| |
Boekenschouw
Oorspronkelijke werken
Mâs Rânoe. John van Aerzens cadettentijd. - L.J. Veen, Amsterdam, zonder jaartal (227 blz.)
f 3.90
Dit boek beschrijft ons het leven van John van Aerzen, als cadet in Breda. Het is een onderhoudend maar eenigszins onbelangrijk romannetje. De liefdesgeschiedenis van John en Julie de Lore is zeer conventioneel. Het meisje mag van haar moeder niet met John ‘gaan’ en wordt op allerlei manieren van hem verwijderd gehouden. Een geweldige val van zijn paard, waarbij John nogal ernstig gekwetst wordt, doet voor Julie de kans keeren, en mama geeft eindelijk toestemming. Voor oud-cadetten zal de beschrijving van het leven op Kilacadmon (in cadettenjargon de benaming voor de K.M. Academie) wel veel aantrekkelijks hebben. De gedeelten waarin bv. het opstootje op de kermis en de gevolgen voor de cadetten worden beschreven, zijn ook de beste en de levendigste van het boek, en het is duidelijk dat de schrijver bij deze passages geheel ‘in’ zijn onderwerp was.
| |
F.F. van der Ven. De groote vinding. - N.V. Van Loghum Slaterus' Uitgevers-Maatschappij, Arnhem 1925 (258 blz.)
f 2.90; geb. f 3.90
De inhoud van dit fantastische verhaal doet ons sterk aan Jules Verne denken. Het voorbericht deelt mee dat de volgende bladzijden het dagboek zijn ‘van Jacob van Meerle, zooals dat gevonden werd drie dagen na den noodlottigen val welke voorloopig een einde maakte aan illusies van vele eeuwen en zulks juist op het tijdstip dat
| |
| |
deze illusies werkelijkheid gingen worden’. De groote vinding, waarover het dagboek handelt, is, zooals een der uitvinders in het begin van het dagboek vertelt, ‘een geheel nieuwe voortbewegings-methode, die een langzame of snelle opstijging in iedere gewilde richting (dus ook zelfs verticaal) mogelijk maakt. Het is een methode, waarmede de beweging ook voortgezet kan worden tot zelfs buiten onzen dampkring, en waarmede tot heden ongekende snelheden bereikt kunnen worden’. De uitvinder, de Lang, vraagt en krijgt financieelen steun van den dagboekschrijver, en nu volgt de verwezenlijking van het grootsche idee. Het langzaam vorderen van de plannen, de voorbereidingen, de eerste proeven en de spanning waarin het resultaat wordt verbeid is vlot en onderhoudend geschreven, hoewel de technische uiteenzettingen voor den niet deskundigen lezer wel eens wat ingewikkeld zijn.
Als bekroning van de vele proefreizen zal men een reis naar de maan ondernemen. Als groote gunst mag van Meerle, de financier der zaak, mee als passagier. De bevindingen onderweg zijn uiterst suggestief weergegeven en het dagboek lijkt een werkelijk relaas van een werkelijke reis. Natuurlijk komen de drie reizigers door een of andere fout in de constructie van hun luchtschip om. De snelheid waarmee het projectiei naar de aarde daalt kan niet worden getemperd, en alles moet te pletter vallen. Tot op het laatst blijven ze in draadloos contact met de aarde; de dagboeken en papieren worden in schokvrije en drijvende kistjes gedaan, en de belangrijke proefneming eindigt voor allen met den dood.
| |
Willem Zimmerman. De schoone eenheidsdroom. - A.G. Schoonderbeek, Laren, zonder jaartal. (228 blz.)
