Men kan den stijl en den geest van stukken als die van Ibsen verouderd of verwerpelijk achten, dit neemt niet weg, dat zij in hun soort gave en voltooide meesterwerken zijn.
Niet alleen dat deze volkomenheid aan het stuk van Van de Velde ontbreekt, maar zij valt zelfs in rudimentairen en fragmentarischen vorm niet te bespeuren. In stede daarvan zien wij de gebrokenheid van cacophonie, caleidoscoop en futurisme in bonte mengeling.
Anton van de Velde
Ahasverus, Onze lieve vrouw, Don Quichot, een stilstaande klok, een bar, een galjoen met de Leeuwenvlag, de Vliegende Hollander, chemisten, heeren in smoking, een stokpaardje, Robinson Crusoë, negers, een wandelend standbeeld, een uil, Ali-Baba, zonnebloemen, mystieke golven, Asschepoets, deze bizarre rattaplan warrelt met verbluffende willekeur op het platte vlak van een film ons voorbij, zonder geestelijke verdieping, maar daarentegen interessant door picturale effecten.
In den trein worden wij soms even getroffen door het curieuse van het overigens bekende feit, dat het glas twee door elkander heenvliedende werelden toont, die van het landschap met zijn verre perspectieven en die van het kleine alledaagsche gedoe in het coupé-vertrek.
Het landschap ijlt voort door een menschelijk hoofd of wel een schedel zweeft in groteske verhoudingen met verachting van de wetten der zwaartekracht dwars door een bosch.
Zoo ook doordringen de beelden elkaar in ‘Tijl’. De strijd en het leed van Vlaanderen vindt men er geprojecteerd op tamelijk alledaagsche gebeurtenissen, waaraan zij eigenlijk vreemd zijn. Slechts de zwakke draad eener rhetorische analogie, schept een intellectueelen band.
Het stuk heeft ook in zekere mate de eigenschappen van een kruiswoorden-raadsel, waaruit degene die zich ten doel heeft gesteld de oplossing te vinden, de redekunstige phrasen van den politieken strijd ten slotte ook vindt.
De moedige tocht, dien de geest van Vlaanderen ondernam, de dienstbaarheid van de ziel van Vlaanderen aan de gemaniëerde en futlooze Franskiljonsche bourgeoisie, de ontwijding van het Vlaamsche erf en de schandelijke onderworpenheid van het volk aan zotte intellectueelen en schacherende fielten, deze politieke rhetoriek zien wij al gerealiseerd op het tooneel van het oogenblik af, dat wij Tijl en zijn gezellen het schip zien bestijgen.
Zij wordt verder zichtbaar in de alledaagsche verhoudingen tusschen de Vlaamsche dienstbaren, Lamme Goedzak en Nele, in het huis van den markies Saturé de bel Esprit, en ten slotte in de bar van Ahasverus.
Met futuristischen zwier zijn daartusschen de beelden gesteld van Ahasverus, de Vliegende Hollander, Don Quichotte, etc., terwijl de sfeer wordt bepaald door den sappigen humor van Lamme Goedzak en den zweem van religieuze intimiteit, die afstraalt van het Madonnabeeld.
De moraal of de tendentie van de leidende idee, wordt hier niet gelegd in een afgesloten verhaal, maar in schilderachtige symboliek en een caricatureele typeering.
Maar hoe groot de vorderingen van dezen Vlaming in de richting, die wij bijv. in de ‘Vertraagde Film’ al zien, ook blijken te zijn, hoeveel verder hij reeds staat van het doodgeloopen realisme en hoeveel meer hij het vermogen der Vlamingen toont om terug te grijpen tot in de Middeleeuwsche gedachtensfeer, toch blijft ook hier de intellectueele moedwil nog duidelijk merkbaar.
Suggestief is het stuk in zijn geheel niet.
Het is ingegeven door een sterk warm gevoel van nationalisme, de politieke hartstocht laait zuiver uit in sommige gedeelten waar de suggestie direct kan worden teweeg gebracht; de lyriek van Tijl en het hijschen van het zeil met de leeuwenvlag brengen aangrijpende momenten; maar in het algemeen is de vlam naar binnen geslagen en in de exotische en alledaagsche details geabsorbeerd. Deze hadden den auteur moeten dienen om het contact met het publiek te verkrijgen. Zij dienden echter niet, maar heerschten.
Het stuk is geladen van politieken hartstocht maar wordt niet explosief, behalve dan misschien daar waar de directe politieke satire op een daartoe voorbeschikt publiek vat krijgt.
Daarom maakt het den indruk fragmentarisch te zijn en is het veeleer belangrijk voor nieuwsgierige intellectueelen, dan suggereerend voor een ongekunsteld en onbevangen publiek.
Dit bleek ook bij de opvoering door het Vlaamsch Volkstooneel, die ik te Arnhem mocht bijwonen.
De gulle Vlaamsche zotternijen van Lamme Goedzak welke het staag verzwakkend contact tusschen spelers en publiek steeds weer aanhaalden, konden niet verhinderen dat er telkens weer oogenblikken voorkwamen, waarop nog slechts enkelen in de zaal genoeg vernuft toonden om het levend verband te vatten.
Het prachtige spel van Staf Bruggen, die elk woord wist te doen leven en sprankelen van humor, en