| |
Boekenschouw
Oorspronkelijke werken
J. Treffers. Eenzaamheid. - Uitgevers-Maatschij. Elsevier, Amsterdam, 1924.
Deze roman is bijzonder goed geschreven, en hoewel het ‘verhaal’ zeer eenvoudig is boeit het boek van het begin tot het eind door zijn knappe en rake karakterteekening, die van een zeer fijn inzicht getuigt.
De inhoud van den roman komt hierop neer: Marcus van Haaren ontmoet op een avondje, waar altijd dol en uitgelaten wordt gedaan, een meisje, Jeanne van Heerlen. Marcus is iemand die bijzonder gevoelig is voor stemmingen; hij denkt serieus na over allerlei levensproblemen, maar poseert ook vaak als de bijzonder gevoelige intellectueel die hij in zijn hart niet is. Jeanne lijkt hem veel ernstiger als de rest van het troepje meisjes waar hij mee omgaat, ze is heel ontwikkeld, leest veel en houdt ook niet van den oppervlakkigen, opgeschroefden toon die in hun clubje heerscht. Marcus gelooft van haar te houden en wikt en weegt nauwkeurig in zijn binnenste ‘een engagement of niet?’
Jeanne en hij maken samen een fietstocht, en met een paar zinnen weet de schrijver ons duidelijk te maken dat het gevoel dat Marcus voor Jeanne heeft, toch niet het ‘ware’ is. Marcus denkt veel na over hun verhouding, die menigeen aanleiding geeft tot ‘kletsen’.
- ‘Maar hij wist ook, dat elk hartelijk woord, elk nieuw bewijs van eender denken en eender voelen hen dichter tot elkander zouden drijven, zonder dat hij voor zich volkomen overtuigd was dit te wenschen’. - En wanneer Marcus ten slotte zijn liefde uitspreekt en ze elkaar in de armen vallen, komt voor hem alweer gauw de bezinning. Wanneer ze, na hun eerste extase, naar Jeanne's huis gaan, kust Jeanne hem opeens op mond en wangen. ‘En Marcus, lijdzaam de liefkoozing ondergaande, bedacht dat je met zoo'n omhelzing toch eigenlijk zoo mal over elkanders schouder heenkeek, zoodra je niet meezoende’. De idealistische en blom-zoete houding van Jeanne ergert Marcus na zijn eerste verliefdheid bovenmate. ‘Hij stikt in de zoetigheid’ en wil zijn engagement verbreken, voelend dat hij en Jeanne niet bij elkaar passen; Jeanne's wanhoop en de overredingskracht van een vriend doen alles bij het oude blijven. Er wordt getrouwd, en ook in het huwelijk ondervindt Marcus al heel gauw het ‘te veel’. Zijn jonge vrouw stoot alle familie en hartelijke kennissen af met onhebbelijke koelheid, omdat zij het zonde vindt van haar avonden, die zij anders met Marcus alléén kon doorbrengen. Marcus offert zich van het begin van zijn huwelijk op, hij laat alles wat hij prettig vindt, omdat Jeanne er aanmerking op maakt; hij voelt zich door haar grenzenloos egoïste en alles voor zich eischende liefde geprikkeld, en langzaam aan ziet hij in dat zijn huwelijk verre van gelukkig is. Uitstekend is dat geleidelijk afbrokkelen van hun eerst zoo gaaf geluk gegeven. De figuur van Jeanne, met haar onuitstaanbare gewoonten, haar ‘edele’ drijfveeren en haar, bij alle ongelijk dat ze heeft, nooit geknakte superioriteitsgevoel is bijzonder knap. Ook Marcus, de wel veel-eischende in zijn huwelijk, de dikwijls zwakke zoeker, is goed gegeven. Wanneer na een langen tijd van vervreemding Marcus gescheiden is en alleen
woont, komt hij tot een inzicht van zich-zelf.
‘Wat had hij van zijn leven en dat van Jeanne gemaakt? Was zijn huwelijk een fout geweest, een hopelooze vergissing; of had het hem tot zegen kunnen worden als hij zelf het niet verbroddeld had?
