tot nog toe de markt met de afgrijselijkste producten overstroomde. Schuitmaker bezat de levende macht om waarachtige gestalten op te roepen; zijn dialoog is prachtig; de tendenz stoort nooit, omdat hij haar bezielt. Een opmerkelijke verschijning vóor de crisis van 1915.
In 1915 dan de revolutie; voor de friesche literatuur als '80 voor Nederland. Het jonge Friesland ontwaakt, wordt zich bewust van eigen roeping, kent den nood van het oude land, wil bevrijden, grenzen verbreken, naam veroveren, - niet alleen in litterair opzicht. Want hierin is het groote verschil tusschen friesch '15 en Nederlandsch '80, dat de Jong-fries, zooals spoedig de officieel geliefde en verfoeide naam luidt, niet alleen een vernieuwing van de kunst, maar een vernieuwing van de gansche friesche cultuur begeert; zij hernieuwt den droom van Harmen Sytstra, het Groot-Friesland; aanvaardt alle consequentie's, hieraan onherroepelijk verbonden, en de Jongfryske Mienskip onder onbetwist leiderschap van Douwe Kalma komt tot een uiterst separatisme, dat met klem en nadruk een absolute vrijmaking begeert van nederlandsch gezag, van nederlandsche cultuur, van nederlandschen invloed: het Friesch zij de officieele taal: uit kerk en school en ambtsgebouwen worde het Nederlandsch geweerd.
De eisch was te geweldig en te groot, en slechts door de intellectueele jongeren werd hij aanvaard. De massa werd niet bereikt, kon niet van deze idealen worden doordrongen; de beweging liep dood op zichzelf. Tegenwoordig schijnt de Jongfryske Mienskip slechts op-socialistischen-grondslag-berustende beginselen te drijven, en haar doel is, langzaam en langs evolueerenden weg tot het hart van het volk door te dringen. Doch dit heeft zij litterair bereikt: de vrijmaking van de taal, het vestigen van een nieuwe kunst, zooals tachtig het veel eerder in Holland had gedaan.
Daar in dezen wilden, jongen strijd de economische en politieke inzichten parallel liepen met de nieuwe kunstgedachte, kan men de laatste nimmer memoreeren zonder de gansche verhouding te noemen. Tusschen deze drie bestond het innigst verband; onafscheidelijk waren zij aan elkaar verbonden, totdat de eerste twee weer in het gedrang kwamen en slechts de taal-hernieuwing van duurzamen invloed bleek.
De groote aanval van de Jongfriezen was voornamelijk gericht op het oude, sinds jaren bestaande ‘Selskip for fryske Tael- en Skriftekennisse’, dat het heil van friesch Friesland meende te moeten zoeken in een angstvallig vasthouden aan de traditie; voor wie de woorden ‘omwenteling’, ‘hernieuwing’ ten eenenmale uit den booze waren. Veel behoeft hierover niet te worden gezegd. Wat '80 deed, deed '15 ook; het leerde den volke opnieuw wat kunst is en wat de naam ‘kunstenaar’ beduidt. Zooals gezegd, had de Jongfr. Mienskip nog meer pijlen op den boog dan de revolutie der taal alleen; en in dit opzicht heeft het niet bepaald de gansche overwinning weggedragen. In hoeverre zulks mogelijk was kan hier niet beoordeeld worden, daar alleen de litteratuur ter sprake zal komen.
Naast het oude ‘Selskip’ bestonden echter ook nog een ‘Roomsk Selskip’ en een ‘Kristelik (calvinistisch) Selskip’. Deze waren, gansch in tegenstelling met het oude selskip, spoedig doordrongen van de Jongfriesche idee, werden bewust van hun nationaal besef, zagen een roeping voor Friesland; vooral de Calvinisten werden tot vurige separatisten; zelfs thans, nu de Jongfriezen op dit punt haast geheel zijn geretireerd, vindt men onder de calvinistische jongeren nog altijd, die een volkomen vrijheid wenschen voor Friesland: home rule, vrijheid van taal en bestuur. Men hoore de hymnen die als geuzenliederen in hun kamp weerklinken!
Na 1915 dan is er weer een friesche litteratuur, die er kan zijn; zijn er kunstenaars, dichters en prozaschrijvers wier werk naast dat van buitenlanders mag staan. Welke litteratuur is door Kalma niet in Friesland geïntroduceerd! Hij vertaalde ten dienste van anderen Homerus, Shakespeare, Schiller, Molière; meerderen vertaalden; en de jonge friesche kunstenaar werkt zèlf; door den berg van invloeden, die op haar gestapeld is, heeft een nieuwe friesche kunst wortel geschoten, is opgegroeid en staat nu als een fiere jonge struik, die ieder jaar rijker bloesemt. Namen te noemen en tijdschriften, lijkt ons overbodig, daar we in een volgende kroniek een zoo geregeld mogelijk overzicht van friesche letterkundige stroomingen hopen te kunnen geven.
De groote conflicten tusschen Oud en Jong Friesland, waaronder zich voortdurend persoonlijke grieven en veeten mengden, zijn langzaam vervaagd. Men tracht tot verzoening te komen. Dit heeft men gemeend te kunnen bereiken door het stichten van een nieuw verbond: ‘De Upstalboom’. Zooals eeuwen her afgevaardigden van alle friesche landen in de vergadering van den ‘Upstalbeam’ zitting hadden en 's lands belangen bespraken, zoo komen nu weer de afgevaardigden uit de verschillende friesche selskippen tesamen en trachten de geschillen, die hen gescheiden houden, op de meest bevredigende wijze op te lossen. Het is echter de vraag, of dit gelukken zal. leder selskip houdt nog te veel vast aan eigen standpunt, dogma of traditie; persoonlijke twisten zijn aan de orde van den dag - en het voor de litteratuur zeer groote euvel is, dat de friesche taalstrijd zich nooit geheel los kon maken van den strijd om staatkundige rechten en omtrent economische vraagstukken. Maar hoe kan men óóit eenheid verwachten in het vrije, oude land van Schieringers en Vetkoopers?
THEUN DE VRIES