Den Gulden Winckel. Jaargang 26
(1927)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||
Het Nederlandsche ex-librisIII Parlant motief, spreuk en vloek.IN ons land is de exlibris-kunst nimmer casuïstisch behandeld. Dit onbegrijpelijke verzuim is een probleem; want hoe spoedig glanzen den ernstigen speurder schoone vondsten tegen. Onbekende prentjes trillen opeens in het licht der verrukking, verschaalde beteekenis wordt gezuiverd, verloren verband opnieuw gedolven. Reeds bij exoterische beschouwing blijkt, dat de studie van het ex-libris onophoudelijk de wegen kruist der heraldiek. Het gebruik van het wapen-motief is hierbij van primaire orde, doch ook in tal van andere aspecten vinden we verwantschap met die leer. Het uitwisselen van gegevens is daaraan inhaerent. Het kiezen van een voorstelling met reminiscenties aan den geslachtsnaam of de picturale vertolking van dezen berust op eene idee, welke allerminst vernuftig is, doch zich al spoedig opdringt. Toch ligt de oerbron in de heraldische wetenschap en op dit punt doen zich aardige bijzonderheden voor. Een wapen, waarin de Duitsche familie Rothenburg een rooden burcht voert, noemt men ein redendes Wappen. Zoo kennen de Franschen hun armes parlantes en wij onze parlante motieven. Doch deze zijn feitelijk slechts dán zuiver vertegenwoordigd, wanneer de voorstelling den naam in beeld brengt zonder dat deze in letters is aangegeven. De parlante ex-libris, aldus zouden ze kunnen worden genoemd, zijn uiterst schaarsch, hetgeen echter niet ware te betreuren; door het ontbreken van den naam zijn ze als eigendomsmerk niet gedefiniëerd. Bij wijze van uitzondering voorkomend, zijn ze evenwel niet te versmaden, want dergelijke interessante wederwaardigheden verhoogen het genoegen van den verzamelaar. Afbeelding no. 1
Een bekend Nederlander, hoofd van een vermaarde instelling, voert een ex-libris met parlant motief in den origineelen zin. Aangezien hij in dit verband zijn naam niet wil zien gepubliceerd, moest helaas een reproductie daarvan achterwege blijven. In ruimeren zin behooren tot deze soort ook de tegenwoordig herhaaldelijk verschijnende ex-libris met onderwerpen, reageerend op namen als Houthakker, Smid, Visser, die daarin dan niet zijn verzwegen. Een parlant en thans tamelijk zeldzaam boekmerk van bijzonder uiterlijk voerde reeds de Nederlander Kops in de 18de eeuw; het verband tusschen naam en voorstelling, welke vermoedelijk een ineenvlechting is van allegorie en wapen, is hier zeer sprekend (afb. 1). Een enkele maal ontmoeten we het motief halfslachtig, b.v. in het destijds door Mej. Th. Schwartze ontworpen teeken voor A.G.C. van Duyl. In den bovenrand staat A.G.C. van, terwijl het geheele binnenvlak wordt ingenomen door de hoofdletter D, waarin een uil zit. Doet dit echter niet te zeer denken aan een puzzle op een sigarenzakje? De Haagsche musicoloog, Dr. D.F. Scheurleer, teekende voor eigen gebruik een bibliotheekmerk, dat hier niet mag worden verzwegen. Op een notenbalk zijn de initialen als noten voorgesteld, omgeven van een ornamentalen rand, waarin bladvormen en muziekinstrumenten decoratief zijn verwerkt. Zouden we hier niet kunnen spreken