f 2.90; geb. f 3.90
Tine van Marckwijck, een gelukkig getrouwde vrouw met twee aardige kinderen en een opgewekten, zij het eenigszins oppervlakkigen man, ontmoet een jeugdkennis van haar echtgenoot, Henk van Raalte, en merkt al heel gauw dat deze Henk heel wat serieuser en intelligenter is dan haar man. Tine meent nu dat ‘ze niet meer kan leven, kalmpjes-aan dag-aan-dag voor het gezin, in haar afgepast leventje van sleur, met haar dosis lectuur, haar uurtje pianospelen. Er was iets in haar aangeraakt. Er was iets in haar getroffen, dat wilde leven en dieper leven dan het gedaan had’, enz. enz. Het kan niet anders of Tine en Henk van Raalte krijgen elkaar lief; maar Tine durft niet aan haar man alles te zeggen, en zoo blijven ze maar voorttobben. Een fijn en menschelijk geteekend figuurtje is Lien, de huishoudster van Henk, die de groeiende intimiteit tusschen hem en Tine ziet en er diep onder lijdt. In haar stil en onzelfzuchtig bestaan is Henk haar afgod en haar koning, en zij voelt hoe Tine, die toch een man en een gezin heeft, haar ook de zwakke liefde van van Raalte ontsteelt.
De roman van Tine en Henk eindigt wel heel onwaarschijnlijk. Na maanden van verborgen liefde, gestolen kussen en verstolen omarmingen (Kees, de man, merkt nergens iets van) komt de ontknooping. Kees vindt toevallig Tine's dagboek, waar zij haar liefde voor den anderen man in beleden heeft. Natuurlijk is hij diep geschokt en wil Tine niet tegen haar wil bij zich houden. Dan eerst voelt ook Tine dat ze haar man niet kan verlaten, vooral niet, omdat ze - van hem een kind verwacht. En tot Henk, die natuurlijk door Tine's houding verbitterd is, zegt ze: ‘O, als we elkaar vroeger gekend hadden! Jij zoudt me hebben gegeven wat anderen niet gekund hadden, dat weet ik ... Het mag niet Henk ... Ik kan mijn geluk niet nemen ten koste van anderen. En daarbij: er wordt me een nieuwe taak opgelegd ... Maar later, in stille oogenblikken, zal mijn eenzaamheid alleen dragelijk worden door onze liefde, die iets in mij heeft ontgonnen dat niet meer te niet kan, nooit meer ...’
| |
Jeanne Reyneke van Stuwe. Het ideaal. - Amsterdam, L.J. Veen. Zonder jaartal. (184 blz).
f 3.50; geb. f 4.50
In dezen knap geschreven roman geeft de schrijfster ons het conflict te zien tusschen twee zéer hoogstaande menschen, een schrijver Leo van der Marck en een jonge zeer begaafde vrouw, Joanna Rovaerts. De gedichten van Joanna, die zij onder het pseudoniem Psyche publiceert, hebben Leo bijzonder ontroerd; hij verbeeldt zich liefde voor de schrijfster te voelen. Hij komt door zijn redactioneel werk voor een tijdschrift met haar in aanraking en ook zij heeft een bijzondere diepe vereering voor hem, die zij meent dat liefde is. Voor Leo geeft zij den man, die echt en warm van haar houdt, op, en verlooft zich met den kunstenaar. Het groote en diepe geluk dat zij nu denkt te bezitten, vervult haar in 't geheel niet. Alles is een teleurstelling. Ook de man wordt geïrriteerd door Joanna's blinde liefde en devote toewijding. Hij merkt dat hij niet verliefd is op haar. Hij had voor haar een groote zeer innige sympathie, een diepe, bewonderende waardeering ... en deze geestelijke gevoelens kon men misschien wel ‘liefde’ noemen; maar van verliefdheid - toch ook een onmisbaar element - was daarbij geen sprake. Toch zou het óok nog wel beter gegaan zijn wanneer zij verliefd was op hèm ... Maar daarvan was in 't gehéél geen sprake. Haar ‘liefde’ reikte boven de hoogste hemelen uit, en al het aardsche joeg haar een formidabele vrees aan ... Zij zijn alleen harmonisch samen wanneer zij over Poot, Gorter en andere dichters praten en samen ‘Jan van Goyen’-luchten bewonderen.
