuiten treden.
Het ongedwongen-strenge van dit werk bestiert den indruk naar de stevige projectie van decoratieve kracht. Een klein ex-libris, aangebracht in het midden van een blank blad, geeft een hooge bekoring en volle aesthetische bevrediging. De harmonische vulling van de ontwerpen concentreert de aandacht, die onmerkbaar uitstraalt over het geheele blad in een glanzende diffusie. In dit verband zweven ons de mooie boekversieringen van Dijsselhof voor de oogen, houtsneden van eenzelfde stralende werking.
Het ex-libris voor Paula van Beresteyn toont meer dan één zijde van Rueters gaven (afb. 2). Hier is Rueter de man van het ornament, van den mooien, fijnen, soms als kantwerk aandoenden sierrand. En toch is deze in dit boekmerk gehouden in den toon van klassieke soberheid. Dit prentje leeft en trilt als een zonnige zomerdag in een blauwe lucht, en er vibreert die hooge rust in, waarop wij hiervoren zinspeelden. De eigenlijke voorstelling vult het centrum op evenwichtige wijs, en de ronde schakel van simpele rosetjes is als een levende bloemenrand er omheen gelegd.
Afbeelding no. 4,
Het is een goed denkbeeld geweest, om den stand van dit stuk te bepalen, door boven- en onderaan een ornamentje aan te brengen. Daardoor wentelt en wankelt het niet en het schijnt alsof aan de vlucht van den vogel meer strevende beweging wordt verleend.
Georg Rueter heeft ook ex-libris gegeven van een fluisterende symboliek en ook hier treft het weer, dat hij op zulk een klein fond een innigheid wist uit te beelden, die den meester toont. Het ex-libris voor A.A. Boonacker is een gaaf stukje in dezen zin (afb. 4).
Afbeelding no. 5
De voorstelling doet aan als een episode uit een fabel. De beweging is hier sterk gearticuleerd door het verschil in houding van de beide vogels: de een met gevouwen, de andere met wiekende vlerkjes. Een felle omlijsting geeft een samenvatting van het geheel en zou niet kunnen worden gemist. Men lette ook op de opvullende deeltjes tusschen de letters, waardoor de toon van gelijkgestemdheid wordt verkregen.
In het ex-libris voor Ir. Idema Greidanus toont de kunstenaar zich van een andere zijde (afb. 3).
Heraldiek in uiterst sobere weergave, lyrisch gestemde compositie van wapenmotief en ornament.
Het is wel merkwaardig, dat Rueter hier een ontwerp in de breedte koos, terwijl de bekende artieste R.M. Wichers Wierdsma, wier grafisch werk den laatsten tijd zoozeer de aandacht trekt, voor wapen-exlibris juist het formaat in de lengte nam.
In het boekmerk voor A.J. Schreuder toont de ontwerper zijn portretkunst (afb. 1). Vitaal is de kop van den Zwitserschen opvoedkundige, Heinrich Pestalozzi, in hout gesneden. Ziele-adel en goedertierenheid, nederigheid en behulpzaamheid liggen als in een beheerscht magnetisme op het gelaat van den beroemden schrijver-paedagoog.
Het ex-libris, dat Georg Rueter voor eigen gebruik sneed, is eveneens van een sprekende symboliek: vogels zich lavend aan een fontein (afb. 5).
Ten slotte wijzen we op het ornamentale boekmerk van mevrouw R. Tilanus-Klatte, dat, ondanks de weelderige vlakvulling, geenszins druk aandoet, maar van een rustige decoratieve kracht is (afb. 6). Dit is geen houtsnede, doch teekening.
Afbeelding no. 6
In vorenstaande beschouwing ligt ook voor een deel de verklaring van Rueters gaven als portretschilder. Eischt de portretteerkunst toch reeds een bij tempo's treden buiten het eigen ik, om zich geheel te wijden aan de transcendentale assimilatie van het te konterfeiten beeld, er moet tevens een gevoelen werkzaam zijn, dat geen gezaghebbende stem heeft, zich slechts secundair of tertiair laat gelden, doch aan het kristallisatieproces toch werkzaam deelneemt. Een al te strenge cultuur zou hier