Hij had gezocht naar iemand, die hem zijn eenzaamheid zou ontnemen, die alles van hem weten zou, al zijn ge- | |
| |
dachten zou kennen, al zijn wenschen zou raden, al zijn motieven begrijpen ... Ieder mensch was eenzaam, maar hij, hij had het onmogelijke begeerd, hij had zich vastgeklampt aan een ander en die verantwoordelijk gesteld voor wat er nu verder in zijn leven gebeurde’. Vol berouw zoekt Marcus Jeanne weer op en ze besluiten het leven nog eens opnieuw te beginnen.
| |
Felix Hageman. Oom Jerry. - Van Holkema en Warendorf, Amsterdam. (202 blz.).
f 1. -; geb. f 1.50
Het begin van dezen ‘oorspronkelijken’ roman doet werkelijk nogal oorspronkelijk aan. We maken er kennis met de heldin Jos van Laer, een van levenslust overvloeiende Haagsche jonge dame, student in de rechten aan de universiteit te Amsterdam, in het bezit van twee even ‘sprudelende’ zussen en een larmoyante zeurkous van een moeder. De familie is vaderloos en fortuinloos en woont (voor de goedkoopte?) op een bovenhuis in de Veenestraat. Tot zoover gaat alles goed. De jonge dames zijn van een bovenmate vermoeiende geestigheid en opgewektheid en Jos zet deze uitbundigheid na de Kerstvacantie in Amsterdam voort met eenige mede-studenten, die ook ‘als maar’ geestig en ad-rem zijn. Maar nu beginnen de avonturen, die meer aan een vertaald Engelsch romannetje, genre Williamson, doen denken, dan aan een oorspronkelijk verhaal. Jos vertrekt in de Paaschvacantie naar haar voogd in Engeland, die zij oud denkt, maar die jong blijkt en die eenige waardelooze aandeelen van een zilvermijn in Mexico voor haar bewaart. Deze zullen haar, nu ze meerderjarig is, geworden. Natuurlijk blijkt opeens dat er ‘heusch’ zilver in de mijn is; Jos zal schatrijk worden. Haar oom Jerry deelt het haar mee; dit gesprek wordt afgeluisterd door de ‘verraaier en avonturier’ Andrew Burchell, die dus het plan maakt Jos te trouwen. Hij vraagt haar en, verliefd op zijn mooie gezicht, stemt Jos toe. Ze neemt het besluit naar Mexico te gaan met oom Jerry, de filmfiguur tante Arabella en haar aanstaanden man.
Langzamerhand verandert dan Jos' gevoel voor Andrew en merkt ze dat ze oom Jerry eigenlijk liefheeft. Wanneer Andrew ten laatste dan nog een laffe tiran en een ontrouw minnaar en (bijna) een laaghartige verleider blijkt te zijn, ziet Jos maar van hem af en trouwt met oom Jerry. Het is een zeer onbeduidend boekje, dat zich in niets boven het vertaalde romannetje verheft. Of is het als persiflage bedoeld? Zoo nu en dan is het zóó onwaarschijnlijk en zoo duidelijk grappig, dat de gedachte aan een prikkelidylle verlossend is.
| |
Vertaalde werken
H.L. Wilson. De filmfantast. Uit het Engelsch vertaald door A.E. de Vries. - H.D. Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem. 1925. (427 blz.)
geb. f 2.90
Een alleraardigst boek, dat in de voor bijna iedereen aantrekkelijke schijn-wereld van Hollywood speelt. Merton Gill, een winkelbediende, die een hartstocht heeft voor 't beroep van filmartiest, trekt met zijn moeilijk overgespaarde duitjes naar dat land van belofte. Een bijzonder amusante beschrijving van een groote filmmaatschappij en van de manier waarop de films worden samengesteld volgt. De arme Merton, die wel wat aanleg heeft, loopt steeds zonder eenig werk rond, en wanneer hij eindelijk een figurantenrolletje krijgt en zijn middelen bijna zijn uitgeput, besluit hij op het terrein te blijven. Hij overnacht in een ‘blokhut’, die voor een opname gebruikt is en eet overgeschoten eten op, dat de mannen in de blokhut klaarmaakten. Op een verfrisschende manier worden alle melodramatische films beschreven en als quasi-serieus opgevat.