Gelukkig zien zij beiden hun fout in. Leo verbreekt het engagement dat tot ‘het ideaal’ van een huwelijk tusschen twee kunstenaars moest leiden en trouwt met de vrouw, die al lang van hem hield, terwijl Joanne haar eens versmaden aanbidder weer in genade aanneemt.
| |
Ivans. Onze groote onbekende. Uit het leven van een vrouwelijke detective. No. 5 der May-serie. - A.W. Bruna & Zoon's Uitgevers-Maatschappij, Utrecht. (264 blz.).
f 1.25; geb. f 1.90
Deze aardig in elkaar gezette detective-roman vertelt van een juweelendiefstal waarin Russische revolutionnairen de hand hebben. De diefstal die nog met moord gepaard gaat en talrijke verwikkelingen meebrengt wordt gepleegd in Bergen bij Alkmaar, een plaatsje dat bijna iedereen kent. Dit verhoogt de aantrekkelijkheid nog. Mrs. O'Neill weet natuurlijk het verwarde kluwen van geheimzinnige gebeurtenissen, waarin een gewoon sterveling geen ‘kop of staart’ zou weten te vinden, netjes en gladjes te ontwarren en vertrekt met de gestolen Russische juweelen weer naar Londen.
| |
Vertaalde werken
Edith Wharton. Maneglimpen. Vertaling van J. Lourens. - Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, zonder jaartal. (347 blz.)
f 2.90; geb. f 3.75.
In dezen amusanten roman geeft de schrijfster een alleraardigst beeld van het leven der rijke Amerikanen die tot de z.g. Society behooren. Het verhaal beschrijft het huwelijk van Susy Branch en Nick Lansing. Susy heeft zelf geen cent, evenmin als haar man; ze zijn getrouwd op alle chèques die ze als huwelijkscadeaux gekregen hebben en hopen door voortdurend in aan hen geleende huizen te wonen zonder veel geld niet alleen te kunnen rondkomen, maar ook te blijven ‘meedoen’ in die luxueuse wereld, waarin Susy altijd heeft verkeerd.
Natuurlijk loopt het mis; Nick heeft een zeer streng gevoel
| |
| |
van moraliteit, en het feit dat zijn vrouw een vriendin van haar helpt in het bedriegen van haar echtgenoot vervreemdt hem van haar. Nick verlaat Susy, die in het prachtige geleende paleis in Venetië achterblijft, wanhopig over de verwijdering. Uit dépit besluit ze een oud vriend, Lord Altingham, schatrijk, te trouwen, maar bemerkt nog op de laatste nipper dat ze te veel van Nick houdt. Natuurlijk komt alles goed terecht. Nick en Susy, al halverwege in een echtscheiding gewikkeld, verzoenen zich en besluiten hun leven op een meer ware en eerlijke basis opnieuw te beginnen. Het boek is onderhoudend en amusant geschreven.
| |
Jörgen Falk Rönne. De consulsvrouw. (Konsulinden). Uit het Deensch vertaald door A. en E. Huber. - Amsterdam, Uitgeversmaatsch. Elsevier. 1925.
f 1.90; geb. f 2 50
Dit is weer een van die opgewekte en ongekunstelde boekjes, zooals Rönne er meer schreef. De consulsvrouw komt als een frissche bries in het kleine plaatsje in het hooge noorden. Petersen, de consul, heeft zij leeren kennen op een zeereis; zij is nl. linnenjuffrouw op een schip geweest. Alleraardigst wordt de eerste ontmoeting beschreven. De consul lijdt zeer aan zeeziekte op een uiterst onstuimige zeereis. De linnenjuffrouw is overal tegelijk, zorgt voor iedereen en is altijd even vroolijk en opgewekt. Den consul geeft ze een baby, waarvan de moeder zwaar ziek is, in den arm, om er op te passen. ‘Dus lag de consul met het kind in zijn arm, terwijl zij kwam, zoodra zij kon om het te verzorgen en melk te geven. Het ging heel best. - Toen pas begon de consul haar eens goed aan te kijken. Hij had haar wel is waar al eerder gezien en opgemerkt dat zij er aardig knap en flink uitzag en handig was. Hij had ook wel gemerkt dat zij gezag had. Den eersten dag op de Noordzee had hij er een deken bij gevraagd.
