Brief uit Italië
De Letterkundige Prijs
Een vorig maal vertelde ik u, hoe door het initiatief van den jongen, zeer ondernemenden uitgever Arnaldo Mondadori een academie was ontstaan, die o.a. een letterkundigen prijs had uitgeloofd. Het bekroonde werk moest een roman zijn; niet minder dan tweehonderd vijf en veertig schrijvers hebben op de roepstem van den heer Mondadori een antwoord gegeven, wel een bewijs dat de roman in Italië nog lang niet dood is. - En al begreep men dat tweehonderd van de tweehonderd vijf en veertig boeken al onmiddellijk ter zijde zouden kunnen worden gelegd als weinig of niets met ‘litteratuur’ te maken hebbend, er bleven dan toch nog altijd vijf en veertig romans die in meer of mindere mate de belangstelling waard waren, en dat is toch geen geringe oogst! - De verwachtingen voor de toekenning van den prijs waren zeer gespannen, te meer omdat juist de laatste twee jaren een nieuwe generatie schrijvers aan het woord is gekomen die voor de toekomst, door den ernst waarmee er gewerkt wordt, zeer veel belooft.
Edoch, toen de verwachtingen op z'n hoogst gespannen waren kwam het teleurstellend verdict van de jury, dat bijna ongeloofelijk in onze ooren klonk: De jury, al moest zij toestemmen dat er onder de mededingers menigeen een verdienstelijk boek had geschreven, vond toch geen der boeken den prijs waard en besloot daarom dien prijs niet toe te kennen. - Dit vonnis kwam zoo onverwacht dat men in het eerst er niet aan dacht er verzet tegen aan te teekenen. Maar nu men langzamerhand wat bij is gekomen en eenige indiscreties over namen van mededingers en hetgeen er achter de coulissen gebeurd is uitgelekt zijn, komt de storm eerst los.
Hoe is het mogelijk, vraagt men zich af, dat er, terwijl er in Frankrijk jaarlijks een twintigtal prijzen worden uitgedeeld, er in Italië niet één, zegge één prijs kan worden toegekend; zijn wij zóó arm aan schrijvers, aan romanciers? Het tegendeel is waar: vooral den laatsten tijd is er een nieuwe bloei, die zeer opmerkelijk is en ook in het buitenland belangstelling vindt. Hoe moet men dan dit zonderling vonnis verklaren? Moet men eenvoudig spreken van het ‘Schandaal Mondadori’ zooals men in sommige kringen begint te doen, er mee bedoelend dat er bij de beoordeeling der werken dingen gebeurd zijn, die beter niet hadden kunnen gebeuren? Ik voor mij geloof dat de zaak niet zoo eenvoudig is; de namen der academieleden zijn er ons een waarborg voor dat niet een klein schandaaltje zonder meer de oorzaak is van dit alles; neen de oorzaak zit dieper. Allereerst is de academie uit te heterogene bestanddeelen samengesteld; zeker, het is zeer te prijzen dat mannen uit allerlei letterkundige richtingen in de jury zitting hebben: dit is ons een waarborg dat men niet een bepaalde richting of school zal beschermen en bevoordeelen; maar voor iemand die onze letterkunde en onze letterkundigen van dichtbij kent is het duidelijk dat er wel heel moeilijk een roman zal worden gevonden, die zoowel Borgese als Niccodemi, Pirandello als Brocchi, Panzini als Oietti, Beltramelli als Croce geheel bevredigen zal; de eischen die zij aan een roman stellen zijn daarvoor te verschillend, te veel met elkander in tegenstelling. Dat is voor mij de reden dat men gemakkelijk tot een andere fout vervallen is; instede een goeden roman, of zoo één niet boven de anderen uitblonk, twee of drie goede romans te bekronen, is men op zoek gegaan naar een ‘Divina Commedia’, naar een ‘Orlando Furioso’ of wat men
verder noemen wil, d.w.z. men heeft ‘het onsterfelijk meesterwerk’ willen vinden en men heeft niet begrepen dat, ten eerste, dit niet het doel was van de prijsvraag; ten tweede zulk een meesterwerk maar niet voor het grijpen en het bekronen ligt; ten derde, ook al was er de onsterfelijke onder de mededingers, de jury dit toch niet zou hebben uitgemaakt, daar niet een daarvoor samengestelde jury van tijdgenooten, maar slechts het nageslacht oordeelt of een boek de onsterfelijkheid waard is of niet. Een schandaal is er dus niet geweest, niets echter wijst er op dat het schandaal niet nog zal komen; integendeel, wanneer nu langzamerhand de besten onder de mededingers, zooals bijvoorbeeld Federigo Nardelli en Goffredo Ginocchio, die in een ingezonden stuk in de ‘Corriere della Sera’ hun werk fier verdedigden, hun boeken bij de verschillende uitgevers zullen publiceeren zal de storm van verschillende zijden eerst los komen, men hoort het al rommelen in de verte ... Dit staat in ieder geval vast, dat de uitgever Mondadori, die tot nu toe steeds in de stijgende lijn was, zoodat hij wel als de belangrijkste en beste op het oogenblik kan worden beschouwd, hiermee een zeer kwade zaak heeft gedaan en de juryleden noch aan onze letterkunde, noch aan zich zelf een dienst hebben bewezen. -