Het zag er zoo eigenaardig uit, dat kleine roode kuiken bij den zwaren vogel.
Welk een verschil met de opvattingen van een halve eeuw geleden, toen het als een bewijs van dapperheid gold, tallooze dieren, zonder eenige noodzaak, neer te leggen.
Bengt Berg is een natuur-liefhebber zooals er niet veel zullen zijn. Iemand, die dagen lang in een ongemakkelijke schuilplaats verblijft, om zeldzame foto's te kunnen vervaardigen, heeft recht op de dankbaarheid der geheele beschaafde wereld. Hij verzamelt documenten van onschatbare waarde, want met de steeds voortschrijdende ‘cultuur’ is het gevaar, dat steeds meer diersoorten uitgemoord zullen worden, lang niet denkbeeldig.
Welk een levendige beschrijving geeft hij van het uitbroeden van het kraanvogelei; hoe voelt men uit elken regel, welk een warme gevoelens deze man voor de dieren koestert.
Het verlangen naar licht en zon en leven, gepaard aan den drang om de verblijfplaatsen der trekvogels langs den Nijl te leeren kennen, dreef hem naar Afrika, naar Egypte. De Witte Nijl is immers de vogelrijkste rivier der wereld. Ontelbare vogels verblijven daar aan dezen stroom, aan welks oevers eens een hooge beschaving bloeide.
En het moet een onvergetelijk gezicht zijn, het vertrek van zulk een heirleger trekvogels waar te nemen:
‘Het is het uur van het algemeen vertrek. De zon mag hen daar niet aantreffen. Het morgenrood klimt achter de rivier als een brand tegen den hemel omhoog. Het aantal stemmen en haar kracht neemt elke minuut toe. De klanken der kleine vogels worden volkomen overstemd. Onrust grijpt de schare aan. De kreten waarschuwen en vragen. De gelederen ordenen zich in een verband, dat ik niet ken. En met een gedruisch van vleugels, dat op het donderen van een waterval gelijkt en tot een geweldig crescendo aanzwelt, verheft zich phalanx op phalanx in de lucht, om de golven van den morgenwind te doorklieven. Sinds dien tijd heb ik ze dikwijls opnieuw ontmoet: schreeuwend in den stormnacht aan den Nijl, wanneer de rivier als een zee aan den woestijnrand bij Gjebel Auli rumoerde; met plechtige vlucht geluidloos op stille avonden van de vruchtbare velden in het doerrah-land bij