Merton zou het niet in zijn hoofd krijgen met zoo iets prachtigs als een goede melodramatische film te spotten. Juist zijn diepe ernst en zijn argeloosheid doen hem ten laatste slagen. Maar héél anders dan hij gedacht had. Hoe - dat moet de lezer zelf maar uitvinden, anders is een groot deel van de spanning weg. Allerlei humoristische persiflages op bekende filmacteurs, die hier onder andere namen optreden, zijn voor den getrouwen bioscoopbezoeker gemakkelijk te herkennen. Ook over de manier, waarop de drama's worden geënsceneerd en opgevoerd, wordt den film-enthousiast heel wat geopenbaard.
| |
Marie Diers. Gekramde Scherven. Vertaling van Dr. J. Herderschee. - A.G. Schoonderbeek, Laren. (236 blz.).
f 2.50; geb. f 3.50
Marie Diers schijnt wel onuitputtelijk in het schrijven van romans. Juist is er een boek van haar verschenen of er ligt alweer een tweede naast. Of Marie Diers nu àl te veel produceert òf dat zij niets meer te zeggen heeft - een feit is, dat, waar haar vroegere boeken zich meestal onderscheidden door een frisschen en origineelen kijk op het leven, haar laatste romans zwaarwichtige, over-serieuze en over-brave boeken zijn. De plichtvergeten vrouw, gehuwd met den fijnbesnaarden man, de onbegrepen vrouw getrouwd met den zinnelijken bruut - dat is meestal het hoofdgegeven, wanneer het tenminste niet een aantal verweesde kinderen is dat groot gebracht moet worden. Hier wordt van alles wat gegeven. De hoofdpersoon, de bijde-handte oude mevrouw von Werth, stuurt in het begin van den roman haar dochter, die het leven met den acteur Wofra niet meer kan uithouden, weer naar huis. Naderhand, wanneer haar dochter doodziek is, en zij zelf in contact komt met Wofra, neemt zij haar dochter benevens de drie kindertjes mee naar haar landgoed. De kinderen worden daar opgevoed. Van de drie kinderen blijft de oudste, Hans, voortdurend naar zijn vader verlangen: hij stuurt hem zijn eerste zelf-geschoten haas - hij schrijft hem brieven, maar de antwoorden worden door zijn eigen moeder onderschept. Naderhand, wanneer hij met zijn broertje op kostschool is, schrijft hij opnieuw aan zijn vader, waardoor het bedrog met de brieven uitkomt. Het eind van de geschiedenis is, dat de drie kinderen bij den vader, thans directeur van een tooneelgezelschap, zullen gaan wonen. Natuurlijk bevalt dit den kinderen ook niet zoo heel goed. De vader is veel uit, kan zich met de kinderen niet bemoeien, en ze moeten geheel op eigen beenen staan. Tot overmaat van ramp valt de vader in ongenade bij zijn beschermster, waardoor hij voortdurend moet reizen, en de kinderen, bijna volwassen, absoluut aan zich zelf zijn overgelaten. Maar de oude grootmoeder is er ook nog. Wanneer nu de moeder
krankzinnig is geworden, Hans aan den vooravond van een duel staat, Ilse, het zusje, in een eigenaardige liefdesgeschiedenis is gewikkeld en Roland, de tweede broer, doodziek ligt, staat ze opeens vóor hen. Onnoodig te zeggen dat de zeven-en-zeventig-jarige mevrouw von Werth de boel weer keurig op pooten zet en alles naar ieders genoegen regelt.
| |
Freeman Wills Crofts. De Moord in het Groote Park. Vertaling van Willem van Duynen. - Hollandia-Drukkerij, Baarn. (277 blz.).
