Boeken over muziek
De Muziek in Europa na Wagner, door Herbert Antcliffe, vertaald door J. de Gruyter. - Uitgeversmaatsch. Elsevier, Amsterdam. MCMXXV.
DE heer Herbert Antcliffe heeft een merkwaardig boekje geschreven over bovenstaand onderwerp, en de uitgeversmaatschappij Elsevier heeft het uitstekend idée gehad dit te doen verschijnen in een Nederlandsche vertaling (die over het algemeen goed is, maar op sommige plaatsen faalt in muzikaal opzicht - bv. op blz. 86, waar gesproken wordt van ‘de binnenste deelen’ van een accoord). Onlangs, ter gelegenheid van eene bespreking aangaande Dyson's ‘The new Music’, huldigde ik vooral ‘den muzikalen Engelschman’, en nu al weer is het Herbert Antcliffe die een uiterst verrassende studie schrijft met diepe kennis van zaken, bovenal eclectisch en juist-afgewogen van schifting. De Engelschen hebben een perfecte smaak inzake kunstvoorwerpen - meubelen, kleeding, en een onfeilbaar begrip van ‘kwaliteit’. Ze hebben geen kleinzieligheden (They are not mean), geen aanbidding voor bepaalde groepjes van klets-kring-kunstenaars - ze laten zich niet beïnvloeden - omdat zij nu eenmaal meer ‘common sense menschen’ zijn dan welk ander volk ook. Hiervan geeft de heer Antcliffe al dadelijk een overtuigend bewijs; door met geen woord te reppen van de Nederlandsche componisten - hij zegt met een keurige geste dat de heer Sem Dresden zich reeds van die taak gekweten heeft in een reeds verschenen werkje (bij denzelfden uitgever). Men kan het werk van Antcliffe openslaan en overal zult ge iets ‘te vertellen’ vinden. Met geleerde woorden en holle phrasen wordt niet gepronkt. Alles is hier doelmatig - gedocumenteerd - verrassend en prettig. De diepgaande studie over Schumann in den aanvang van het boek is admirabel - wat hier beweerd wordt is treffend uit een oogpunt van muzikaal begrijpen en meêvoelen.
De heer Antcliffe is alleen al reeds te loven voor wat hij over Delius te vertellen heeft. Delius, die in Holland bijna niet gespeeld wordt - vermoedelijk eenigszins in een hoek geduwd door een overdreven Mahler-vereering. Hoe juist is het, hem aldus te kenschetsen: Hij is misschien de eerste der groote ‘natuurlijke’ musici van hen die geheel neerschrijven wat zij voelen zonder verwijzing naar eenige formule, uitgedacht door hunne voorgangers zonder zelf eenige nieuwe formule vast te stellen.
Die meneer Antcliffe moest maar eens een dergelijk boekje over Delius laten verschijnen - liefst met eenige notenvoorbeelden. Voor Nederland zou dit iets zeer nieuws en dankbaar-merkwaardigs zijn. Wat over Ravel's beangstigende kieskeurigheid wordt medegedeeld, is overrompelend juist - hoe knap is eveneens de beschouwing over den rijken invloed van Liszt op de kopstukken der hedendaagsche muziek. Juist dit onderwerp wordt in den regel verwaarloosd of over het hoofd gezien. Dat Liszt Wagner ontegenzeggelijk beïnvloedde, wordt toegegeven - ofschoon dit reeds genoeg bewijst in verband met datgene, waarvan Strausz-Ravel-Debussy geprofiteerd hebben. Antcliffe heeft het alweer zeer pregnant doorvoeld en allerbeschouwendst behandeld. Een aardig hoofdstuk vind ik ‘de experimentalisten’. Zonder hun iets te kort te doen, behandelt hij met smaak de voor een Engelschman naar mijn opinie ‘ugly music’ van een von Webern, Alban Berg, Schönberg of Wellesz. Dat hij Casella in deze categorie plaatst, bevreemdt mij eenigszins, aangezien deze zich, zelfs als a-tonalist, toch niet in die richting beweegt. De a-tonaliteit is zeer betrekkelijk in algemeenen zin en ik ben het ook wel eens niet eens met den heer Antcliffe (gelukkig maar) als hij beweert, dat a-tonaliteit vernietiging van tonaliteit of sleutel ten gevolge heeft. Wat hij met ‘of sleutel’ bedoelt is mij niet duidelijk; waarschijnlijk zit hier de oorzaak in een minder gelukkige vertaling van den een of ander muzikaal-technischen term. Het zou mij niet verwonderen als binnenkort nieuwe uitgaven van dit meesterlijk-doordachte boekdeeltje zullen verschijnen. Het geeft een interessanten kijk op de muziek in Europa na Wagner en eveneens een voortreffelijk getuigschrift voor de knapheid en gevoeligheid van den schranderen essayist Herbert Antcliffe.
ALEX. VOORMOLEN
N.B. Wordt op blz. 67 (over Albeniz) niet ‘Catalonia’, het orkestwerk, bedoeld in plaats van ‘Ibéria’?