‘Nieuw geslacht? De poëzie is eeuwig, zij kent geen geslacht. Zij was levend in Dante, in Vondel, en in mij, die een onwaardige ben. Ah, deze jongelingen hebben de mond vol over religie en geestelijke bewustwording, zij zoeken naar een expressieve kracht, maar zij kennen niet de diepste verdienste van de poëzie, die tegelijk haar bestaansrecht uitmaakt. Zij hebben de poëzie gemaakt tot een dissonant, terwijl het de taak des dichters is, schoonheid te scheppen, en den menschen aangenaam te zijn’.
‘Maar denkt U dan niet, dat het innerlijk ...’
‘Innerlijk? Pardon, meneer, het gaat om de poëzie. Om haar alleen, en, natuurlijk om haar bedienaren. A propos, wist U dat Van de Woestijne verzwagerd was aan Maurice Roelants? Dit werpt een belangrijk licht op het gedicht van dezen laatste, “Het roode Poesje”, dat in twee exemplaren bij “Het Emmertje” verscheen’.
‘Wat denkt U, ik mag dat misschien vragen in dit verband, van de andere Vlamingen?’
‘Vlamingen? Ah, Van de Woestijne, de melancholische. Voor de rest? Ja, de Fonteintjesmannen. Zij zijn bepaald aangename menschen, en schrijven beslist vlotte verzen, met een niet te onderschatten anecdotische waarde. (Brunclair, die juist langs de horretjes slentert: “Het Vaderhuis staat al lang te huur”).
En Moens, zou hij ...’
‘Moens? Veel te religieus. Och, die menschlievendheid. De dichter, als enkeling, wat zeg ik, als door den Kosmos tot eenzaamheid gedwongen zanger ...’
(Van Eckeren snorkt harder. Op den achtergrond gaat een vergadering uiteen van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, waarop Ritter sprak over Het Huis van een Kunstenares).
Greshoff zet zijn bril recht.
‘U excuseert me? Ik moet de winkel nog afstoffen. We hebben vanavond een verguldpartijtje. Jan van Nijlen heeft een zoontje gekregen, en ik moet nog een versje van buiten leeren’.
De klant vertrekt. De gordijnen zakken. De vliegen vallen neer op de koek. Meneer Aangenaam gaat zijn beste pak aandoen.
Nee, Heeren, gooi de zaak maar dicht! De winkelbel is valsch, de mot zit in de gordijnen, en ... we koopen toch niet bij mannen met kalotjes!
A.K.
Eén raad: deze ferme jongens, die 't land hebben aan mannen met kalotjes en wier wekker met de klok van 't Vaticaan precies gelijk loopt, moesten ook niet langer bij tante Betje op bezoek willen. In dezelfde Kroniek lezen we: ‘Geen onvertogen woord staat er in en geven deze gedichten ...’ etc. Wel foei!