f 2.40; geb. f 2.90
Een gunstige uitzondering is deze detective-roman onder de vele romans van dit genre. Dit verhaal van den moord op den warenhuisbediende Albert Smith is van de eerste tot de laatste bladzijde boeiend, en de ontknooping is, hoewel van het begin af logisch en systematisch opgebouwd, toch absoluut onverwacht. Het aardige van dit boek is de handigheid van de verschillende speurders, die uit schijnbaar doodgewone voorvallen een aanknoopingspunt vinden voor de vreemdste gebeurtenissen. Wat de spanning bovendien nog vergroot is, dat de moord op Albert Smith, die in Zuid-Afrika plaats heeft, onopgelost blijft. Een zekere Crawley wordt verdacht, maar door een
| |
| |
jury na uren aarzelen vrijgesproken. In het tweede gedeelte van het boek vinden we dezen Crawley, die gebukt gaat onder het gevoel van verdacht te worden, al is hij niet veroordeeld, in Schotland terug. Hij doet daar vreemde ondervindingen op; hij heeft een afspraak gemaakt met een kennis van hem uit dien treurigen Afrikaanschen tijd, die hem inlichtingen zal geven over den waren schuldige. Zijn meisje, aan wie hij dit goede nieuws verteld heeft, hoort tot haar grooten schrik dat de afspraak een valstrik moet zijn, daar het huis, waarheen hij ontboden is, al geruimen tijd leeg staat. In doodsangst gaat zij met haar oom en politie naar het eenzame huis, vindt dit in brand, en Crawley kan nog met moeite gered worden. Zoo is dus de politie weer in de zaak gemengd, en nu volgt er een speurtocht die zoo alleraardigst en handig in elkaar zit, dat er geen speld tusschen te krijgen is. Natuurlijk leidt het onderzoek naar den schuldige, die niet alleen deze poging tot moord, doch ook den vorigen moord op zijn geweten heeft. Onwaarschijnlijk is alleen dat de werkmethode van de beide detectives, van Dam in Zuid-Afrika en Ross uit Edinburg, zoo frappant dezelfde zijn. Alleen is Ross iets scherpzinniger, waardoor een valsch alibi aan 't licht komt. Het is een bijzonder spannende geschiedenis.
| |
Dolf Wyllarde. Hij en Zij op het Eiland. Vertaling van Truce Esser-Kuylman. - Baarn, Hollandia-Drukkerij. 1925. (241 blz).
f 2.90; geb. f 3.75
Een bijzonder aantrekkelijk boek! Schuilt er niet bij ieder van ons, misschien diep begraven onder jeugd-herinneringen, dat verlangen naar ‘het onbewoonde eiland’ van onze droomen? Zou het ons, in ons hart, niet buitengewoon aanlokken om aan te spoelen op zoo'n prachtig eiland, met zoo'n hemelsch klimaat, en te trachten als natuurmenschen te leven? Alléén maar te léven?
Den twee hoofdpersonen van dit boek valt het geluk te beurt, hoewel ze 't in 't eerst niet als zoodanig beschouwen, om door een zeehoos van hun schip te worden afgeslingerd en op het strand van ‘het’ onbewoonde eiland te worden neergegooid. ‘Hij’ is een jonge knappe Engelschman van voorname geboorte, Majoor Miles Trelawney, ‘zij’ is een puriteinsch opgevoed meisje, Leslie Mackelt, verbitterd door een hard, vreugdeloos leven, met haar broer, die zendeling is en Leslie meenam naar Australië. Ze behooren tot een geheel verschillende wereld, deze twee jonge menschen, die veroordeeld zullen zijn geruimen tijd in door de omstandigheden gedwongen kameraadschap te leven. Interessant vertelt de schrijver van Trelawneys pogingen om voor zich en zijn gezellin het dagelijksch voedsel te bemachtigen. Hoewel natuurlijk niet gewend aan handen-arbeid, weet hij toch door zijn goed verstand en helderen, practischen geest met geringe hulpmiddelen heel wat te bereiken. De langzame verandering die zich bij het verbitterde, ontevreden en ook zwakke