hedendaagsche schrijvers, den journalist, die hem vóór zijn vertrek om 'n laatste interview heeft gevraagd. De heer Claudel heeft een gezonde gelaatskleur, een rustigen oogopslag en een heel zachte stem; terwijl hij spreekt neemt hij zijn schildpadden bril van de ééne hand in de andere.
‘Men zegt zoo dikwijls, dat wij de Amerikanen niet begrijpen, evenmin als de Amerikanen ons. Geloof dat toch niet en laat mij hierop meer in het algemeen antwoorden. Een man als Chateaubriand, die Amerika gezien en het góed gezien heeft, in weerwil van hetgeen men hieromtrent heeft mogen beweren, een man als Chateaubriand heeft blijk gegeven van een zeldzaam inzicht; zijne toenmalige indrukken en verwachtingen blijven in elk opzicht merkwaardig. Bovendien bewijzen boeken als die van de Tocqueville en Tardieu hoe goed men onze Amerikaansche vrienden hier begrijpt. En dan heeft men aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan een algemeene belangstelling voor al wat Frankrijk betreft, een belangstelling, die voortkomt uit sympathie, dikwijls zelfs uit groote bewondering. Voor de vrouwen, die in Amerika een voorname rol spelen in het maatschappelijke leven, is het één der grootste genoegens: een reis naar Frankrijk te kunnen maken....’
‘Hoe komt men dan toch aan een soort van legende, die ons in twee totaal verschillende werelden tracht af te scheiden?’
‘Wat men wèl moet zeggen, ziet u, is, dat de Amerikaansche politiek, maar ook die alleen, inderdaad een geheel aparte wereld vormt. Ze leidt als het ware een planetarisch bestaan, waarbij de Europeesche aangelegenheden haar slechts uit de verte schijnen te beroeren; maar ondanks dit alles verzeker ik u, dat de genegenheid voor Frankrijk er groot is. Waar men óók niet genoeg rekening mee houdt is, dat er eenigszins ruwe, onbeschaafde Amerikanen met een primitieve natuur zijn, zoowel als Amerikanen van een verfijning, die zelfs de Franschen niet kennen: b.v. kunstenaars als Whistler of Sargent, als Henry James of Edgar Poe’. ‘Wat beschouwt u als den karakteristieksten trek van den Amerikaan?’
‘De lust tot scheppen, de liefde voor het nieuwe en voor de toekomst, zoo juist door den heer Boutroux omschreven. De Amerikanen hebben den raad van hun philosoof Emerson niet vergeten: “Span de sterren voor uw wagen”. Ze hebben dan ook een verbazingwekkend vertrouwen in de toekomst, hetgeen ongetwijfeld hun grootste kracht uitmaakt’.
‘Houdt u veel van de Amerikanen en Engelschen?’ ‘Ja, heel veel. Volgens mij hangt de wereldvrede af van de overeenstemming, de oprechte vriendschap tusschen Amerika, Engeland en Frankrijk. Onder die voorwaarde is de toekomst der geheele wereld verzekerd....’
‘U hebt een belangrijke taak te vervullen’.
‘Ik moet mijn plicht doen’.
‘Zou ik iets naders omtrent uwe aanstaande werkzaamheden mogen weten?’
De heer Claudel ziet mij aan en glimlacht weer. Een gezant laat zich niet zoo gemakkelijk vangen. ‘U weet wel, dat ik hierover niets kan zeggen. Ik heb mij echter voorgenomen zooveel mogelijk in de Vereenigde Staten rond te reizen. Mijne eerste reis zal ik maken naar de Zuidelijke Staten, die den laatsten tijd zulke zware beproevingen hebben doorstaan’. ‘Zult u nog tijd hebben om te schrijven?’
‘Als men werkelijk iets te zeggen heeft, vindt men wel tijd. Ik hoop daarginds een stuk over Columbus te voltooien; de Duitsche regisseur Max Reinhardt heeft er mij om gevraagd....’
De heer Paul Claudel vertrekt dezer dagen van het Gare Saint-Lazare. Terwijl hij van den winter in zijne hoedanigheid van gezant Florida en Zuid-Carolina bezoekt, zal men in Parijs twee zijner tooneelstukken opvoeren.
M. SAUVAGE