Engelsche letteren
Longworth Chambrun, Shakespeare.
ER bestaan vele boeken over Shakespeare, en vele goede boeken. Ieder kent het handige handboek van Boaz of de biografie van Dowden. Dergelijke boeken lichten voldoende in over het ingewikkeld onderwerp van Shakespeare en zijn tijdgenooten. En alle documenten vindt men achter in de editie van Delius verzameld. Trouwens, de werken over Shakespeare zijn zonder tal. Wanneer er dus niet een bijzonder goed boek verschijnt, heeft het weinig zin daarvan gewag te maken voor anderen dan specialisten, die trouwens in Nederland ook niet zoo talrijk zijn.
Het boek van Mevrouw Longworth Chambrun is nu evenwel zulk een buitengewoon boek, omdat het, op een origineele manier, de volledigst denkbare samenvatting geeft van het ingewikkelde onderwerp, met al zijn vertakkingen in de geschiedenis van den tijd en de levens van een aantal bekende of verder in het duister gebleven personages. Het is zelden met meer durf en zelfstandigheid aangeroerd. En daaraan is het te danken, dat dit boek veel verklaart, wat elders in den schemer gelaten wordt, omdat het bijna onmogelijk is er houvast aan te krijgen en tevens aan alle loopende hypothesen te voldoen. Voor hen, die in het onderwerp thuis zijn, geeft het steunpunten, en zij, die er niet in thuis zijn, krijgen smaak in het geval.
Mevrouw Longworth Chambrun is een Amerikaansche, gehuwd met den Franschen generaal de Chambrun. Het boek is in het Fransch geschreven, wat bezwaren heeft, omdat teksten en aanhalingen vaak in vertaling zijn ingelascht. Het is evenwel precies het tegendeel van het resumé van het werk van anderen. Het is voor mijn gevoel een meesterwerk, waarin ik altijd bladeren zal.
De behandeling van de ingewikkelde geschiedenis der sonnetten, of die van de samenzwering van den graaf van Essex heb ik nergens duidelijker gevonden. En dat zijn twee van de knooppunten, waaraan het heele verhaal hangt. De sonnetten zijn een van die onderwerpen, waarbij uitgevers en essayisten bijna steeds hun hoofd verliezen, omdat ze het spoor bijster raken in de hypothesen, die anderen in den loop der tijden gemaakt hebben.
Er is een kwestie van personen, ten eerste. En er is een kwestie, of de dichter ze maar in de blauwe lucht heeft gefantaseerd, of wel met hart en ziel en met betrekking op personen en op beleefde dingen zijn eigen sonnetten heeft gedicht.
Voor wie zijn zij geschreven?
Ze zijn opgedragen aan een Mr. W.H. En dat is waarschijnlijk Shakespeares beschermer Southamton en ook het personage, dat in de eerste sonnetten goeden raad krijgt en wiens deugden in de verdere gedichten worden uitgestald. Verder is er een donkere dame, een ‘lady coloured ill’ in het spel, en wie dat was, ook dat zou men gaarne weten.
Wie dus de Mr. W.H. van de opdracht is, wie de vriend en wie de donkere dame, daarover loopt het verschil en men heeft vele namen genoemd en vele twijfelachtigheden en absurditeiten, van hetzelfde allooi en kaliber als de bewering, dat Shakespeare de schrijver niet zou zijn van de werken van Shakespeare.
Mevrouw Longworth, met vele anderen trouwens, neemt het eenvoudigste aan, namelijk dat de vriend de graaf van Southampton was, die Henry Wriosthesley heette en Shakespeare's beschermer was; de letters W.H. van de opdracht zijn dan eenvoudig omgedraaid door den uitgever Thomas Thorpe, uit voorzichtigheid, omdat hij naar alle waarschijnlijkheid de uitgave begonnen is buiten den dichter om, sonnetten die in omloop waren verzamelend, en niet meer de aandacht wilde trekken dan noodig was. Bij uitstek interessant zijn de hoofdstukken over Shakespeares verhouding tot de humanisten van zijn tijd, en voor éen van hen, voor den in Southamptons omgeving levenden Italiaan Giovanni Florio, die Montaigne in het Engelsch vertaalde, en die tot nog toe weinig bestudeerd werd, is het oordeel van mevr. Longworth van bijzonder belang, omdat zij aan hem reeds vroeger een uitvoerige studie heeft gewijd.
Men weet, dat Shakespeare veel te danken had aan de Plutarchusvertaling van North, en dat Julius Caesar, Coriolanus, en Antonius en Cleopatra hun ontstaan te danken hebben aan zijn lectuur van de levens dezer illusteren. Ook in oude Italiaansche kronieken heeft Shakespeare veel gebladerd en de onderwerpen van menig stuk gevonden. En hij las Montaigne en Rabelais.
De bezitter nu van een groote collectie Italiaansche novellen was precies de vertaler van Montaigne, die in de omgeving van Southampton leefde: Giovanni Florio.
Juist over dezen Florio nu is het oordeel van Mevr. Longworth van groot belang. Hij is in zekeren zin haar ontdekking, want niemand vóór haar had zijn vele geschriften in bijzonderheden bestudeerd. Ze schreef daarover haar academisch proefschrift, en de hoofdstukken in haar boek, aan Florio gewijd, bevatten allerlei nieuws.
Florio behoorde dus tot de bekenden van Shakespeare. Hij schreef eenige werkjes, o.a. conversatie-lessen in het Engelsch, doceerde Fransch en Italiaansch in Oxford, maakte Italiaansch-Engelsche dictionnaires: A World of Words etc. en vertaalde ten slotte Montaigne.
Ook bezat Florio een mooie bibliotheek van een driehonderd werken, waartoe Shakespeare toegang had. En daar kon hij Cinthio, Boccacio, Bandello, de Italiaansche Novellen-schrijvers, tezamen met Machiavelli, Ariosto, enz. vinden.
Shakespeare, die in niet al te goede termen met hem