meisje voltrekt is goed beschreven. Hoe fijn opgemerkt is bijvoorbeeld Leslie's houding wanneer Miles van een wrak dat op een nabije rots is ontdekt allerlei kleeren haalt, en ook scheergerei en zich als verrassing voor Leslie weer als ‘the swell’ van de zeereis vertoont. Inplaats van het aardig te vinden, doet Leslie geprikkeld en boos. Wanneer zij aan 't borden wasschen zijn breekt haar woede los. ‘Ik haat je, dit alles haat ik! barstte het meisje uit, met haar vinger zijn geheel veranderd uiterlijk aanwijzende. - ‘Eerst waren wij gelijken - dat heb jij veranderd - je hebt mij op mijn plaats gezet. O, ik weet wel wat mijn plaats is! Ik herinner mij hoe het op het schip was, toen ik je nooit bereiken kon; nooit zou ik tot je gesproken hebben of je gekend - als het niet hierdoor was! ... Als je eens wist hoe mijn leven geweest is! Geen kleur of heerlijkheid was
er in - jij hebt al die dingen gekend - je wéet het niet! En het was of ik er iets van mee kreeg - door jou te kennen en je te hooren praten ...’ Natuurlijk gaan deze twee jonge menschen van elkaar houden, en Trelawney ziet heel goed in dat hij Leslie tot zijn vrouw zal maken, al kan zij, Puriteinsch als ze is, daar geen vrede mee hebben ... Juist op dit kritieke moment worden ze gered. Na de eiland-episode verliest het verhaal duidelijk aan ‘schwung’. Het is ook wel eenigszins onwaarschijnlijk dat Leslie zich tot de katholieke godsdienst laat bekeeren en bovendien nog als non leprozen zal gaan verplegen. Gelukkig komt alles goed terecht en ‘krijgen’ ze elkaar in alle eer en deugd. Interessanter was de roman wellicht geworden als de subtiele verhouding tusschen Leslie en Trelawney zich in al hare noodwendigheid verder op het eiland had ontwikkeld. Met dat al: een aardig boek.
| |
Marie Diers. Gij vreemde ziel. Uit het Duitsch door W.J.A. Roldanus Jr. - G.J. Slothouwer, Amersfoort. (219 blz.)
f 2.90; geb. f 3.90.
In dit romannetje van Diers is het nu weer eens de vrouw die de slechte rol speelt. De opperhoutvester Frits Voss, een natuurmensch met een hart van goud en een gevoelige ziel, trouwt met het arme gravinnetje Lulu, een teer kind nog, achttien jaar oud. In den loop van het verhaal blijkt het, dat ze een harteloos, oppervlakkig schepseltje is zonder eenig diepgaand gevoel. Ze heeft één kind, Hete, een vreemd, stil en overgevoelig meisje, dat bijzonder aan den vader gehecht is. Het kind heeft al lang de telkens weerkeerende oneenigheid tusschen haar ouders opgemerkt, en staat geheel aan vaders kant. Wanneer de opperhoutvester door een ongeluk om 't leven komt, is het meisje diep geschokt. Moeder en dochter trekken naar Berlijn, waar Lulu weer opleeft na haar lange ballingschap. Hete voelt zich niet gelukkig bij haar frivole moeder. Ze houdt van een stillen, ernstigen dokter, dien zij in haar moeders ‘cercle’ ontmoet, maar ervaart tot haar smart, dat Lulu nog altijd méér aantrekkingskracht heeft als zij. - En zoo vertelt het boek verder van Hete's narigheden en Lulu's triomfen, die bekroond worden in een tweede huwelijk met Baron Mader. Hete is leerares aan een meisjesschool en heeft een moeilijk leven. Uit het tweede huwelijk van Lulu wordt een dochtertje geboren, waarvan Hete dolveel gaat houden. Frau Lulu sterft plotseling door haar onvoorzichtig leven, en Hete, die, ondanks alles, veel van haar moeder is gaan houden, is ontroostbaar. Maar zij vindt haar moeder terug in het halfzusje, dat innerlijk en uiterlijk Lulu's evenbeeld is. Vol toewijding voedt zij het kind op dat voor haar geen ‘vreemde ziel’ is.
N.v.K.-B.
|
|