Indische verhalen
DOOR Prof. Caland zijn een drietal verhalen uit het Sanskrit vertaald, die onder den titel ‘Drie Oud-Indische Episoden’ bij Thieme te Zutphen uitgegeven zijn. Ze zijn van verschillenden aard en leiden daardoor ieder op geheel andere wijze tot het Indische gedachtenleven in. In Hariscandra leeren wij de merkwaardige sfeer kennen, waarin de godsdienstige voorstellingen der Indiërs zich bewegen. De vloek van een priester dompelt een rechtvaardigen koning in het vernederendste ongeluk, waarin zijn vrouw en kind moeten deelen. De dienstbaarheid bij een paria is het diepste leed, waartoe de koning moet afdalen, maar het is de beproeving, die hem waardig maakt in het godenrijk Avodhyâ te heerschen.
Het tweede verhaal ‘Goudstad’ is eerder een sprookje te noemen. Het bezoek bij bovenaardsche jonkvrouwen, die door den held van den haar opgelegden vloek verlost worden en met hem huwen, is het ontelbare malen en steeds weer op andere wijze vertelde thema. Den Westerschen lezer zal zeker treffen, dat de Indische dichter graag het verhaal ingewikkelder - wat niet hetzelfde is als belangwekkender - maakt, door dezelfde motieven in licht gewijzigden vorm eenige keeren naast elkaar te gebruiken.
Eindelijk behandelt het verhaal van den slimmen dief het bekende sprookje van Rhampsinitus of Ramses III. Dit verhaal van den meesterdief is buitengewoon geliefd in de volkstraditie; het artikel van Köhler in ‘Orient and Occident’, dat in de aanteekeningen aangehaald wordt, is te verouderd om hiervan een eenigszins volledig beeld te geven. Door Chauvin, Gaston Paris en Bolte-Polivka zijn sindsdien vele nieuwe bronnen toegevoegd. Merkwaardigerwijze komt het verhaal van den Meesterdief ook voor in een Boeddhistisch werk, dat in de 8e eeuw in het Chineesch vertaald werd, wat wel bewijst, hoe geliefd het was, maar niet minder, hoe vernuftig de Boeddhistische monniken waren, die zulke verhalen tot geestelijk voedsel wisten om te vormen. Dit verhaal, dat voor den folklorist een bijzondere aantrekking heeft, is misschien voor den modernen lezer wel een beetje ‘flauw’ en valt na de vorige wel wat af.
Jammer dat de uitgevers dit bundeltje op bordpapier gedrukt hebben, er was zoo een aardig en smakelijk boekje van te maken geweest, dat dan zeker het begin van een reeks Indische keurbundels had kunnen wezen. Men vergelijke er eens mee de serie ‘Indische Erzähler’, die Haessel te Leipzig uitgegeven heeft! Maar, zullen de uitgevers antwoorden, het publiek wil tegenwoordig waar voor zijn geld...
J. DE VRIES