van... chantant motief? Een begeerd attribuut is de spreuk. Doch de liefde voor het eigendom werd daarin niet steeds gematigd geuit; zij steeg soms tot een ongebreidelde passie. Verschillende mentaliteiten deden de deviezen gradaties doorloopen, beginnend bij een vriendelijk verzoek, zich bewegend langs waarschuwing en bedreiging naar vervloeking en verwensching. Voor de laatste beide stadia past kwalijk het begrip spreuk en men doopte deze dan ook met den term boekvloek. Het is wel merkwaardig, dat hij bijna uitsluitend in het buitenland voorkomt. Toch wekt het lezen van al die meer en minder rauwe uitlatingen een zekere emotie, doordat de liefde voor het boek er de grondtoon van vormt. Velen in onze dagen, onder wie zelfs academisch gevormden, kunnen zich daaraan spiegelen. Ze hebben eerder tien gulden veil voor genoegens van tijdelijken aard dan het derde deel hiervan voor een boek. Er zijn vruchten, die men in den beginne versmaadt, doch moet leeren eten en genieten. Zoo behoort ook de mensch te worden gevoerd tot de hooge vreugd, die een boek hem kan bereiden. Maak het gevoel in hem wakker voor innerlijken rijkdom en uiterlijke distinctie van dit voorwerp van drukkunst. Een aldus gewekte liefde is onuitroeibaar, maar zij is bovenal rein en veredelend en zij ontroert, telkens opnieuw, met een bijna magnetisch vermogen. Uit deze genotstrillingen komen ongetwijfeld de felle decreten voort, als flakkerende toortsen van boosheid op verschillende buitenlandsche merken aangebracht. Maar toch..., de hoogheid van ziel wordt er niet in weerkaatst, fijnheid van geest is er in zoek, de grofheid gaat er soms wat bar te keer. Gebrek aan zelfbeheersching heeft hier verraderlijk werk gedaan. Steal not this book for fear of strife
For its owner carries a huge jack-knife.
Menigeen deinsde niet terug voor de uiterste excessen. Doch leidt psychologische analyse van dit durfbetoon niet tot de schampere verzuchting, dat de tegenpartij in den regel slechts een chimaera was? Op het ex-libris van een Duitsche dame komt de pathologische wensch voor: Die Pest auf ihn, der mir das Buch nicht wiedergiebt.
Bedreigingen met slaag, moord, ziekte doen niet meer ontstellend aan. Het schijnt een overtroeven in vindingrijkheid, in overdrijving, ja, men mag zelfs andermans eigendom niet aanraken. | ||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||
Dieses Buch das ist mein eigen,
Wer es anfasst, kriegt Ohrfeigen.
Wer es wegnimmt, der kriegt Keile,
Das sage ich jetzt alleweile.
We geven deze citaten niet als representatief voor den geest van het land. Immers, uitingen van dezen aard zijn evenzeer gemeengoed in het algemeen-menschelijke als haar tegendeel. Vindt een begrip niet zijn bevestiging in de ontkenning? These, antithese en synthese vormen in de dialectiek een onverbrekelijke trilogie. En toch..., de inhoud van de volgende opdracht trekt wel een weinig naar het hartje van Parijs, draagt onmiskenbaar het cachet van dat ‘Paris de France’: A mes livres
Chères délices de mon âme,
Gardez vous bien, de me quitter,
Quoiqu'on vienne vous emprunter.
Chacun de vous m'est une femme,
Qui peut se laisser voir sans blâme
Et ne se doit jamais prêter.