‘Neen’, zeide zij, ‘wij hebben er niet zooveel en die wij hebben zijn voor de werkelijk zieken. Als u het koud hebt, kunt u uw onderbroek aantrekken ...’
De consul vraagt haar ten huwelijk, maar zij zegt neen. Wanneer Petersen zich dapper weert in een vreeselijken stormnacht, veranderen haar gevoelens.
‘Wanneer is deze heugelijke verandering in uw gevoelens ingetreden, als ik zoo vrij mag zijn te vragen?’
Toen barstte juffrouw Hansen in haar helderen lach uit en zei met vuurroode wangen:
‘Toen ik u in de machinekamer zag’.
Petersen dacht aan het costuum, waar hij toen in optrad en voelde zich beleedigd; het meisje hield hem blijkbaar voor den gek. Maar toen zei juffrouw Hansen op haar vrijmoedige manier:
‘Ik dacht dat u alleen maar zoo'n mijnheer was met een hoogen hoed en handschoenen en een portefeuille en deftige gevoelens; maar toen zag ik dat u een braaf mensch en een man was’. - ‘O’, zei Petersen, en hij voelde zich erg verlegen over haar lof en wenschte dat hij veel braver was dan hij van zichzelf wist.
Hij trouwt met haar en natuurlijk geeft haar komst in het kleine plaatsje veel beroering. Hoe de aardige, hartelijke maar wat ruwe consulsvrouw iedereen weet in te pakken en zich alom bemind weet te maken, vertelt Rönne ons in den loop van het verhaal op zijn fijngevoelige en bekoorlijke manier.
| |
Pamela Wynne. De held harer droomen. Vertaling van Chr. Moresco-Brants. - Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. (298 blz.).
f 1.90; geb. f 2.50
Het vorige verhaaltje van deze schrijfster, ‘Ank is 'n malle’, was, hoewel niet diep-gaand, een aardig en amusant bakvisschenromannetje. Dit boekje is zóó onwaarschijnlijk, onbeduidend en opgeschroefd, dat het beter onvertaald had kunnen blijven. De hoofdpersoon is een heel jong meisje, Monica Field, dat wordt opgevoed bij drie verdroogde oude tantes, die niet weten hoe een jong meisje geleid moet worden en haar omtrent alles onwetend laten. Op een van haar wandelingetjes met den hond ontmoet zij een bijzonder knappen man, die evenwel verlamd is en in een stoel wordt voortgereden.
Door toevallige gebeurtenissen maakt zij kennis met hem, wordt zeer op hem verliefd en, alweer héél toevallig, de knappe Sir Gregory Fanshaw (bovendien nog schatrijk) vraagt Monica ten huwelijk, alleen om aan een huwelijk met een andere vrouw te ontsnappen. Hij meent dat hij toch zijn leven lang gebrekkig zal zijn, zoodat het slechts een huwelijk in naam is. Natuurlijk komt er een bijzondere dokter, die, wanneer zij getrouwd zijn, Gregory's verlamming geneest. Gregory heeft nu spijt van zijn onberaden stap. Monica is nl. dol op hem en verveelt hem met haar aanhaligheden. In den loop van het verhaal komen nog de zotste avonturen voor. Monica wordt in Eng. Indië door een Indischen prins ontvoerd, maar juist op 't moment dat hij haar zal ‘benaderen’, komt er weer wat tusschenbeide, zoodat Monica ongerept het paleis verlaat. Haar man gelooft evenwel dat de prins haar ‘onteerd’ heeft, wenscht haar niet meer te zien en zendt haar naar Engeland terug. Haar schip vergaat, maar zij wordt (o wonder) gered, komt op een door wilde stammen bewoond eiland, waar zij, dat spreekt vanzelf, haar man ontmoet, die daar op een vliegtocht gestrand is en n.b. als koning is uitgeroepen. Ze verzoenen zich teeder en weten al gauw naar Engeland te ontsnappen. - Een onwaarschijnlijk romannetje, dat door de eigenaardige situaties die erin voorkomen voor bakvischjes zeker niet geschikt is.