In ons land komt de boekvloek nagenoeg niet voor. Waren de Hollandsche boekbezitters steeds lieden met een ruim hart of van bezadigden aanleg? Dat zij zich wars toonden van realistische uitdrukkingen is misschien te veel lof... Wij denken aan de geestige en ook wel pittige rijmpjes, die een Jacob Cats over dit onderwerp had kunnen ten beste geven. Hoe het zij, Holland bleef in zijn boekmerken als de oogenschijnlijk bedeesde jonkvrouw, die schuchter van al die buitenlandsche onbeschaamdheden kennis nam. Hoogstens verscheen het kernachtige ‘Mijn boek!’ of het zakelijke etiket ‘Particulier eigendom’. Ieder, die een ex-libris laat ontwerpen, zal pogen daarin iets origineels te doen weergeven. Aan dit streven danken we een boekvloek, dien we nu eens niét wraken. In 1922 teekende O. Verhagen voor den kapitein der Koninklijke Maréchaussée, M.C. van Houten, een bibliotheekmerk met een voorstelling, die een rechtstreeksche reactie is op de functie van den eigenaar, deze althans op-den-man-af symboliseert (afb. 2). Het ‘guerre aux brigands’Afbeelding no. 2
is ontleend aan een dagorder van den Franschen generaal Radet van 26 Mei 1800, welke luidde: ‘Respect aux personnes et aux propriétés; soumission aveugle aux lois; obéissance envers les chefs; déférence et respect aux magistrats judiciaires et civils et à l'autorité militaire; prudence, douceur et modération envers les citoyens; guerre aux brigands; voilà le mobile de la Gendarmerie’. Het is een kostelijke truc, om die drie woorden dezer oude instructie zoo geestig te endosseeren en juist dat zij tusschen aanhalingsteekens zijn geplaatst verleent aan de beteekenis een fijne ironie. En hoe wrang-naturalistisch is de visueele waarde gecomponeerd. Intensief is in beeld gebracht de aangrijpend-groote afstand, welke tusschen twee menschen kan bestaan: de militair met geciviliseerd gelaat, waarover de rechtvaardige onverbiddelijkheid trilt van zijn ambt, personificatie van het gezag tegenover den roover, den diep-gezonkene, een van-alles-verlatene, wiens erbarmelijke gelaat ons toeklaagt als een incarnatie der theorie van Lombroso. Puntig is het gegeven verwerkt en het resultaat biedt een perspectief op Verhagens capaciteit tot portretteekenen; want daartoe is allereerst het vermogen vereischt om uit eigen psyche te treden. In den vloek wordt het eigendom verdedigd en als zoodanig is hij in harmonie met het karakter van ex-libris, eigenlijk veeleer dan een spreuk als ‘Sibi et amicis’. Deze was reeds op een der oudste boekmerken aangebracht; voor zich en de zijnen, voor zich en zijn vrienden waren Bilibald Pirckheimers boeken. En waarom niet? Door het voeren van een bibliotheekmerk is het roerende goed immers beschermd! Een aardige nuance, met een accres in den jovialen toon, biedt het ex-libris, dat L.O. Wenckebach in hout sneed voor Romano Guarnieri (afb. 3). Per me e per te, voor mij en voor jou, zoo is Afbeelding no. 3
de opvatting van den eigenaar en zij is tot uitdrukking gebracht in een figuur, die boeken strooit als pepernoten. Welk een gebaar vergeleken bij den schimmenaanval met mes en moordzucht! Het is bovendien een karakteristiek staaltje van houtsnijkunst, dat terecht de grenzen dezer techniek suggereert door een plastische tegenstelling tusschen wit en zwart. Deze houtsnede heeft in haar optische verschijning iets sculpturaals. Een spreuk, waarin het boek-motief voorkomt, versterkt en bevestigt het karakter van het exlibris meer dan eenig ander motto. Curiositeitshalve volgen hier enkele regels, op Nederlandsche boekmerken voorkomende: Een boek gedrukt in 't hert als was
Is meer als duizend in de kas (Jan Luyken).
Een goed boek weegt zwaarder dan goud.
Eer schept men water met een zeef dan wijsheid zonder boeken.
| ||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||
Wil je voordeel? Leest met oordeel.
Eer wij wat weten sijn wij versleten.
Afbeelding no. 4
gebracht door den Waalschen sierkunstenaar Otlet te Antwerpen. Dit laatste diende echter slechts als voorbeeld, niet als model en hoewel dit niet blijkt, is het ex-libris toch speciaal voor den heer Mees ontworpen (afb. 4). Het is afgedrukt in onderscheidene tinten, waardoor mooie combinaties kunnen worden verkregen met den naam, in kleur aangebracht door middel van een rubberstempel. De Fransche spreuk wekt weder een geheel andere gedachte dan het sibi et amicis, het per me e per te. Ach welk een groot aantal schakeeringen treden zelfs in de secundaire motieven der ex-libriskunst op! JOHAN SCHWENCKE
|
|