| |
Gertie de S. Wentworth James. Het Huis van Mysterie. Vertaald door Dicky Wafelbakker. - A.W. Bruna & Zoon's Uitgevers-Maatschappij. Utrecht. (239 blz.)
f 1.80; geb. f 2.25
Rosabel Sayer, de heldin van dit oppervlakkige en slecht geschreven romannetje besluit, hoewel zij een zeer goede opvoeding heeft genoten, om als dienstbode haar brood te gaan verdienen. Ze komt als tweede meisje bij een rijke familie. Zij ontdekt natuurlijk allerlei ongerechtigheden: mevrouw wordt door mijnheer langzaam vergiftigd, opdat hij met een beeldschoone weduwe zal kunnen trouwen. De aardige dochter des huizes heeft een liefdesgeschiedenis met een getrouwd man, die zich evenwel uitgeeft voor jonggezel, enz. Rosa wordt, knap en lief als ze natuurlijk is, erg lastig gevallen door den zoon des huizes en raakt hartstochtelijk verliefd op een jongeling die kruidenierswaren aan de deur bezorgt, maar achteraf een schatrijk gentleman blijkt te zijn. Rosa slaagt er natuurlijk in alle personen van lichamelijken en moreelen ondergang te redden om zelf met den pseudo-kruidenier te trouwen. Het blijft een raadsel waarom dergelijke nietsbeteekenende en prullige romannetjes worden vertaald.
| |
Barones Orczy. De geheimzinnige Jim. Vertaling van C.C. Bender. - Allert de Lange, Amsterdam. (190 blz.)
f 2.90; geb. f 3.90
Hoewel een roman van Orczy nu ook niet bepaald tot de hoogstaande litteratuur gerekend kan worden, is een boek als De geheimzinnige Jim toch heel wat leesbaarder dan de onmogelijke amerikaansche en engelsche romannetjes, die tegenwoordig zoo ontzettend talrijk zijn. De geheimzinnige Jim verplaatst ons in het Engeland van omstreeks 1640 en vertelt van den strijd tusschen koning en parlement. De hoofdpersoon, James Fiennes, zoon van Lord Saye and Sele, schaart zich aan de zijde van de oproerlingen; tegen den koning. Hij is op 18-jarigen
| |
| |
leeftijd voor den vorm getrouwd met Miss Barbara Brent, toen 13 jaar. De jeugdige echtelieden zien elkaar bijna nooit, en daar ze zeer het land aan elkaar hebben en Babs pleegvader Squire Brent, wanneer hij hoort dat Jim een oproerling is, haar verbiedt hen nog ooit te zien of te spreken, is het huwelijk niets anders dan een vorm. Toch vinden ze elkaar naderhand en krijgen elkaar, ondanks het verschil in politieke gevoelens, lief. Jim bedrijft allerlei geheimzinnige heldendaden, offert bijna zijn leven voor zijn broeder en wordt nauwelijks gered van de galg. De geheimzinnigheden te onthullen zou jammer zijn voor de toekomstige lezers. De roman is aardig en boeiend geschreven en geeft waarschijnlijk wel een goed beeld van den strijd in het Engeland van dien tijd.
N.v.K.-B.
|
|